ECLI:NL:GHSGR:2004:AR2996

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK-03/03354
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A. Vonk
  • A. Antonis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanspraak op vrijstelling onroerendezaakbelastingen door medewerker Europees Octrooibureau

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 15 september 2004 uitspraak gedaan in het beroep van een medewerker van het Europees Octrooi Bureau (EPO) tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de hem opgelegde aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2003, specifiek het gebruikersdeel. In het voorgaande jaar was hem na bezwaar vrijstelling verleend, maar de Inspecteur weigerde dit voor het jaar 2003. De belanghebbende stelde dat hij recht had op vrijstelling op basis van het vertrouwensbeginsel, maar het Hof oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij gelijk te stellen was aan een diplomaat, zoals bedoeld in de relevante belastingwetgeving.

Het Hof overwoog dat de belanghebbende niet in het buitenland was aangeworven door het EPO en ook niet de president van het EPO was. De eerdere vrijstelling was gebaseerd op een interne regeling die niet meer van toepassing was. Het Hof concludeerde dat de aanslag in overeenstemming was met de toepasselijke wettelijke bepalingen en dat de gemeente Den Haag niet verplicht was om zich te conformeren aan het beleid van andere gemeenten. De belanghebbende had onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die zijn aanspraak op vrijstelling konden onderbouwen. Het beroep werd ongegrond verklaard, en het Hof achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van de gemeentelijke autonomie inzake belastingheffing en de noodzaak voor belanghebbenden om hun aanspraken op vrijstellingen goed te onderbouwen. De beslissing van het Hof is op 15 september 2004 in het openbaar uitgesproken, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
tweede enkelvoudige belastingkamer
15 september 2004
nummer BK-03/03354
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak op het beroep van [X] te [Z] tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift van belang-hebbende tegen de hem opgelegde aanslag in de onroerende-zaakbelastingen 2003 (gebruikersdeel) dezer gemeente.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 1 september 2004, gehouden te Den Haag. Aldaar is verschenen de advocaat van belanghebbende, mr. [A], alsmede mr. [B] namens de Inspecteur, tot zijn bijstand vergezeld door mevrouw [C].
Beslissing
Het Gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.
Gronden
1. Belanghebbende is werkzaam bij het Europees Octrooi Bureau (European Patent Office [EPO]). Belanghebbende is door EPO niet in het buitenland aangeworven en evenmin is hij de president van EPO.
2. Voor het aan het onderhavige jaar voorafgaande jaar (2002) zijn aan belanghebbende aanslagen in de onroerendezaak-belastingen opgelegd. Naar aanleiding van een door belang-hebbende ingediend bezwaar is de aanslag met betrekking tot het gebruikersdeel op grond van de Regeling diplomatieke en internationale vrijstellingen gemeentelijke belastingen 1997 door de Inspecteur vernietigd.
3. Voor het onderhavige jaar (2003) is aan belanghebbende wederom (onder meer) een aanslag in het gebruikersdeel van de onroerendezaakbelastingen opgelegd. Ditmaal is de Inspecteur niet aan belanghebbendes bezwaren tegemoetgekomen en heeft deze bij de bestreden uitspraak afgewezen.
4. In geschil is of de aanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd.
5. Belanghebbende beroept zich op artikel 34 van het Verdrag van Wenen, de Regeling diplomatieke en internationale vrijstellingen gemeentelijke belastingen 1997, (artikel 14 van het) European Patent Office Protocol, artikel 14 van de Algemene Maatregel van Bestuur, KB 746/1998, de Regeling Identiteitsbewijs Geprivilegieerden, het gelijkheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel en het motiveringsbeginsel.
6. Alle bepalingen waarop belanghebbende zich beroept, heeft hij in afschrift overgelegd.
7. Belanghebbende heeft erkend dat hij geen diplomaat is. Naar ’s Hofs oordeel heeft hij ook onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die, bij een gemotiveerde betwisting door de Inspecteur, tot de conclusie kunnen voeren dat belanghebbende in zodanige mate feitelijk gelijk is aan een diplomaat dat hij daarmee op een lijn gesteld moet worden. Belanghebbende komt derhalve geen rechtstreeks beroep toe op artikel 34 van het Verdrag van Wenen. Ook op een indirect beroep op genoemd artikel kan belanghebbende geen aanspraak maken, nu hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat het European Patent Office Protocol enige bepaling bevat die de belastingvrijstellingen uit het Verdrag van Wenen voor werknemers van het EPO – anders dan de president - van toepassing verklaart.
8. Ten aanzien van de Regeling diplomatieke en internationale vrijstellingen gemeentelijke belastingen 1997 is niet komen vast te staan dat (de functie van) belanghebbende daarin wordt genoemd ten gevolge waarvan belanghebbende aanspraak kan maken op vrijstelling van de onderhavige belasting. Evenmin is aannemelijk geworden dat belanghebbende feitelijk op een lijn gesteld kan worden met enige in die regeling wel genoemde vrijstellingsgerechtigde functionaris.
9. De Inspecteur merkt terecht op dat in artikel 14 van het European Patent Office Protocol geen bepaling is te vinden waaruit valt af te leiden dat belanghebbende onder het Verdrag van Wenen valt.
10. De onderhavige aanslag is in overeenstemming met de toepasselijke wettelijke bepalingen en verordeningen.
11. De overige door belanghebbende aangedragen regelingen of feitelijke toepassingen liggen niet in de sfeer van de (gemeentelijke) belastingheffing. Daarbij komt dat belang-hebbende niet aannemelijk maakt dat hij de facto gelijk is aan een diplomaat (zie 7). Voorts heeft hij onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die tot de conclusie zouden kunnen voeren dat hij op een lijn gesteld moet worden met enige andere functionaris waarop de vrijstelling van het gebruikersdeel van de onroerendezaakbelastingen van toepassing is. In het bijzonder kan belanghebbende niet op een lijn gesteld worden met medewerkers van een (internationale) organisatie waarbij
– als resultaat van onderhandelingen - in de Zetelovereenkomst of in het Protocol wel de belastingvrijstellingen uit het Verdrag van Wenen van toepassing zijn verklaard ten behoeve van de medewerkers van die organisatie.
12. Gelet op de gemeentelijke autonomie inzake belastingen is de gemeente Den Haag niet gehouden zich te conformeren aan het beleid of de regelgeving van andere gemeenten. Medewerkers van een andere internationale organisatie die bovendien in een andere gemeente wonen, vormen geen gelijke gevallen.
13. Ten aanzien van belanghebbendes directe collega’s heeft de Inspecteur aannemelijk gemaakt dat er niet bewust, beleidsmatig of in meerderheid geen aanslagen in het gebruikersdeel van de onroerendezaakbelastingen zijn opgelegd over het onderhavige jaar.
14. Met betrekking tot het jaar 2002 heeft de Inspecteur erkend dat de aanslagen in het gebruikersdeel van de onroerendezaakbelastingen ten aanzien van tientallen medewerkers van EPO, waaronder belanghebbende, zijn vernietigd naar aanleiding van ingediende bezwaarschriften. De Inspecteur heeft gesteld dat die vernietigingen waren gebaseerd op een interne handelwijze die berustte op het onjuiste uitgangspunt dat werknemers van EPO aanspraak hadden op vrijstelling en dat die handelwijze na 2002 is verlaten. Dat laatste is ook schriftelijk aan het EPO bekend gemaakt.
15. Voor zover er ten aanzien van de vernietiging van de aanslag in het gebruikersdeel van de onroerendezaakbelastingen 2002 bij belanghebbende, wetende dat hij geen diplomaat is, de verwachting is gewekt dat hij aanspraak heeft op enige vrijstelling, houdt dat nog niet in dat de Inspecteur ook gehouden is die handelwijze, waarin een onjuiste wetstoepassing besloten ligt, onverkort toe te blijven passen. Het is veeleer de plicht van de Inspecteur om de handelwijze zo spoedig mogelijk in overeenstemming te brengen met de wet. Hij is daarbij, behoudens bijzondere omstandigheden waarvan te dezen niet is gebleken, niet gehouden voorafgaande aan het kalenderjaar waarop de aanslag ziet of voorafgaande aan de aanslag zelf belanghebbende in kennis te stellen van de wijziging van de handelwijze. Onder de gegeven omstandigheden brengt de enkele vernietiging van de aanslag over 2002 niet mee dat belanghebbende daaraan het vertrouwen kan ontlenen dat ook voor het onderhavige jaar geen aanslag wordt opgelegd of een vrijstelling van toepassing is.
16. Hetgeen belanghebbende overigens aanvoert, kan niet leiden tot vermindering of vernietiging van de aanslag. Het beroep is ongegrond.
17. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. Vonk. De beslissing is op 15 september 2004 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.
(Antonis) (Vonk)
aangetekend aan
partijen verzonden:
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke uitspraak. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt, is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.