ECLI:NL:GHSGR:2004:AR3460

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 augustus 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200138604
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Verheij
  • M. Le Clercq-Meijer
  • J. 't Hart
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelneming aan een criminele organisatie en gekwalificeerde diefstallen met geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 17 augustus 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die zich samen met mededaders schuldig heeft gemaakt aan meerdere (gekwalificeerde) diefstallen van bestel- en vrachtwagens, alsook aan afpersing. De verdachte en zijn mededaders hebben in verschillende gevallen slachtoffers bedreigd met geweld om autosleutels te verkrijgen. Daarnaast is de verdachte betrokken geweest bij wederrechtelijke vrijheidsberoving. De criminele organisatie waaraan de verdachte deelnam, had als doel het plegen van afpersingen en diefstallen, waarbij de modus operandi bestond uit het overrompelen van chauffeurs van waardevolle goederen. De verdachte vervulde een spilfunctie binnen deze groep en heeft geprobeerd anderen te bewegen tot het plegen van gekwalificeerde diefstallen.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 oktober 2002 tot en met 11 april 2003 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie die tot doel had het plegen van misdrijven. De tenlastelegging omvatte onder andere het plegen van gekwalificeerde diefstallen en afpersingen, waarbij geweld werd gebruikt. De verdachte is eerder veroordeeld voor vergelijkbare feiten, wat heeft bijgedragen aan de ernst van de huidige zaak. Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaar en is een schadevergoeding van €119,50 toegewezen aan de benadeelde partij.

De uitspraak van het hof vernietigt het eerdere vonnis van de rechtbank te Rotterdam en spreekt de verdachte vrij van enkele tenlastegelegde feiten, terwijl andere feiten als bewezen zijn verklaard. De benadeelde partij heeft een vordering ingediend voor schadevergoeding, die gedeeltelijk is toegewezen. Het hof heeft ook de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.

Uitspraak

rolnummer 2200138604
parketnummer 1009002503
datum uitspraak 17 augustus 2004
tegenspraak
GERECHTSHOF TE '' S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 11 februari 2004 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 3 augustus 2004.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie en in hoger beroep op vordering van de advocaat-generaal gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vorderingen wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
3. Procesgang
In eerste aanleg is de inleidende dagvaarding ter zake van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde nietig verklaard, is de verdachte van het onder 1, 2 primair, 3, 4, 5, 8, 9, 10 en 11 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 6 en 7 tenlastegelegde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaar, met aftrek van voorarrest en met beslissingen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen als nader in het vonnis omschreven.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
5. Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 primair en 3 is tenlastegelegd.
De verdachte moet derhalve hiervan worden vrijgesproken.
6. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt en met dien verstande dat
1.
dat hij in de periode van 1 oktober 2002 tot en met 11 april 2003 te Ridderkerk en Rotterdam en Etten-Leur, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, welke organisatie bestond uit (onder meer) [medeverdachten 1-7] en welke misdrijven (telkens) bestonden uit
- het plegen van gekwalificeerde diefstallen en/of diefstallen met geweld en/of afpersingen van een of meer vrachtauto('s) en/of computer monitoren en/of mobiele telefoons en/of een of meer container(s) en/of bestelauto('s) en/of computeronderde(e)l(en) en/of machine-onderdelen en/of een of meer auto('s) en/of
- het plegen van wederrechtelijke vrijheidsberovingen van een of meer perso(o)n(en);
2.
dat hij in de periode van 10 maart 2003 tot en met 17 maart 2003 in Nederland, goederen, te weten computermonitoren, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van de goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
7. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandig-heden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
8. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1. Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
2 subsidiair. Opzetheling;
4. Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
5. Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
6. Diefstal door twee of meer verenigde personen;
7. Diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
8. De voortgezette handeling van Medeplegen van afpersing
en
Diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
9. Medeplegen van oplichting;
10. Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
11. Poging om een ander door beloften en het verschaffen van inlichtingen te bewegen om diefstal door twee of meer verenigde personen te begaan.
9. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
10. Strafmotivering
De advocaat-generaal mr. Ter Hart heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, dat de verdachte van het onder 2 primair en 3 tenlastegelegde wordt vrijgesproken en terzake van het onder 1, 2 subsidiair, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar, met aftrek van voorarrest. Tevens heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij F. van [naam1] van het in eerste aanleg toegewezen bedrag van [€] 119,50 en gevorderd dat de verdachte ter zake een schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich een aantal malen, samen met één of meer mededaders, schuldig gemaakt aan (gekwalificeerde) diefstallen van (bestel- c.q. vracht-)auto's (met inhoud). Dit zijn feiten die doorgaans naast onrustgevoelens financiële schade voor de benadeelden met zich brengen. Tevens heeft de verdachte zich met zijn mededaders schuldig gemaakt aan afpersing met als doel het verkrijgen van autosleutels van het slachtoffer. De verdachte en zijn mededaders zijn er bovendien in een aantal van deze gevallen niet voor teruggedeinsd de slachtoffers te bedreigen met geweld of zelfs daadwerkelijk geweld jegens de slachtoffers te gebruiken. De verdachte en zijn mededaders hebben daarmee op brute wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en het valt te verwachten dat de slachtoffers nog geruime tijd zullen lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen de verdachte en zijn mededaders hun hebben aangedaan. Bovendien heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Dit moet voor het slachtoffer uitermate beangstigend en bedreigend zijn geweest. De verdachte heeft zich met het begaan van deze feiten schuldig gemaakt aan deelneming aan een criminele organisatie welke zich tot doel stelt het plegen van afpersing in vereniging, diefstal in vereniging, dan wel opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven of beroofd houden. Immers waren deze ten laste van de verdachte bewezenverklaarde feiten kennelijk gericht op het verkrijgen van een waardevolle hoeveelheid hoogtechnische goederen. Bovendien hadden deze feiten dezelfde modus operandi, te weten het overrompelen van de chauffeur die die goederen vervoert en werden zij begaan door één of meer leden uit een min of meer vaste groep van daders. De verdachte had in deze groep een spilfunctie en vervulde bovendien in de groep een leiding gevende rol. Tenslotte heeft hij door het doen van een belofte en het verschaffen van inlichtingen getracht een ander te bewegen om een gekwalificeerde diefstal te begaan.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 27 juli 2004, veelvuldig is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder zowel gekwalificeerde vermogensdelicten als geweldsdelicten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur zoals na te melden, een passende en geboden reactie vormt.
11. Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft A.F. van [naam1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 en 3 tenlastegelegde tot een bedrag van [€] 4.119,50, te weten een bedrag van [€] 119,50 ter zake van geleden materiële schade en een bedrag van [€] 4.000,-- ter zake van geleden immateriële schade.
In hoger beroep is deze vordering wederom aan de orde tot dit bedrag.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat in ieder geval een bedrag van
[€] 119,50,-- aan gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het ten laste van de verdachte onder 2 (subsidiair) bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dit bedrag worden toegewezen.
Nu de verdachte wordt vrijgesproken van het hem onder 2 primair en 3 tenlastegelegde dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering tot vergoeding van de als gevolg van die feiten geleden immateriële schade ten bedrage van [€] 4.000,--.
De benadeelde partij dient derhalve voor dat deel niet-ontvankelijk in de vordering te worden verklaard.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
12. Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van [€] 119,50 ten behoeve van het slachtoffer A.F. van [naam1].
13. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 46a, 47, 56, 57, 63, 140, 282, 310, 311, 312, 317, 326 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
14. Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ZES JAAR.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij A.F. van [naam1] tot een bedrag van HONDERDNEGENTIEN EURO EN VIJFTIG EUROCENT en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij A.F. van [naam1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij A.F. van [naam1] in verband met zijn vordering heeft gemaakt -welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil- en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van HONDERDNEGENTIEN EURO EN VIJFTIG EUROCENT ten behoeve van het slachtoffer A.F. van [naam1], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van TWEE DAGEN.
Bepaalt dat voorzover wordt voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer A.F. van [naam1], de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen, alsmede dat voorzover wordt betaald aan de benadeelde partij de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mrs. Verheij, Le Clercq-Meijer en 't Hart in bijzijn van de griffier mr. Oudshoorn-Kloos.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 17 augustus 2004.