ECLI:NL:GHSGR:2004:AS2245

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
282-R-04
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Pannekoek-Dubois
  • A. Duindam
  • J. Labohm
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek in alimentatiegeschil tussen echtgenoten met betrekking tot wijziging van omstandigheden en financiële positie

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage is behandeld, gaat het om een hoger beroep van de vrouw tegen een beschikking van de rechtbank te Rotterdam. De vrouw verzoekt om een wijziging van de alimentatie die haar door de man moet worden betaald, op basis van een vermeerdering van zijn inkomen. De rechtbank had eerder de alimentatieverplichting van de man afgewezen, maar de vrouw stelt dat er nu sprake is van gewijzigde omstandigheden die een hogere bijdrage rechtvaardigen. De man betwist de behoefte van de vrouw en stelt dat hij zelf in financiële problemen verkeert door de malaise in de transportbranche. Het hof oordeelt dat er onvoldoende inzicht is in de financiële situatie van de man en zijn vennootschappen, en besluit een deskundige te benoemen om de financiële gegevens te onderzoeken. De deskundige moet zijn bevindingen rapporteren aan het hof. Het hof legt ook een aantal instructies op aan de deskundige en de partijen, en bepaalt dat de man een voorschot voor de deskundige moet betalen. De zaak wordt pro forma aangehouden tot een latere datum.

Uitspraak

Uitspraak : 22 december 2004
Rekestnummer : 282-R-04
Rekestnr. rechtbank : F2 02-4067
GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. H.C. Grootveld,
tegen
[benadeelde partij],
wonende te [x], gemeente [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. Z.B. Gyömörei.
PROCESVERLOOP
De vrouw is op 19 maart 2004 in hoger beroep gekomen van een beschik-king van de rechtbank te Rotterdam van 23 december 2003.
De man heeft op 7 juni 2004 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vrouw zijn bij het hof op 8 november 2004 per fax aanvullende stukken ingekomen. Deze stukken zijn wederom op 9 november 2004 per gewone post bij het hof ingekomen.
Op 19 november 2004 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. Hoogendoorn en de man, bijgestaan door zijn procureur.
VASTSTAANDE FEITEN
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzit-ting staat - voor zover in hoger beroep van belang - tussen partijen het volgende vast.
Bij beschikking van 24 mei 2000 heeft de rechtbank te Rotterdam tussen par-tijen, met elkaar gehuwd op [datum], de echtscheiding uitgespro-ken, die is ingeschreven op [datum]. Bij die beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw om een uitkering tot haar levensonderhoud te bepalen van ƒ 6.000,- (€ 2.722,68), afgewezen.
Bij verzoekschrift van december 2002 heeft de vrouw de rechtbank te Rotterdam verzocht een door de man aan haar te betalen alimentatie te bepalen van € 3.200,- per maand althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, zulks met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift, althans met ingang van een door de rechtbank te bepalen datum. Voorts heeft de vrouw verzocht de man te veroordelen in de kosten van het geding. De man heeft tegen dit inleidende verzoek verweer gevoerd en verzocht primair de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, subsidiair het verzoek af te wijzen dan wel meer subsidiair de bijdrage te bepalen op een bedrag dat de rechtbank redelijk acht, lager dan het verzochte bedrag, en tevens de alimentatieverplichting in tijd te limiteren.
Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de vrouw afgewezen en zijn de proceskosten gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Hieronder zal het hof zonodig op hele bedragen afronden.
BEOORDELING HOGER BEROEP
1. In geschil is de alimentatie ten behoeve van de vrouw.
2. De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende en uitvoerbaar bij voorraad, de man te veroordelen tot betaling van een bijdrage van € 3.200,- bruto in haar levensonderhoud, althans een zodanig bedrag als het hof vermeent te behoren, vanaf datum verzoekschrift in eerste aanleg althans vanaf een zodanige datum als het hof vermeent te behoren, één en ander per maand en bij vooruitbetaling. Voorts verzoekt de vrouw de man te veroordelen in de proceskosten in beide instanties.
3. De man heeft hiertegen verweer gevoerd en verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen dan wel, opnieuw beschikkende en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, ten aanzien van de verzochte alimentatie primair de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren, subsidiair het verzoek van de vrouw af te wijzen dan wel meer subsidiair de bijdrage te bepalen op een bedrag dat het hof vermeent te behoren, lager dan het verzochte bedrag, en tevens de alimentatieverplichting in tijd te limiteren, in ieder geval deze verplichting niet in te doen gaan met terugwerkende kracht, zoals het hof vermeent te behoren. De man verzoekt voorts de vrouw te veroordelen in de kosten van het hoger beroep.
4. De vrouw stelt dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden waardoor de uitspraak van 24 mei 2000 niet meer aan de wettelijke maatstaven voldoet. De wijziging is gelegen in een vermeerdering van het inkomen van de man. Ten tijde van voornoemde beschikking dreef de man een onderneming in de vorm van een vennootschap onder firma. De man is thans enig aandeelhouder en bestuurder van een verzameling van besloten vennootschappen, die alle op 31 mei 2002 zijn opgericht. Het vergaat de man volgens de vrouw in economisch opzicht derhalve aanzienlijk beter dan voorheen. De vrouw stelt voorts dat zij tegenwoordig niet meer in staat is om haar lasten te voldoen van hetgeen zij aan inkomsten genereert en dat zij zich aan de financiële afgrond bevindt. Bij de man is voldoende draagkracht aanwezig om de bijdrage in haar levensonderhoud te voldoen, waaraan zij behoefte heeft.
5. De man betwist de behoefte van de vrouw. Hij stelt dat de vrouw nimmer heeft aangetoond wat haar financiële problemen zijn en dat zij een uitkering heeft waarmee zij in haar levensonderhoud kan voorzien. Voorts stelt de man dat hij geen draagkracht heeft om een bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw te voldoen. Zijn onderneming heeft financieel gezien zo ongeveer geen bestaansrecht meer heeft. Er is sprake van een malaise in de transportbranche, op grond waarvan verliesgevend wordt geopereerd door de transportondernemingen. De grootste opdrachtgever van de man, [x] B.V., heeft de relatie met de man beëindigd en de man moet zich nu behelpen met het vinden van losse opdrachten. In de tussentijd tracht de man zoveel mogelijk te saneren. De man heeft arbeidsovereenkomsten met werknemers moeten beëindigen en vrachtwagens moeten verkopen. De ondernemingen van de man kampen met grote betalingsachterstanden en worden gefinancierd met krediet, aanvullend krediet, leverancierskrediet en het uitstellen van betaling. De omzetting van de onderneming van de man van een vennootschap onder firma in een verzameling van besloten vennootschappen is dan ook niet gebeurd om fiscaal voordeel te behalen. De reden van deze omzetting was te trachten in de geschetste financiële nood een dam op te werpen tegen privé-aansprakelijkheid van de man. De man wijst er tenslotte nog op dat hij bij de rechtbank heeft gesteld dat van hem niet langer verwacht kan worden dat hij in het levensonderhoud van de vrouw voorziet, zulks mede op grond van niet-financiële omstandigheden.
DESKUNDIGE
6. Gelet op de aan het hof overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting oordeelt het hof als volgt. Het hof heeft onvoldoende inzicht in de financiële positie van het concern – onder concern ver[x] B.V. en alle met deze vennootschap gelieerde rechtspersonen – alsmede in de financiële positie van de man. Daarom acht het hof het noodzakelijk dat een deskundige wordt benoemd, zijnde een register-accountant, die te samen met partijen en mogelijk hun adviseurs alle relevante financiële gegevens doorneemt, waarna de deskundige zijn bevindingen aan het hof rapporteert. Partijen zijn ter zitting in de gelegenheid gesteld zich over de te benoemen deskundige uit te laten. Partijen konden zich erin vinden dat het hof één deskundige zal benoemen. Het hof zal aldus beslissen. Het hof acht het tevens noodzakelijk dat het deskundigenonderzoek onder leiding staat van een raadsheer-commissaris. De raadsheer-commissaris waakt voor een onredelijke vertraging bij de totstandkoming van het deskundigenbericht en bepaalt de voortgang van het onderzoek. Het hof gaat ervan uit dat partijen en hun adviseurs de instructies van de deskundige en de raadsheer-commissaris stipt zullen nakomen en dat zij op eerste verzoek van de deskundige en/of de raadsheer-commissaris voor de deskundige en/of de raadsheer-commissaris zullen verschijnen.
7. De vrouw heeft het hof verzocht te bepalen dat de man nog nadere (financiële) stukken in het geding dient te brengen. De man heeft ter zitting uitdrukkelijk bewijs aangeboden. Vanwege de kosten die gepaard gaan met het deskundigenonderzoek hebben partijen het hof verzocht om - alvorens de deskundige zijn werkzaamheden aanvangt - hen, na overlegging van de nader door het hof te bepalen door partijen nog te overleggen stukken, eerst nog in de gelegenheid te stellen te bezien of zij in onderling overleg tot overeenstemming kunnen komen. Het hof bepaalt dat de man uiterlijk 31 januari 2005 de hierna in rechtsoverweging 8 te noemen stukken aan de vrouw en het hof over zal leggen. Het hof geeft partijen vervolgens een termijn van twee weken na indiening van deze stukken teneinde te bezien of zij in onderling overleg tot overeenstemming kunnen komen. Partijen dienen het hof hierover na deze twee weken te berichten. Hebben partijen geen overeenstemming bereikt, dan zal de deskundige zijn werkzaamheden aanvangen.
8. De man dient de volgende stukken in het geding te brengen:
1. jaarrekenin[x] B.V. 2002, 2003 en de voorlopige cijfers 2004, bestaande uit de balans en de winst/verliesrekening en de toelichting daarop;
2. aangiftes en aanslagen VPB 2002 en 2003;
3. gegevens ter zake de omzetting van de éénmanszaak in de vennootschap, waaronder de slotbalans van de éénmanszaak en de openingsbalans van het concern;
4. de geconsolideerde jaarrekening [x]. 2002, 2003 en mogelijke tussentijdse cijfers, bestaande uit de balans en de winst/verliesrekening en de toelichting daarop;
5. aangiftes en aanslagen VPB 2002 en 2003 en zo mogelijk 2004;
6. aangiftes en aanslagen IB 2002 en 2003;
7. arbeidscontract van de man;
8. jaaropgaven van de man 2002, 2003 en indien mogelijk 2004;
9. een overzicht van de bedragen die de man aan het concern heeft onttrokken voor privé doeleinden met bijbehorende specificaties over de jaren 2002, 2003 en 2004;
10. een overzicht van de schulden van de man per 31 december 2004 en zijn daaruit voortvloeiende lasten;
11. een overzicht van de activa per 31 december 2004;
12. indien er geen geconsolideerde jaarrekening is, dan de jaarrekening van alle individuele vennootschappen;
13. voor zover in de consolidatie niet alle vennootschappen zijn opgenomen, dan wenst het hof jaarrekeningen te ontvangen die niet in de consolidatie zitten;
14. de jaarrekeningen van alle vennootschappen 2002, 2003 en de voorlopige cijfers 2004.
9. De deskundige dient bij de uitvoering van zijn werkzaamheden voorts antwoord te geven op de hierna geformuleerde vragen. Om een duidelijk inzicht te verkrijgen in het verloop van het inkomen van de man acht het hof het noodzakelijk dat het hof vergelijkende cijfers verkrijgt over verschillende jaren. De deskundige dient de volgende vragen te beantwoorden:
Vr[x] B.V.:
1. Is er sprake van een geconsolideerde jaarrekening?
2. Zijn er posten buiten de geconsolideerde jaarrekening gebleven en wat is de mogelijke omvang daarvan?
3. Wat is het eigen vermogen van deze vennootschap per 31 december 2003?
4. Op basis van welke waarderingsgrondslagen is het eigen vermogen vastgesteld en geeft dit aanleiding tot een opmerking?
5. Wat is het resultaat van de onderneming in het jaar 2003?
6. Wat is de grondslag waarop het resultaat is bepaald? Geeft dit aanleiding tot een opmerking?
7. Is er een rekening-courant verhouding tussen de [x] B.V. en één van de vennootschappen binnen het concernverband? Geeft dit aanleiding tot een opmerking?
8. Is er een rekening-courant verh[x] B.V. en de [x] zijnde de man? Zo ja, wat is het verloop van deze rekening-courant verhouding en waar zijn mogelijke bedragen door de man aan besteed?
9. Zijn er aangiftes VPB 2003? Zo ja, zijn er aanslagen VPB 2003 en komen die overeen met de aangiftes?
10. Is er een toelichting op de balans en op de verlies- en winstrekening? Geeft dit aanleiding tot een opmerking?
11. Is er sprake van discontinuïteit van de onderneming?
12. Zijn er tussentijdse cijfers betreffende de onderneming over het jaar 2004 en geven die aanleiding tot een opmerking?
13. Zijn er in de winst- en verliesrekeningen over de jaren 2001, 2002, 2003 en zo mogelijk 2004 posten verantwoord die genormaliseerd dienen te worden?
Vragen ter zake M.C. [x].:
1. Is er sprake van een geconsolideerde jaarrekening?
2. Zijn er posten buiten de geconsolideerde jaarrekening gebleven en wat is de mogelijke omvang daarvan?
3. Wat is het eigen vermogen van de onderneming per 31 december 2003?
4. Op basis van welke waarderingsgrondslagen is het eigen vermogen vastgesteld en geeft dit aanleiding tot een opmerking?
5. Wat is het resultaat van de onderneming in het jaar 2003?
6. Wat is de grondslag waarop het resultaat is bepaald? Geeft dit aanleiding tot een opmerking?
7. Is er een rekening-courant verhouding tussen de Beheer B.V. en één van de vennootschappen binnen het concernverband? Geeft dit aanleiding tot een opmerking?
8. Is er een rekening-courant verhouding tussen M.C. [x]. en de [x] zijnde de man? Zo ja, wat is het verloop van deze rekening-courant verhouding en waar zijn mogelijke bedragen door de man aan besteed?
9. Welke ondernemingen zijn in de geconsolideerde jaarrekening opgenomen?
10. Is er een toelichting op de balans en op de verlies- en winstrekening? Geeft dit aanleiding tot een opmerking?
11. Is er sprake van discontinuïteit van de onderneming?
12. Zijn er tussentijdse cijfers betreffende de onderneming over het jaar 2004 en geven die aanleiding tot een opmerking?
13. Zijn er in de winst- en verliesrekeningen over de jaren 2001, 2002, 2003 en zo mogelijk 2004 posten verantwoord die genormaliseerd dienen te worden?
Vragen ten aanzien van de man:
1. Bij welke vennootschap(pen) is de man in dienst?
2. Is er een arbeidscontract tussen de man en de vennootschap(pen) waar hij in dienst is?
3. Is er een managementovereenkomst tussen de man en één van de vennootschappen?
4. Welke gelden neemt de man op ten laste van de vennootschappen betreffende de jaren 2002 en 2003, en zo mogelijk 2004?
5. Welk inkomen geniet de man in 2002 en 2003?
6. Zijn er aangiftes IB 2001, 2002 en 2003? Zo ja, komen de aangiftes overeen met de aanslagen?
7. Welke schulden heeft de man per ultimo 1 december 2004, en welke verplichtingen vloeien daar voor hem uit voort?
8. Over welke activa beschikt de man per 1 december 2004 wat is de waarde van deze activa?
PLAN VAN AANPAK
10. Conform artikel 198 lid 2 Rv staat het onderzoek onder leiding van een raadsheer-commissaris. De door het hof benoemde raadsheer-commissaris controleert de voortvarendheid van het deskundige-onderzoek en geeft leiding hieraan. In dit kader geeft het hof de navolgende instructies:
? de deskundige stelt in overleg met de raadsheer-commissaris zijn plan van aanpak op. Zo mogelijk maakt de deskundige reeds een begroting van de door hem te maken kosten;
? de raadsheer-commissaris bespreekt met partijen en hun adviseurs in aanwezigheid van de deskundige het plan van aanpak;
? de raadsheer-commissaris stelt het plan van aanpak vast, rekening houdend met de voor de deskundige geldende gedrags- en beroepsregels;
? om wantrouwen en mede op dit wantrouwen gebaseerde procedures te voorkomen acht het hof het noodzakelijk dat de deskundige zoveel mogelijk met de man en de vrouw ten kantore van de deskundige de feiten inventariseert en uitleg geeft aan partijen inzake de financiën;
? indien de hiervoor genoemde vraagstelling in het kader van het onderzoek tot hoge kosten zal leiden staat het de deskundige vrij in overleg met partijen en de raadsheer-commissaris de vraag of vragen te herformuleren;
? indien partijen niet tot een herformulering van een vraag of vragen wensen te komen en de deskundige dit gezien zijn gedrags- en beroepsregels noodzakelijk acht, zal de raadsheer-commissaris een beslissing geven inzake de te formuleren vraag of vragen, nadat hij partijen en hun adviseurs heeft gehoord, althans hun daartoe in de gelegenheid heeft gesteld;
? nadat de deskundige zijn onderzoek heeft afgerond bespreekt hij het resultaat met partijen en de raadsheer-commissaris;
? het staat de deskundige vrij om met partijen te trachten een financiële regeling tussen de man en de vrouw te bewerkstellingen;
? indien de deskundige niet binnen het hierna te noemen voorschot zijn werkzaamheden kan afronden, dient hij de raadsheer-commissaris en partijen hierover tijdig te informeren. Voorts dient hij dan een begroting op te stellen voor de werkzaamheden die hij nog zal moeten verrichten. De begroting wordt door de raadsheer-commissaris vastgesteld nadat hij partijen hieromtrent heeft gehoord, althans hen daartoe in de gelegenheid heeft gesteld. Vervolgens kan de raadsheer-commissaris een aanvullend voorschot bepalen. De deskundige dient bij de afronding van zijn werkzaamheden aan de raadsheer-commissaris een specificatie te verstrekken van de door hem verrichte werkzaamheden. De raadsheer-commissaris hoort partijen inzake de specificatie en stelt daarna de einddeclaratie van de deskundige vast;
? zo nodig beveelt het hof een comparitie van partijen ten overstaan van de raadsheer-commissaris op een door hem te bepalen plaats en tijdstip;
? verstaat dat de raadsheer-commissaris bevoegd is conform de wet de nodige maatregelen of bevelen te geven om de voortgang van het deskundigenonderzoek te bewaken en de medewerking van partijen te verzekeren terzake van het verstrekken van informatie waarbij de raadsheer-commissaris partijen kan bevelen op de zaak betrekking hebbende bescheiden over te leggen;
? verstaat dat de raadsheer-commissaris bevoegd is om aan partijen of aan één van hen de openlegging te bevelen van de boeken, bescheiden en geschriften, die zij ingevolge de wet moeten houden, maken of bewaren;
? verstaat dat er geen contractuele relatie ontstaat in het kader van dit deskundigenbericht tussen partijen en de deskundige, aangezien de deskundige conform het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering het deskundigenbericht voor het hof opstelt.
BETALING VOORSCHOT
11. Het hof acht het redelijk dat de man het voorschot van de deskundige zal voldoen alvorens hieromtrent een definitieve beslissing te geven. De man dient dit voorschot te voldoen binnen twee weken nadat door partijen aan het hof is meegedeeld dat zij niet in onderling overleg tot overeenstemming zijn gekomen.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bepaalt dat de man de in rechtsoverweging 8 genoemde stukken uiterlijk 31 januari 2005 aan de vrouw en het hof over dient te leggen;
benoemt – voor het geval partijen niet binnen twee weken na overlegging van de stukken als genoemd in rechtsoverweging 8 aan het hof hebben meegedeeld dat zij onderling tot overeenstemming zijn gekomen - tot deskundige, ter beantwoording van de hiervoor opgenomen vragen:
de heer A. Hak RA
Hak & Baak Accountants- en Belastingadviseurs
Postbus 327
3360 AH Sliedrecht
Telefoonnummer 0184-420328
bepaalt dat de deskundige niet met zijn werkzaamheden behoeft aan te vangen, dan nadat door de man een voorschot aan de deskundige is betaald van € 15.000,00, door overmaking van het bedrag op een door de deskundige aan te wijzen bank- of girorekening, en wel binnen twee weken nadat door partijen aan het hof is meegedeeld dat zij niet in onderling overleg tot overeenstemming zijn gekomen;
verzoekt de deskundige het deskundigenbericht, met redenen omkleed en ondertekend en voorzover mogelijk vergezeld van relevante en schriftelijke bescheiden aan de civiele administratie van het gerechtshof te ’s-Gravenhage, postbus 20302, 2500 EH ’s-Gravenhage toe te zenden vóór 31 mei 2005;
bepaalt dat uit het deskundigenbericht moet blijken dat partijen door de deskundige in de gelegenheid zijn gesteld opmerkingen te maken en verzoeken te doen, met vermelding van de inhoud van de eventuele opmerkingen en verzoeken;
draagt de griffier op een kopie van deze beschikking met een begeleidend schrijven aan de deskundige toe te zenden;
benoemt tot raadsheer-commissaris de raadsheer in dit hof mr. Pannekoek-Dubois;
beveelt voor zoveel nodig een comparitie van partijen en openlegging van stukken, zoals hiervoor overwogen;
houdt de behandeling pro forma aan tot zaterdag 4 juni 2005;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Pannekoek-Dubois, Duindam en Labohm, bijge-staan door mr. Buiting als griffier, en uitgespro-ken ter openbare terecht-zitting van 22 december 2004.