Uit de inhoud van de door het hof gebezigde bewijsmiddelen komt - zakelijk weergegeven - het volgende naar voren:
- op 7 januari 2003 omstreeks 07.05 uur werd in het Westerpark te Zoetermeer op een fietspad nabij de voetbalvelden van DWO het stoffelijk overschot aangetroffen van G.L. [naam slachtoffer]; uit ingestelde onderzoek bleek dat het slachtoffer diverse schotverwondingen aan de rug casu quo schouder had; in de directe nabijheid van de plaats waar het slachtoffer lag is enkele dagen later een tie-rip aangetroffen;
- het Westerpark is met een auto slechts te bereiken via de Voorweg en de Heuvelweg, welke laatste eindigt in een grote lus; ter hoogte van deze lus is de voetbalvereniging DWO gevestigd;
- een zoon van de medeverdachte [naam1] heeft in het verleden gevoetbald bij DWO;
- in de kleding van het slachtoffer werd een briefje aangetroffen met de tekst: "Munchen, naam: Kozma, tijd: 2.30, slot: NMR 964, vluchtnmr: 736 en Tex: 328382;
- op 2 januari 2003 werd door de douane te Schiphol in een transitcontainer een koffer aangetroffen inhoudende een
hoeveelheid van ongeveer 14 kilo cocaïne; op de aan de koffer bevestigde bagagelabel stonden dezelfde gegevens vermeld als op het in de kleding van het slachtoffer aangetroffen briefje;
- uit de verklaringen van de vriendin van het slachtoffer, M.G. [naam2], blijkt dat het slachtoffer sinds enige tijd contact had met de medeverdachte [naam1], dat een connectie van die [naam1] op Curaçao van plan was kilo's cocaïne Nederland binnen te brengen, dat het slachtoffer op zijn beurt een connectie had die op de luchthaven Schiphol werkt en dat het slachtoffer twee zwarte rugzakken moest leveren;
- uit de verklaringen van de aangever en medeverdachte R.M. [naam3] volgt dat op 2 januari 2003 een partij van 14 kilo cocaïne, afkomstig van de Nederlandse Antillen, Nederland binnen gesmokkeld zou worden; dat (een deel van) die partij cocaïne bestemd was voor de medeverdachte [naam1]; dat hij - [naam3] - werkzaam was bij de bagageafhandeling op Schiphol, dat hij van het slachtoffer een briefje had ontvangen met daarop de gegevens van de binnen te smokkelen koffer, dat hij de cocaïne uit de koffer zou moeten halen en in zwarte rugzakken moest stoppen en vervolgens aan het slachtoffer diende af te leveren; dat hij de bewuste koffer niet in de bagagekelder heeft kunnen vinden en dat hij rond 3 januari 2003 tezamen met het slachtoffer in een door de verdachte bestuurde auto - een witte stationwagen - vanuit Amsterdam naar Den Haag is vervoerd; dat tijdens deze rit het slachtoffer tegen [naam3] zei "leg het uit aan die heren, want wat die man moest komen doen heeft hij uitgesteld om te horen hoe het eigenlijk zat"; naderhand heeft [naam3] hieromtrent verklaard: "Ik begreep hieruit dat als hij de gelegenheid niet had gehad om mij aan te horen dat hij er al niet meer geweest was."; dat [naam3] vervolgens samen met het slachtoffer door de verdachte en de medeverdachte [naam1] in een woning aan de Boerhavestraat te Den Haag van zijn vrijheid beroofd is gehouden; [naam3] heeft naderhand hierover verklaard: "Roger (waarmee hij doelde op verdachtes medeverdachte [naam1]) zei tegen Poes (waarmee gedoeld wordt op het slachtoffer) dat als hij hem niet zo goed kende dat (het hof leest: dan) had hij niets uitgesteld"; dat aan [naam3] en het slachtoffer gedurende die vrijheidsberoving op niet mis te verstane wijze, onder meer door fysieke dreigementen, te kennen is gegeven dat het niet goed met hen zou aflopen indien "de blokken" (het hof begrijpt: de partij cocaïne) niet boven water zouden komen; dat er na enige tijd nog een derde persoon de woning aan de Boerhavestraat te Den Haag binnen was gekomen en dat die persoon hem - [naam3] - met de dood had bedreigd; dat hij de volgende dag, 4 januari 2003, door de verdachte en de medeverdachte [naam1], die toen nog steeds het slachtoffer bij zich hadden, op Schiphol is afgezet om opnieuw naar de bewuste koffer te gaan zoeken; dat hij die koffer wederom niet had kunnen traceren en gebeld heeft naar de medeverdachte [naam1] op een door deze aan hem verstrekt telefoonnummer; dat hij vervolgens het slachtoffer aan de telefoon heeft gekregen en dat hij het slachtoffer heeft horen zeggen "Jongen doe wat, doe wat. Ik zit in de problemen, anders gaan die gasten ons allemaal vermoorden".
- deze [naam3] na het tonen door de politie van een foto van E. [naam4] deze persoon herkent als de hiervoor bedoelde derde persoon, die hem in de woning met de dood had bedreigd;
- de verklaringen van [naam3] worden bevestigd door de inhoud van de door [naam4] afgelegde verklaringen; uit die verklaringen blijkt namelijk dat [naam4] op 2 of 3 januari 2003 de sleutel van de woning van zijn broer Elvin aan de Boerhavestraat [nummer] te Den Haag heeft uitgeleend aan de medeverdachte [naam1], dat [naam4] in die woning behalve de verdachte en de medeverdachte [naam1] het slachtoffer [naam slachtoffer] en [naam3] aantrof, dat de deur na zijn binnenkomst werd afgesloten, dat hij - [naam4] - begreep dat [naam3] een voor de medeverdachte [naam1] bestemde partij cocaïne moest ophalen van Schiphol, dat hij inderdaad tegenover [naam3] bedreigingen heeft geuit, dat hij de volgende dag in de woning het slachtoffer met de verdachte en de medeverdachte aantrof, dat er toen door de medeverdachte [naam1] samen met het slachtoffer buiten is gebeld naar [naam3] op Schiphol, dat het hem - [naam4] - duidelijk werd dat [naam3] niets gevonden had en dat hij begreep dat het niet goed met het slachtoffer zou aflopen omdat hij had gezien dat het slachtoffer op zijn gezicht was geslagen;
- uit de verklaringen van de ex-partner van [naam3], I.J. [naam5], blijkt dat het slachtoffer in de avonduren van 5 januari 2003 in gezelschap van twee Antilliaanse mannen, van wie een rasta-haar had, bij haar aan de deur is geweest op zoek naar [naam3]; deze getuige beschrijft dat het rechteroog van het slachtoffer blauw was hetgeen door de politie aan de hand van een bij de sectie gemaakte foto-opname van het slachtoffer wordt bevestigd;
- uit de verklaringen van M.G. [naam2], de vriendin van het slachtoffer bij wie hij meestal verbleef, blijkt voorts dat het slachtoffer haar voor het laatst op 3 januari 2003 heeft gebeld en zij daarna geen contact meer met hem heeft gehad, terwijl hij tijdens het laatste telefoongesprek had gezegd dat hij "straks" thuis zou komen;
- in de bij de medeverdachte [naam1] in gebruik zijnde auto van het merk Honda, type Prelude, is een papiertje aangetroffen met daarop "[telefoonnr.] Shiphol", hetgeen overeenstemt met het telefoonnummer van het slachtoffer;
- na onderzoek van de historische printgegevens van het bij de medeverdachte [naam1] in gebruik zijnde telefoonnummer is gebleken dat deze op 3 en 4 januari 2003 veelvuldig werd gebeld en enkele malen uitbelde; via de steunpaalgegevens bleek dat de medeverdachte [naam1] zich op die data zeer vermoedelijk in de directe omgeving van de Neherkade en de Rijswijkseweg te Den Haag bevond; de Boerhavestraat ligt in de directe omgeving daarvan;
- de verklaringen van [naam3], [naam4] en [naam5] vinden ondersteuning in de door de politie opgestelde tijdlijn waarin de historische printgegevens van de telefoonnummers van het slachtoffer, [naam3], [naam4], de verdachte en de medeverdachte [naam1].