ECLI:NL:GHSGR:2004:AR4533

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200219703
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. Wurzer
  • G. Gerritzen
  • M. van der Putten-Göbbels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag op jonge vrouw met mes

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 25 oktober 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het opzettelijk doden van een jonge vrouw door haar meermalen met een mes in haar lichaam te steken. De feiten zijn bijzonder ernstig, waarbij het leven van het slachtoffer op brute en gruwelijke wijze is ontnomen. De verdachte is eerder veroordeeld voor geweldsdelicten, wat de ernst van de zaak verder onderstreept. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank te Rotterdam vernietigd, waarin de verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaar. Het hof heeft de gevangenisstraf vastgesteld op 10 jaar, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

Bij de strafbepaling heeft het hof rekening gehouden met een multidisciplinaire Pro Justitia Rapportage, waaruit bleek dat de verdachte lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale trekken. Echter, door de beperkte medewerking van de verdachte aan het onderzoek kon geen oorzakelijk verband worden vastgesteld tussen deze stoornis en het gepleegde feit. Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte strafbaar is en dat er geen omstandigheden zijn die zijn strafbaarheid uitsluiten. De beslissing van het hof is genomen na zorgvuldige overweging van de feiten, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaren, waarbij de tijd in voorarrest in mindering wordt gebracht. Dit arrest is gewezen in het kader van de meervoudige kamer voor strafzaken van het hof, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002197-03
Parketnummer(s): 10-060070-02
Datum uitspraak: 25 oktober 2004
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 26 maart 2003 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 11 oktober 2004.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep met bewezenverklaring van de aan de verdachte tenlastegelegde moord en veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren, met aftrek van de tijd reeds in voorarrest doorgebracht, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte terzake van de aan hem tenlastegelegde moord veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren met aftrek van de tijd reeds in voorarrest doorgebracht..
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Beslissingen op nog openstaande verzoeken
A. met betrekking tot het verzoek [naam 1], [naam 2] en [naam 3] als getuigen te doen horen.
Het hof wijst af het door de verdediging verzochte verhoor van verzoek [naam 1], [naam 2] en [naam 3]. Het hof overweegt hierbij dat de verdediging onvoldoende concreet heeft aangegeven welk verdedigingsbelang gediend is met het horen van deze personen.
Feiten en/of omstandigheden die niettemin tot inwilliging van het verzoek zouden moeten leiden zijn niet of in onvoldoende mate aannemelijk geworden.
B. met betrekking tot het verzoek een tolk in de Surinaamse taal te doen horen.
Het hof wijst voorts af het verzochte verhoor van een tolk in de Surinaamse taal. Het hof zal veronderstellenderwijs, met de raadsman, uitgaan van de juistheid van de stelling dat "sang sang" niet betekent "wat heb ik gedaan", en dat verdachte zich ook niet in die zin heeft uitgelaten.
C. met betrekking tot het verzoek het dagboek van het slachtoffer en kasboekje aan het dossier toe te voegen.
Het hof constateert dat uit nader onderzoek door de politie is gebleken dat een dagboek niet is aangetroffen, en de kasboekjes niet meer te achterhalen zijn. Overigens zal het hof er met de raadsman veronderstellenderwijs van uitgaan dat van een schuld van het slachtoffer aan verdachte geen sprake is.
D. met betrekking tot het verzoek alle verzoeken van de verhoren van A.J. [naam 4] alsmede de transcriptie van de ontbrekende opnamen aan het dossier toe te voegen en het verzoek delen uit genoemde videobanden ter terechtzitting te tonen.
Het hof wijst dit verzoek af. A.J. [naam 4] is door de rechter-commissaris gehoord, waarbij de raadsman haar vragen heeft kunnen stellen met betrekking tot de pressie die de politie op haar uitgeoefend zou hebben. Het hof zal overigens geen verklaring van [naam 4] tot bewijs bezigen.
Samenvattend is het hof van oordeel dat redelijkerwijs valt aan te nemen dat door de hiervoor genoemde beslissingen noch het openbaar ministerie in zijn vervolging noch de verdachte in zijn verdediging wordt geschaad.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de aan hem tenlastegelegde doodslag heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft opzettelijk een jonge vrouw van het leven beroofd door haar meermalen met een mes in haar lichaam te steken. Op niets ontziende, brute en gruwelijke wijze is het leven ontnomen aan een jonge vrouw. De wetgever heeft de buitengewone ernst van dit soort criminaliteit tot uitdrukking gebracht door daarop een langdurige gevangenisstraf te stellen.
Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft het hof voorts acht geslagen op de omtrent de persoon van de verdachte opgemaakte rapportage, te weten:
Een multidisciplinaire Pro Justitia Rapportage opgemaakt door drs. W.L. Camoeniè, psychiater onder supervisie van drs. Th.J.G. Bakkum, forensisch psychiater en vast gerechtelijk deskundige en door drs. C. Moerland, forensisch psycholoog en vast gerechtelijk deskundige, d.d. 12 december 2002, met als conclusie en bevindingen dat er bij de verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis, met voornamelijk narcistische en anti-sociale trekken. Hiervan was sprake ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde. Als gevolg van de beperkte bereidheid van de verdachte om zijn medewerking te verlenen aan het onderzoek en zijn ontkenning van het tenlastegelegde, kon uiteindelijk geen oorzakelijk verband worden vastgesteld tussen de bij hem vastgestelde persoonlijkheidsstoornis en het tenlastegelegde. Hierdoor onthouden de rapporteurs zich van een oordeel omtrent de toerekeningbaarheid van verdachte.
Het hof neemt deze conclusie en bevindingen over en maakt deze tot de zijne.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 10 mei 2004, eerder is veroordeeld voor het plegen van geweldsdelicten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke van na te melden duur een passende reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) jaren.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mrs. Wurzer, Gerritzen en Van der Putten-Göbbels, in bijzijn van de griffier mr. Straathof.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 oktober 2004.