ECLI:NL:GHSGR:2004:AR3456

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
11 augustus 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200068904
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R. Ritter
  • A. van Dissel
  • M. Le Clercq-Meijer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en andere geweldsdelicten met terbeschikkingstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 11 augustus 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan een serie ernstige delicten, waaronder verkrachting, poging tot zware mishandeling, huisvredebreuk, en bedreiging. De feiten zijn als volgt: de verdachte drong de woning van het slachtoffer binnen terwijl deze sliep, mishandelde en verkrachtte haar, en poogde haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Dit gebeurde op een buitengewoon brute wijze, wat een ernstige inbreuk op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer met zich meebracht. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan meerdere andere delicten, waaronder bedreiging en inbraak.

Tijdens de rechtszaak werd de psychologische toestand van de verdachte onderzocht. Rapporten van psycholoog W.J.L. Lander en psychiater H.E.M. van Beek wezen op een antisociale persoonlijkheidsstoornis en verslaving aan cocaïne en cannabis. De deskundigen concludeerden dat de verdachte in licht verminderde mate toerekeningsvatbaar was, maar dat hij een groot gevaar voor de samenleving vormde. Het hof oordeelde dat de verdachte ter beschikking moest worden gesteld met dwangverpleging, gezien de ernst van de feiten en de kans op recidive.

De vorderingen van de benadeelde partijen werden toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van een van de tenlastegelegde feiten, maar bevestigde de veroordelingen voor de overige feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, met de maatregel van terbeschikkingstelling en verpleging.

Uitspraak

parketnummers 0975327403, 0902779903, 0902838303, 0903717803, 0902866303
datum uitspraak 11 augustus 2004
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken in de rechtbank te
's-Gravenhage van 2 februari 2004 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte].
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 28 juli 2004.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
3. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts is gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en is bevolen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd, met beslissing omtrent het inbeslaggenomene en de vorderingen van de benadeelde partijen alsmede met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel als nader in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
5. Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 4 is tenlastegelegd.
De verdachte moet derhalve hiervan worden vrijgesproken.
6. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
7. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandig-heden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
8. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1: Verkrachting;
2: Poging tot zware mishandeling;
3: In de woning, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
5: In de woning, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk vertoevende, zich niet op de vordering van de rechthebbende aanstonds verwijderen;
6: Bedreiging met zware mishandeling;
7: Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
8: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
9. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
10. Motivering van de op te leggen straf en maatregel
De advocaat-generaal mr. Ter Hart heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van voorarrest, en dat de verdachte ter beschikking zal worden gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd. Voor het geval het hof niet de terbeschikkingstelling van de verdachte zal gelasten, heeft de advocaat-generaal subsidiair gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij M.E.M. [naam] tot een bedrag van 1.150,00, alsmede tot oplegging van een schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van 1.150,00, subsidiair 23 dagen hechtenis, en tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij N.M. [naam1] tot een bedrag van 320,00, alsmede tot oplegging van een schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van 320,00, subsidiair 6 dagen hechtenis. Met betrekking tot de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder nummer 1 vermelde schoenen heeft de advocaat-generaal gevorderd deze terug te geven aan de verdachte.
Het hof heeft de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een serie delicten. Wat betreft de feiten 1 tot en met 3 is de verdachte -terwijl het latere slachtoffer lag te slapen- via het slaapkamerraam de woning van het slachtoffer binnengedrongen. Nadat het slachtoffer hierop wakker was geworden, heeft de verdachte haar mishandeld en verkracht. Ook heeft hij gepoogd haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De verdachte heeft hiermee op buitengewoon brute wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. Het valt te verwachten dat zij nog geruime tijd zal lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen de verdachte haar heeft aangedaan. Daarnaast brengen dergelijke feiten bij de burgers angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg.
Wat betreft de feiten 5 tot en met 8 heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan huisvredebreuk, tweemaal bedreiging en een inbraak.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 14 juni 2004, vaker is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten als ook thans bewezenverklaard, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen, terwijl de verdachte ten tijde van het plegen van de onderhavige feiten bovendien in de proeftijd van een eerdere veroordeling liep.
Omtrent de verdachte is op 1 oktober 2003 door de psycholoog W.J.L. Lander en op 30 september 2003 door de psychiater H.E.M. van Beek gerapporteerd.
Het rapport van psycholoog Lander houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:
als forensisch-psychologische beschouwingen:
"Betrokkene is een persoon die vanuit zijn persoonlijkheidsstoornis over minder adequate vaardigheden beschikt om met spanningen om te gaan. Hij heeft een gebrekkige impulsbeheersing, bij spanning wordt hij snel agressief. Passend bij zijn persoonlijkheidsstoornis is dat hij de spanningen zal proberen te verminderen met het gebruik van cocaïne. Naar de mening van de onderzoeker dient betrokkene ten aanzien van het plegen van het tenlastegelegde, indien bewezen, als licht verminderd toerekeningsvatbaar te worden beschouwd."
als beantwoording van de vraagstelling:
"De persoonlijkheid van betrokkene is gekenmerkt door antisociale trekken. Deze trekken zijn dusdanig van aard dat er sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis waaruit het plegen van het tenlastegelegde in enige mate verklaard kan worden. Betrokkene dient derhalve in licht verminderde mate worden toegerekend. De kans op recidive van een soortgelijk delict wordt als groot geschat wanneer betrokkene geen behandeling krijgt voor zijn agressie- en verslavingsproblematiek. Hij vormt een gevaar voor anderen of voor de algemene veiligheid van personen of goederen. Om het gevaar te verminderen of op te heffen, verdient vanuit psychologisch oogpunt het opleggen van de maatregel van TBS met dwangverpleging aanbeveling."
Het rapport van psychiater Van Beek houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:
als forensisch-psychiatrische beschouwingen:
"Uit het psychiatrisch onderzoek komt O. naar voren als een man waarbij sprake is van cocaïneafhankelijkheid en cannabisafhankelijkheid alsmede een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Ik acht O. in licht verminderde mate toerekeningsvatbaar voor het hem tenlastegelegde, omdat hij door zijn persoonlijkheidsstoornis eerder tot cocaïnemisbruik komt dan een ander. Indien O. niet behandeld wordt voor zijn drugsproblematiek en zijn persoonlijkheidsstoornis, is de kans op een recidief van het tenlastegelegde of een ernstiger delict zeer groot. O. is een groot gevaar voor personen. Derhalve is terbeschikkingstelling met verpleging noodzakelijk."
als beantwoording van de vraagstelling:
"Geleidelijk aan is er bij verdachte een antisociale persoonlijkheidsstoornis ontstaan in combinatie met cocaïne- en cannabisafhankelijkheid. Zijn agressieregulatiestoornis daarbij is de laatste jaren toegenomen. Ten tijde van het tenlastegelegde was er bij verdachte sprake van een ziekelijke storing van zijn geestvermogens in de vorm van een cocaïne- en cannabisafhankelijkheid. Tevens is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Ik acht verdachte in licht verminderde mate toerekeningsvatbaar voor het hem tenlastegelegde voorzover dat zij bewezen. Uit psychiatrisch oogpunt is terbeschikkingstelling met verpleging noodzakelijk."
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman verzocht de behandeling van de zaak aan te houden teneinde de verdachte nader te laten onderzoeken en/of observeren in een daartoe bestemde kliniek. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd -zakelijk weergegeven- dat met name de rapportage van de psychiater Van Beek onvoldoende duidelijk en logisch is ten aanzien van de aan de verdachte toegeschreven psychische stoornis. Uit een nieuw onderzoek zou volgens de raadsman mogelijkerwijs naar voren kunnen komen dat de verdachte -in tegenstelling tot de eerder uitgebrachte rapportages- wel degelijk volledig toerekeningsvatbaar is.
Het hof overweegt daaromtrent dat de zich in het dossier bevindende en hiervoor aangehaalde rapporten consistent en redengevend zijn. Hetgeen de raadsman daartegen heeft ingebracht vormt een onvoldoende gemotiveerde betwisting. Het hof acht zich voorgelicht en een nadere rapportage is niet noodzakelijk. Het verzoek wordt dus afgewezen.
Tenslotte heeft het hof ook nog kennisgenomen van het voorlichtingsrapport betreffende de verdachte van het psycho-medisch centrum Parnassia te Leiden d.d. 7 oktober 2003, opgemaakt en ondertekend door F. Odijk, reclasseringswerker.
Op grond van bovengenoemde rapporten en met name de hierboven weergegeven conclusies en adviezen uit de psychiatrische- en psychologische rapportage met betrekking tot de verdachte, welke het hof overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat het bewezenverklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in licht verminderde mate. Het hof is van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf en dan wel van na te melden duur passend en geboden is. In de enkele omstandigheid dat de verdachte van het, aan de totaliteit van bewezen verklaarde feiten ondergeschikte feit 4 wordt vrijgesproken, ziet het hof geen aanleiding om een lagere straf dan in eerste aanleg opgelegd en in hoger beroep gevorderd op te leggen.
Het hof is voorts van oordeel dat -gelet op de in vorengenoemde psychiatrische en psychologische rapportage vermelde persoonlijkheidsstructuur van de verdachte -het belang van de veiligheid van anderen en van de algemene veiligheid van personen en goederen vordert dat de verdachte ter beschikking zal worden gesteld. Aangezien blijkens die rapportage bovendien sprake is van een dusdanig gevaar voor recidive dat niet met enkel terbeschikkingstelling kan worden volstaan doch dwangverpleging is aangewezen, zal het hof, nu daarvoor aan de wettelijke voorwaarden bedoeld in de artikelen 37a, eerste lid, en artikel 37b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is voldaan, de maatregel van terbeschikkingstelling van de verdachte gelasten, met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
11. Beslag
Gelast de teruggave van het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 1 vermelde, te weten een paar zwarte sportschoenen van het merk Nike aan de verdachte.
12. Vorderingen tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft mevrouw M.E.M. [naam] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een bedrag van 1.200,00.
Blijkens een op 28 juli 2004 bij dit hof ingekomen brief van mr. M.G. Evers, advocaat te Leiden, handhaaft de benadeelde partij in hoger beroep haar vordering tot het -in eerste aanleg toegewezen- bedrag van 1.150,00.
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde schade is geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het ten laste van de verdachte onder 1 en 2 bewezenverklaarde.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
In het onderhavige strafproces heeft voorts mevrouw N.M. [naam1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 7 tenlastegelegde tot een bedrag van 320,00.
In hoger beroep is deze vordering wederom aan de orde tot het in eerste aanleg gevorderde en toegewezen bedrag van 320,00.
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde schade is geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het ten laste van de verdachte onder 7 bewezenverklaarde.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen M.E.M. [naam] en N.M. [naam1] tot aan deze uitspraak in verband met hun vorderingen hebben gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
13. Betaling aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers
Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de strafbare feiten is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van 1.150,00 ten behoeve van het slachtoffer M.E.M. [naam] en een bedrag van 320,00 ten behoeve van het slachtoffer N.M. [naam1].
14. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 37a, 37b, 45, 57, 63, 138, 242, 285, 302, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van DRIE (3) JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd.
Gelast de teruggave van het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 1 vermelde, te weten
een paar zwarte sportschoenen van het merk Nike aan de verdachte.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij M.E.M. [naam] tot het gevorderde bedrag van ELFHONDERDENVIJFTIG EURO ( 1.150,00) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van ELFHONDERDENVIJFTIG EURO ( 1.150,00) ten behoeve van het slachtoffer M.E.M. [naam], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de duur van 23 DAGEN.
Bepaalt dat voorzover wordt voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer M.E.M. [naam], de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen, alsmede dat voorzover wordt betaald aan de benadeelde partij de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij N.M. [naam1] tot het gevorderde bedrag van DRIEHONDERDENTWINTIG EURO ( 320,00) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van DRIEHONDERDENTWINTIG EURO ( 320,00) ten behoeve van het slachtoffer N.M. [naam1], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de duur van 6 DAGEN.
Bepaalt dat voorzover wordt voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer N.M. [naam1], de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen, alsmede dat voorzover wordt betaald aan de benadeelde partij de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partijen in verband met hun vorderingen hebben gemaakt
-welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil- en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moeten maken.
Dit arrest is gewezen door mrs. Ritter, Van Dissel en Le Clercq-Meijer, in bijzijn van de griffier mr. Van den Haak.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 11 augustus 2004.