ECLI:NL:GHSGR:2004:AR3434

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200016904
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Rijnberk
  • A. Mos-Verstraten
  • J. Schaafsma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot verdovende middelen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 21 september 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank. De verdachte was beschuldigd van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, waarbij hij samen met anderen verdovende middelen naar Groot-Brittannië heeft uitgevoerd. Dit betrof een aanzienlijke hoeveelheid van ongeveer dertig kilogram amfetamine en zeventig kilogram hennep en/of hashish, alsook twee kilogram heroïne die bedoeld was voor kwaliteitscontrole en verkoop. De tenlastelegging was gebaseerd op twee parketnummers, 0975402203 en 0900408703, en de verdachte had in eerste aanleg een gevangenisstraf van vijf jaar opgelegd gekregen.

Tijdens de behandeling in hoger beroep heeft het hof de feiten en omstandigheden opnieuw beoordeeld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden geacht het onder 4 tenlastegelegde feit te hebben begaan, en heeft de verdachte daarvan vrijgesproken. Echter, het hof achtte de overige tenlastegelegde feiten wel bewezen. De verdachte werd verantwoordelijk gehouden voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, waarbij de ernst van de feiten en de impact op de volksgezondheid zwaar wogen in de strafmaat.

Het hof heeft de gevangenisstraf bepaald op vier jaar, met aftrek van voorarrest, en heeft de verbeurdverklaring van inbeslaggenomen voorwerpen gelast. De beslissing om de voorlopige hechtenis niet te schorsen werd ook afgewezen, gezien de ernst van de feiten en het belang van de strafvordering. Dit arrest is gewezen door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

parketnummers 0975402203 en 0900408703
datum uitspraak 21 september 2004
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 16 december 2003 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 7 september 2004.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat bij inleidende dagvaarding met parketnummer 0975402203, zoals op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering nader omschreven, alsmede hetgeen in de inleidende dagvaarding met parketnummer 0900408703 vermeld staat, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de nadere omschrijving tenlastelegging met parketnummer 0975402203, van de inleidende dagvaarding met parketnummer 0900408703 en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd. Het hof heeft de feiten die in deze nadere omschrijving tenlastelegging en in de inleidende dagvaarding zijn opgenomen van een doorlopende nummering voorzien. Het hof zal die nummering in dit arrest aanhouden.
3. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest, met beslissing omtrent het inbeslag-genomene als vermeld in het vonnis.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Verzoek tot onmiddellijke invrijheidsstelling
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte verzocht om de voorlopige hechtenis van de verdachte bij het wijzen van het arrest te schorsen.
Het hof wijst dit verzoek af, omdat de hiervoor aangevoerde persoonlijke redenen van onvoldoende gewicht zijn om -bezien in relatie tot de ernst van de feiten waarvan verdenking bestaat en het belang van strafvordering dienaangaande- schorsing te rechtvaardigen.
5. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
6. Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtui-gend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 4 is tenlastegelegd.
Ook in samenhang bezien met de bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 2 en 3 tenlastegelegde, is naar het oordeel van het hof niet komen vast te staan dat de door de verdachte en anderen getroffen voorbereidingshandelingen in de periode van 16 februari 2003 tot en met 27 februari 2003 betrekking hadden op acht kilogram heroïne, dan wel op een hoeveelheid van een materiaal bevattende een middel op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De verdachte moet derhalve van dit feit worden vrijgesproken.
7. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 5 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
8. Gevoerd verweer
Uit niets is gebleken of aannemelijk geworden dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten in expliciete opdracht van de CIE heeft begaan, noch dat hij -zoals hij zelf stelt- de feiten onder begeleiding van twee CIE-runners heeft gepleegd, daartoe veelvuldig telefonisch contact met hen heeft onderhouden, zich heeft teruggetrokken voordat de feiten 1, 2 en 3 als bewezenverklaard konden worden voltooid en dat hij bij het begaan van het onder 5 bewezenverklaarde wist dat de partij amfetamine door de politie zou worden onderschept. Het hof verwerpt dit verweer en zal de aangevoerde omstandigheid derhalve in de beoordeling van de zaak (de strafbaarheid van de verdachte en de motivering van de op te leggen straf) niet meewegen.
9. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
10. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
2 en 3. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
5. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
11. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
12. Strafmotivering
De advocaat-generaal mr. Gras heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest, met beslissing omtrent het inbeslag-genomene als vermeld in het vonnis.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft met anderen verdovende middelen naar Groot-Brittanië uitgevoerd: een partij van ongeveer dertig kilogram amfetamine en een partij van zeventig kilogram hennep en/of hashish. Voorts heeft hij met anderen twee kilogram heroïne vervoerd, zodat deze bij een medeverdachte thuis op kwaliteit kon worden getest, althans een monster kon worden genomen, en diezelfde partij een paar dagen later verkocht en afgeleverd. Amfetamine, heroïne, hashish en hennep zijn middelen waarvan het gebruik schadelijk is voor de volks-gezondheid. Bovendien leidt het gebruik van en de handel in deze middelen veelal direct en indirect tot vele vormen van criminaliteit. Handel in dergelijke stoffen, waarbij de verdachte slechts oog heeft gehad voor zijn eigen geldelijke gewin, dient dan ook streng te worden bestraft.
Het hof is van oordeel dat derhalve alleen een geheel onvoorwaardelijke vrijheidbenemende straf van na te melden duur passend en geboden is.
13. Beslag
De inbeslaggenomen Mercedes personenauto, autosleutel en kentekenbewijs, vermeld onder de nummers 1, 2 en 3 op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, zullen worden verbeurdverklaard, nu het voorwerpen betreft met behulp van welke het onder 1 bewezenverklaarde feit is begaan.
Bij de vaststelling van de bijkomende straf van verbeurd-verklaring is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen, vermeld onder de nummers 4 tot en met 9 op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, zal het hof de teruggave gelasten aan de verdachte.
14. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede op de artikelen 2 (oud), 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 5 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIER JAREN.
Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd de voorwerpen, vermeld onder de nummers 1, 2 en 3 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Gelast de teruggave van de voorwerpen, vermeld onder de nummers 4 tot en met 9 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen aan de verdachte.
Wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Rijnberk, Mos-Verstraten en Schaafsma, in bijzijn van de griffier mr. Postma.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 september 2004.
Mr. Schaafsma is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.