ECLI:NL:GHSGR:2004:AQ8511
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- G. Gerritzen
- A. van den Berg
- B. Bax-Luhrman
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte op basis van onvoldoende bewijs en niet-ontvankelijkheid benadeelde partij
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 23 augustus 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank te 's-Gravenhage. De verdachte was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 130,-, subsidiair twee dagen hechtenis, maar heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de verdachte aangegeven dat hij een getuige wenst te ondervragen, wiens belastende verklaring door de politierechter als bewijs was gebruikt. Het hof oordeelt dat deze verklaring, gezien de omstandigheden, niet als bewijs kan worden gebruikt. Hierdoor is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om de verdachte te veroordelen.
Het hof heeft vastgesteld dat de verklaring van de getuige cruciaal was voor de bewijsconstructie, maar dat de verdachte recht heeft op een eerlijk proces, inclusief het recht om getuigen te ondervragen. Aangezien de getuige niet beschikbaar was voor ondervraging, kon het hof de verklaring niet in de bewijsvoering meenemen. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte vrijgesproken moest worden van de tenlastelegging.
Daarnaast was er een vordering tot schadevergoeding van een benadeelde partij, die een bedrag van € 3.884,50 had gevorderd. Aangezien de verdachte werd vrijgesproken, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit, terwijl de vordering van de benadeelde partij werd afgewezen.