ECLI:NL:GHSGR:2004:AQ8511

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 augustus 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200279104
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G. Gerritzen
  • A. van den Berg
  • B. Bax-Luhrman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte op basis van onvoldoende bewijs en niet-ontvankelijkheid benadeelde partij

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 23 augustus 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank te 's-Gravenhage. De verdachte was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 130,-, subsidiair twee dagen hechtenis, maar heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de verdachte aangegeven dat hij een getuige wenst te ondervragen, wiens belastende verklaring door de politierechter als bewijs was gebruikt. Het hof oordeelt dat deze verklaring, gezien de omstandigheden, niet als bewijs kan worden gebruikt. Hierdoor is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om de verdachte te veroordelen.

Het hof heeft vastgesteld dat de verklaring van de getuige cruciaal was voor de bewijsconstructie, maar dat de verdachte recht heeft op een eerlijk proces, inclusief het recht om getuigen te ondervragen. Aangezien de getuige niet beschikbaar was voor ondervraging, kon het hof de verklaring niet in de bewijsvoering meenemen. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte vrijgesproken moest worden van de tenlastelegging.

Daarnaast was er een vordering tot schadevergoeding van een benadeelde partij, die een bedrag van € 3.884,50 had gevorderd. Aangezien de verdachte werd vrijgesproken, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit, terwijl de vordering van de benadeelde partij werd afgewezen.

Uitspraak

parketnummer 0909233703
datum uitspraak 23 augustus 2004
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank te 's-Gravenhage van 17 februari 2004 in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 9 augustus 2004.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot het betalen van een geldboete van € 130,-, subsidiair twee dagen hechtenis, met beslissingen omtrent de vordering van de benadeelde partij als vermeld in het vonnis.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
In het dossier bevindt zich een relaas van de politie betreffende een verklaring van een persoon wiens identiteit niet blijkt in de zin van artikel 344a van het Wetboek van Strafvordering. Deze - belastende - verklaring is door de politierechter als bewijs gebezigd en heeft naar het oordeel van het hof in belangrijke mate bijgedragen aan de bewijsconstructie. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangegeven dat hij deze getuige wenst te ondervragen of te doen ondervragen, nu hij de verklaring van deze getuige betwist.
Naar het oordeel van het hof kan de verklaring bij deze stand van zaken niet tot het bewijs worden gebezigd en dient de verdachte, bij gebrek aan voldoende ander wettig en overtuigend bewijs, te worden vrijgesproken.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [naam] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde tot een bedrag van € 3.884,50, herberekend tot een bedrag van € 2.947,-, vermeerderd met de kosten van rechtsbijstand. In hoger beroep is deze vordering wederom aan de orde tot het in eerste aanleg gevorderde bedrag.
Nu de verdachte terzake van het tenlastegelegde wordt vrijgesproken dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering tot vergoeding van de als gevolg van dat feit geleden schade.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op zijn verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit arrest is gewezen door mrs Gerritzen, Van den Berg en Bax-Luhrman,
in bijzijn van de griffier mr De Vries.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 augustus 2004.