ECLI:NL:GHSGR:2004:AR6179

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
8 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK-03/00753
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Vonk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over onroerende-zaakbelastingen en feitelijk gebruik van een pand in renovatie voor verhuur

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 8 september 2004 uitspraak gedaan in het beroep van X te Z tegen de uitspraak van de Inspecteur van de gemeente Den Haag. Het geschil betreft de onroerende-zaakbelastingen voor het jaar 2002, waarbij de belanghebbende bezwaar had gemaakt tegen de aan hem opgelegde aanslag. De mondelinge behandeling vond plaats op 25 augustus 2004, waar beide partijen aanwezig waren.

De kern van de zaak draait om de vraag of de belanghebbende het pand aan de a-straat 1 te Z op 1 januari 2002 gebruikte in de zin van de relevante wetgeving. De belanghebbende, eigenaar sinds 15 november 2000, had het pand in bewoonde staat aangekocht met de intentie het te verhuren. Na het vertrek van de vorige bewoner op 19 december 2001, werd het pand gerenoveerd, en deze renovatie was op 1 januari 2003 nog niet voltooid. De huurovereenkomst werd pas in februari 2003 gesloten, met een ingangsdatum van 14 maart 2003.

Het Hof concludeert dat het pand op 1 januari 2002 werd aangehouden voor renovatie en niet werd gebruikt voor eigen behoeften, zoals de Inspecteur had gesteld. Daarom werd het beroep gegrond verklaard, en de aanslag werd vernietigd. Tevens werd de gemeente Den Haag gelast het griffierecht van E. 31 aan de belanghebbende te vergoeden. Het Hof oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien er geen kosten waren gemaakt door de belanghebbende. De uitspraak is vastgesteld door mr. Vonk en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
tweede enkelvoudige belastingkamer
8 september 2004
nummer BK-03/00753
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van de ambtenaar, belast met de heffing van belastingen van de gemeente Den Haag (hierna: de Inspecteur), op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde aanslag in de onroerende-zaakbelastingen voor het jaar 2002 wegens het gebruik van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als a-straat 1 te Z.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 25 augustus 2004, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen.
Beslissing
Het Gerechtshof
- verklaart het beroep gegrond,
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep alsmede de aanslag, en
- gelast de gemeente Den Haag het voor deze zaak gestorte griffierecht van E. 31 aan belanghebbende te vergoeden.
Gronden
1. Het gaat in deze zaak om de vraag of belanghebbende het pand a-straat 1 te Z op 1 januari 2002 gebruikte in de zin van artikel 1, aanhef en onderdeel a, van de Verordening onroerende-zaakbelastingen 1998, dat overeenstemt met artikel 220, aanhef en onderdeel a, van de Gemeentewet.
2. Vaststaat dat belanghebbende, die sinds 15 november 2000 eigenaar van het pand is, het in bewoonde staat heeft aangekocht met de bedoeling het te verhuren aan derden. Nadat de vorige bewoner het pand omstreeks 19 december 2001 had verlaten, is het pand gerenoveerd om het geschikt te maken voor de verhuur daarvan. De renovatie was op 1 januari 2003 nog gaande. Omstreeks februari 2003 is een huurovereenkomst gesloten, ingaande op 14 maart 2003. Tussen 19 december 2001 en 14 maart 2003 is het pand niet bewoond geweest.
3. Gelet op de voormelde feiten moet worden aangenomen dat het pand op 1 januari 2002 werd aangehouden ter renovatie in verband met verhuur aan derden. Anders dan de Inspecteur stelt, brengt dit niet mee dat belanghebbende het pand op die datum bezigde ter bevrediging van eigen behoeften. Ook hetgeen de Inspecteur overigens heeft aangevoerd rechtvaardigt die conclusie niet.
4. Het beroep is dus gegrond. De aanslag is ten onrechte aan belanghebbende opgelegd en moet worden vernietigd.
5. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, aangezien gesteld noch gebleken is dat belanghebbende dergelijke kosten heeft gemaakt. Wel dient aan belanghebbende het voor deze zaak gestorte griffierecht te worden vergoed.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. Vonk. De beslissing is op 8 september 2004 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke uitspraak. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt, is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbendde beroep in cassatie instelt.