ECLI:NL:GHSGR:2004:AQ8510
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- M. den Os
- A. van Dissel
- C. Flint-Van Noort
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep wegens intrekking door de verdachte
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 26 juli 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 13 februari 2004. De verdachte had een volmacht afgegeven aan een persoon van de penitentiaire inrichting om namens haar het hoger beroep in te trekken. Ondanks deze volmacht is er abusievelijk geen inschrijving van de intrekking in het register gedaan, zoals vereist volgens artikel 451a van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor ontstond de vraag of het hof het hoger beroep nog kon behandelen.
Tijdens de zitting op 26 juli 2004 heeft de (niet gemachtigde) raadsman van de verdachte meegedeeld dat hij van zijn cliënte had begrepen dat zij het hoger beroep had ingetrokken. De advocaat-generaal overhandigde een afstandsverklaring van de verdachte en de eerder genoemde volmacht. Het hof oordeelde dat, gezien de omstandigheden, er geen reden was om het hoger beroep inhoudelijk te behandelen, aangezien de verdachte geen belang meer had bij het hoger beroep.
Het hof heeft vervolgens, in lijn met de vordering van de advocaat-generaal en de wens van de verdachte en haar raadsman, besloten om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep. Dit betekent dat het hof niet verder is gegaan met de inhoudelijke behandeling van de zaak, omdat er geen redelijk belang van strafvordering meer was. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is geregistreerd onder rolnummer 2200151904.