ECLI:NL:GHSGR:2004:AQ6699

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
11 augustus 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200454403
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R. Ritter
  • A. van Dissel
  • L. Le Clercq-Meijer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Middelburg inzake afpersingen en diefstallen met geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 11 augustus 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Middelburg. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 jaren voor een reeks van afpersingen en diefstallen met geweld. De feiten vonden plaats gedurende een periode van minder dan twee maanden, waarin de verdachte had moeten terugkeren naar een resocialisatiewoning in het kader van zijn terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Bij zijn aanhouding op 7 juni 2003 heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan gijzeling om aan zijn arrestatie te ontkomen.

De raadsman van de verdachte heeft verzocht om een nieuwe multidisciplinaire rapportage, omdat hij de conclusies van eerdere rapporten van psycholoog Jonker en psychiater Colon betwistte. Deze rapporten concludeerden dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar was voor de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft het verzoek om nadere rapportage afgewezen, omdat de bestaande rapporten uitvoerig en consistent gemotiveerd waren. De deskundigen concludeerden dat de verdachte lijdt aan een anti-sociale persoonlijkheidsstoornis en dat er sprake is van alcohol- en gokverslaving, maar dat hij zich bewust is van de gevolgen van zijn gedrag.

Het hof heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding aan verschillende slachtoffers. De totale schadevergoeding die aan de Staat moest worden betaald, bedroeg aanzienlijke bedragen, en het hof heeft de verdachte ook verplicht tot betaling van deze bedragen, bij gebreke van betaling te vervangen door hechtenis. Het hof heeft de strafmaat gemotiveerd op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en heeft de eerdere veroordeling vernietigd en opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

parketnummer 1200012203
ad informandum 1200012203
datum uitspraak 11 augustus 2004
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken in de rechtbank te
Middelburg van 17 september 2003 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 28 juli 2004.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
3. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 1A, 1B, 2 primair, 3, 4A, 4B, 5, 6, 7, 8, 9A, 9B, 10A, 10B, 11 en 12 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 jaren, met aftrek van voorarrest, met beslissing omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen alsmede met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel als nader in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Afwijzen verzoeken
De raadsman heeft verzocht een nieuwe multidisciplinaire rapportage omtrent de verdachte uit te doen brengen, en wel door het PBC. Hij bestrijdt de conclusies van de uitgebrachte rapporten van psycholoog Jonker van 12 augustus 2003 en van psychiater Colon van 8 augustus 2003, die beide kortweg inhouden dat de verdachte voor de onderhavige tenlastegelegde delicten geheel toerekeningsvatbaar is.
De raadsman voert in het bijzonder aan dat verdachtes uitgebreide detentiegeschiedenis en zeer brede psychische problematiek het vermoeden rechtvaardigen dat de verdachte voor deze delicten niet of verminderd toerekeningsvatbaar is. In dit kader hekelt de raadsman de passage in het psychiatrische rapport erop neerkomende dat de verdachte precies weet wat hij kan gaan doen als hij gokt en drinkt; voorts wijst hij erop dat in het rapport van psycholoog Jonker staat dat de behandelingscoördinator van de tbs-kliniek (mevrouw Kavelaars) heeft gezegd nog behandelingsmogelijkheden voor de verdachte te zien, zij het in kleinere stappen dan tot dusver.
Het hof wijst het verzoek af omdat nadere rapportage niet kan bijdragen tot enige in deze zaak te nemen beslissing.
De beide uitgebrachte rapporten zijn uitvoerig en consistent gemotiveerd, ook in onderlinge samenhang beschouwd. Daarin staat centraal de detentiegeschiedenis en de psychische problematiek van de verdachte, alsook het feit dat een en ander -in samenhang met verdachtes alcoholverslaving- het uitgangspunt heeft gevormd bij de therapie in het kader van de aan hem opgelegde terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Volgens de rapporten, en zoals ook tijdens de ondervraging ter terechtzitting is gebleken, is aan de verdachte door deze therapie een goed inzicht bijgebracht dat bij alcoholgebruik het reële gevaar ontstaat dat hij delicten als de onderhavige pleegt, en dat hij precies van dit gevaar op de hoogte is als hij ervoor kiest om alcohol te gaan drinken. Het enkele feit dat de verdachte nog steeds een psychische problematiek heeft -in verband waarmee hem wegens delicten in het verleden een terbeschikkingstelling is opgelegd- en waarvoor hij kennelijk nog behandelbaar wordt geacht, is geenszins in tegenspraak met de conclusie van de deskundigen dat de verdachte thans voor de onderhavige feiten volledig toerekeningsvatbaar is.
Het hof ziet ook geen noodzaak om oudere rapportage aan het dossier toe te voegen, zoals door de raadsman nog ter terechtzitting is verzocht. Voor zover hij ter terechtzitting ook nog heeft beoogd mevrouw Kavelaars als getuige/deskundige te doen horen, acht het hof dit evenmin noodzakelijk zodat ook dit verzoek wordt afgewezen.
5. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
6. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1A, 1B, 2 primair, 3, 4A, 4B, 5, 6, 7, 8, 9A, 9B, 10A, 10B, 11 en 12 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
7. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandig-heden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
8. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1A, 3, 4A, 5, 6, 7, 8, 9A, 10A, 11, 12:
Afpersing, meermalen gepleegd;
1B, 4B, 9B, 10B:
Diefstal, voorafgegaan of vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, meermalen gepleegd;
2 primair: Gijzeling.
9. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
10. Strafmotivering
De advocaat-generaal mr. Ter Hart heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het onder 1A, 1B, 2 primair, 3, 4A, 4B, 5, 6, 7, 8, 9A, 9B, 10A, 10B, 11 en 12 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 jaren, met aftrek van voorarrest, met beslissing omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen en oplegging van een schadevergoedingsmaatregel conform de beslissing in eerste aanleg.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Gedurende een periode van nog geen twee maanden, waarin de verdachte had moeten terugkeren naar de resocialisatiewoning waarin hij in het kader van de hem opgelegde terbeschikkingstelling met dwangverpleging verbleef, heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een groot aantal afpersingen en diefstallen met geweld waarbij hij aanzienlijke sommen geld en auto's heeft
buitgemaakt. Bij zijn aanhouding terzake van de reeks delicten op 7 juni 2003 is hij overgegaan tot gijzeling teneinde aan zijn inrekening door de politie te ontkomen. Deze feiten zijn door de vele slachtoffers als zeer bedreigend en beangstigend ervaren en te verwachten valt dat zij nog geruime tijd zullen lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen de verdachte hen heeft aangedaan. Daarnaast brengen feiten zoals de onderhavige financiële schade mee en genereren bij de burgers in het algemeen angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend Uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 12 juli 2004, onder meer veelvuldig is veroordeeld tot langdurige vrijheidsstraffen voor het plegen van soortgelijke geweldsdelicten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep erkend, dat hij zich ook heeft schuldig gemaakt aan andere, ad informandum gevoegde maar niet tenlastegelegde feiten.
Die feiten zijn door het openbaar ministerie onder parketnummer 1200012203 bij deze strafzaak gevoegd met het oog op de aan de verdachte op te leggen straf.
Het hof heeft op deze feiten acht geslagen bij de beslissing over de straf, waarbij het ervan is uitgegaan dat de verdachte terzake van die feiten niet afzonderlijk zal worden vervolgd.
Het hof heeft kennisgenomen van het rapport van prof. dr. E.J. Colon, psychiater, d.d. 8 augustus 2003, en het rapport van drs. K.J.M. Jonker, psycholoog, d.d. 12 augustus 2003.
Uit beide rapporten -ook in samenhang bezien- komt naar het oordeel van het hof op indringende wijze het volgende beeld van de verdachte naar voren.
De verdachte is lijdende aan een anti-sociale persoonlijkheidsstoornis en er is sprake van alcohol- en gokverslaving. De psycholoog wijst nog op een stoornis in de impulscontrole. Voorts is de verdachte zich goed bewust van de negatieve spiraal waarin het gokken en vooral de alcohol hem brengt en waardoor hij in delictgedrag kan vervallen, maar niettemin kiest hij voor het alcoholgebruik en voor het gokken, hoewel hij door vele therapieën, onder meer in het kader van de hem al eerder opgelegde en nog niet beëindigde terbeschikkingstelling met dwangverpleging, de mogelijkheden heeft gekregen om zijn gedrag te "verbeteren". Hij is zich ook goed bewust van de strafbaarheid van zijn handelen. De tenlastegelegde feiten zijn door hem goed voorbereid.
Beide deskundigen concluderen op grond van een en ander dat de verdachte ten aanzien van de tenlastegelegde feiten volledig toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Het hof neemt die conclusie over.
De deskundigen achten beiden de kans op herhaling zeer groot en wijzen op de vele (ook langdurige) gevangenisstraffen en de vele (ook langdurige) therapieën en pogingen tot gedragsverandering die de verdachte in zijn leven heeft ondergaan zonder dat hem dat van het plegen van de thans tenlastegelegde feiten heeft weerhouden.
Gelet op al het bovenstaande is het hof van oordeel dat als reactie op de bewezenverklaarde feiten -vooral ook vanuit het oogpunt van bescherming van de maatschappij alleen een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden lange duur passend en geboden is.
11. Vorderingen tot schadevergoeding
a. In het onderhavige strafproces heeft Aldi Best B.V., gevestigd te 5684 PL Best, De Maas 14, zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1A, 1B en 11 tenlastegelegde tot een bedrag van € 8.513,16.
In hoger beroep is deze vordering wederom aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en toegewezen bedrag van € 8.513,16.
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde schade is geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het ten laste van de verdachte onder 1A, 1B en 11 bewezenverklaarde.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
b. In het onderhavige strafproces heeft mevrouw G. [naam], wonende te 4[adres], zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1A en 1B tenlastegelegde tot een bedrag van € 328,96.
In hoger beroep is deze vordering wederom aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en toegewezen bedrag van € 328,96.
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde schade is geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het ten laste van de verdachte onder 1A en 1B bewezenverklaarde.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
c. In het onderhavige strafproces heeft Terberg Leasing B.V., Postbus 3046, 3502 GA Utrecht, zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 3 tenlastegelegde tot een bedrag van € 11.837,88.
In hoger beroep is deze vordering wederom aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en toegewezen bedrag van € 11.837,88
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde schade is geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het ten laste van de verdachte onder 3 bewezenverklaarde.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
d. In het onderhavige strafproces heeft Albert Heijn B.V., gevestigd te 1506 MA Zaandam, Provincialeweg 11, zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 4A, 4B, 6 en 7 tenlastegelegde tot een bedrag van € 3.891,60.
In hoger beroep is deze vordering wederom aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en toegewezen bedrag van € 3.891,60
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde schade is geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het ten laste van de verdachte onder 4A, 4B, 6 en 7 bewezenverklaarde.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
e. In het onderhavige strafproces heeft Zeeman Textiel Supers B.V., Postbus 301, 2400 AH Alphen aan den Rijn, zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 8 tenlastegelegde tot een bedrag van € 450,00.
In hoger beroep is deze vordering wederom aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en toegewezen bedrag van € 450,00.
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde schade is geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het ten laste van de verdachte onder 8 bewezenverklaarde.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
f. In het onderhavige strafproces heeft Novotel Breda, gevestigd te 4837 BR Breda, Dr. Batenburglaan 74, zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 10A en 10B tenlastegelegde tot een bedrag van € 3.628,00.
In hoger beroep is deze vordering wederom aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en toegewezen bedrag van € 3.628,00.
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde schade is geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het ten laste van de verdachte onder 10A en 10B bewezenverklaarde.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
g. In het onderhavige strafproces heeft de heer F.A.M. [naam], wonende te [adres], zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 12 tenlastegelegde tot een bedrag van € 2.000,00.
In hoger beroep is deze vordering wederom aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en toegewezen bedrag van € 2.000,00.
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde schade is geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het ten laste van de verdachte onder 12 bewezenverklaarde.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die bovengenoemde benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met hun vorderingen hebben gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
12. Betaling aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers
Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de strafbare feiten is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 8.513,16 ten behoeve van het slachtoffer Aldi Best B.V., een bedrag van € 328,96 ten behoeve van het slachtoffer G. [naam], een bedrag van € 11.837,88 ten behoeve van het slachtoffer Terberg Leasing B.V., een bedrag van € 3.891,60 ten behoeve van het slachtoffer Albert Heijn B.V., een bedrag van € 450,00 ten behoeve van het slachtoffer Zeeman Textiel Supers B.V., een bedrag van € 3.628,00 ten behoeve van het slachtoffer Novotel Breda en een bedrag van € 2.000,00 ten behoeve van het slachtoffer F.A.M. [naam].
13. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 57, 282a, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1A, 1B,
2 primair, 3, 4A, 4B, 5, 6, 7, 8, 9A, 9B, 10A, 10B, 11 en 12 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
ZESTIEN (16) JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Aldi Best B.V. tot het gevorderde bedrag van ACHTDUIZEND VIJFHONDERDENDERTIEN EURO EN ZESTIEN EUROCENT (€ 8.513,16) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van ACHTDUIZEND VIJFHONDERDENDERTIEN EURO EN ZESTIEN EUROCENT
(€ 8.513,16) ten behoeve van het slachtoffer Aldi Best B.V., welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de duur van
70 DAGEN.
Bepaalt dat voorzover wordt voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer Aldi Best B.V., de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen, alsmede dat voorzover wordt betaald aan de benadeelde partij de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij G. [naam] tot het gevorderde bedrag van DRIEHONDERDENACHTENTWINTIG EURO EN ZESENNEGENTIG EUROCENT (€ 328,96) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van DRIEHONDERDENACHTENTWINTIG EURO EN ZESENNEGENTIG EUROCENT (€ 328,96) ten behoeve van het slachtoffer G. [naam], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de duur van 6 DAGEN.
Bepaalt dat voorzover wordt voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer G. [naam], de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen, alsmede dat voorzover wordt betaald aan de benadeelde partij de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Terberg Leasing B.V. tot het gevorderde bedrag van ELFDUIZEND ACHTHONDERDENZEVENENDERTIG EURO EN ACHTENTACHTIG EUROCENT (€ 11.837,88) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van ELFDUIZEND ACHTHONDERDENZEVENENDERTIG EURO EN ACHTENTACHTIG EUROCENT (€ 11.837,88) ten behoeve van het slachtoffer Terberg Leasing B.V., welk bedrag bij gebreke van betaling en
verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de duur van 100 DAGEN.
Bepaalt dat voorzover wordt voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer Terberg Leasing B.V., de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen, alsmede dat voorzover wordt betaald aan de benadeelde partij de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Albert Heijn B.V. tot het gevorderde bedrag van DRIEDUIZEND ACHTHONDERDENEENENNEGENTIG EURO EN ZESTIG EUROCENT (€ 3.891,60) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van DRIEDUIZEND ACHTHONDERDENEENENNEGENTIG EURO EN ZESTIG EUROCENT
(€ 3.891,60) ten behoeve van het slachtoffer Albert Heijn B.V., welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de duur van 40 DAGEN.
Bepaalt dat voorzover wordt voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer Albert Heijn B.V., de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen, alsmede dat voorzover wordt betaald aan de benadeelde partij de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Zeeman Textiel Supers B.V. tot het gevorderde bedrag van VIERHONDERDENVIJFTIG EURO
(€ 450,00) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van VIERHONDERDENVIJFTIG EURO (€ 450,00) ten behoeve van het slachtoffer Zeeman Textiel Supers B.V., welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de duur van 9 DAGEN.
Bepaalt dat voorzover wordt voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer Zeeman Textiel Supers B.V., de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen, alsmede dat voorzover wordt betaald aan de benadeelde partij de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Novotel Breda tot het gevorderde bedrag van DRIEDUIZEND ZESHONDERDENACHTENTWINTIG EURO
(€ 3.628,00) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van DRIEDUIZEND ZESHONDERDENACHTENTWINTIG EURO (€ 3.628,00) ten behoeve van het slachtoffer Novotel Breda, welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de duur van 40 DAGEN.
Bepaalt dat voorzover wordt voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer Novotel Breda, de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen, alsmede dat voorzover wordt betaald aan de benadeelde partij de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij F.A.M. [naam] tot het gevorderde bedrag van TWEEDUIZEND EURO (€ 2.000,00) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van TWEEDUIZEND EURO (€ 2.000,00) ten behoeve van het slachtoffer F.A.M. [naam], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de duur van 40 DAGEN.
Bepaalt dat voorzover wordt voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer F.A.M. [naam], de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen, alsmede dat voorzover wordt betaald aan de benadeelde partij de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partijen in verband met hun vorderingen hebben gemaakt
-welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil- en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moeten maken.
Dit arrest is gewezen door
mrs. Ritter, Van Dissel en Le Clercq-Meijer,
in bijzijn van de griffier mr. Van den Haak.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 11 augustus 2004.