ECLI:NL:GHSGR:2004:AP7730

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200412103
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Koning
  • A. van Rijnberk
  • J. Teulings
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijke schietpartij in café met meerdere slachtoffers en poging tot moord

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 29 juni 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Rotterdam. De verdachte is beschuldigd van een schietpartij in een café waarbij één persoon omkwam en een ander ernstig gewond raakte. De verdachte heeft een schietklaar wapen meegenomen naar het café en heeft meerdere kogels afgevuurd op zijn kennis, die hij daar had ontmoet. De schietpartij vond plaats op 25 september 2002 en leidde tot de dood van de neef van de kennis, terwijl de kennis zelf ernstig gewond raakte en twee maanden in coma lag. De caféhoudster liep ook verwondingen op door de schoten.

Tijdens het proces heeft de verdachte betoogd dat hij zich op het moment van de schietpartij niet in Rotterdam bevond, maar in Gent, België. Dit verweer werd echter niet ondersteund door getuigenverklaringen, die de verdachte in het café hebben gezien kort voor de schietpartij. Het hof heeft de verklaringen van de getuigen als betrouwbaar beschouwd en het verweer van de verdachte verworpen. De verdachte werd eerder al vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, maar het hof heeft de bewezenverklaring van de doodslag, poging tot moord en andere misdrijven bevestigd.

De advocaat-generaal heeft een hogere straf geëist dan in eerste aanleg was opgelegd, gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. Het hof heeft uiteindelijk besloten om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 16 jaren, rekening houdend met zijn eerdere strafblad en de impact van zijn daden op de slachtoffers en hun naasten. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

rolnummer 2200412103
parketnummer 1004010202, 1004226503, 1004226603 en 1004226703
datum uitspraak 29 juni 2004
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 25 juli 2003 in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam]
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van
16 januari 2004, 9 maart 2004 en 15 juni 2004.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaardingen, waarvan kopieën in dit arrest zijn gevoegd.
Het hof heeft de feiten die in deze dagvaardingen zijn opgenomen, van een doorlopende nummering voorzien.
Het zal die nummering in dit arrest aanhouden.
3. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken ter zake van het hem onder 5 (parketnummer 104226503) tenlastegelegde en ter zake van het hem onder 1, 2 en 3 primair (parketnummer 1004010202) en 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 (parketnummers 1004226503, 1004226603 en 1004226703) tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Omvang van het hoger beroep
Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, dat het hoger beroep niet gericht is tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissingen ten aanzien van het onder parketnummer 1004226503, 1004226603 en 1004226703 tenlastegelegde. Het hof zal deze feiten in de strafmaat betrekken, nu het hof ook ambtshalve zich met deze onbestreden beslissingen verenigt.
Alleen de gegeven vrijspraak van feit 8, welk feit dientengevolge in hoger beroep buiten beschouwing blijft, zal het hof hierin niet betrekken en ook overigens buiten beschouwing laten.
5. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat de in hoger beroep gebleken omstandigheden tot een nieuwe afweging nopen.
6. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 meer subsidiair, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
7. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
8. Nadere bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 meer subsidiair tenlastegelegde
De verdachte heeft zowel zelf als bij monde van zijn raadsman het verweer gevoerd dat hij de te laste gelegde feiten in Rotterdam niet kan hebben begaan, omdat hij zich op het tijdstip waarop die zijn gepleegd te Rotterdam, niet daar bevond, maar in Gent (België).
Zijn vriendin [naam], bij wie hij op de voorafgaande dagen en daarna tot 27 september 2002 thuis verbleef met hun kinderen, zou dat kunnen bevestigen.
Dit verweer vindt geen steun in de verklaringen die [naam] heeft afgelegd. De stelling van de verdachte dat [naam] uit rancune jegens hem geen ontlastende verklaring heeft willen afleggen, acht het hof onaannemelijk. Het hof ziet ook overigens geen enkele aanwijzing voor een vermoeden dat de verdachte toen te Gent was. Volgens de verklaringen van de getuigen [naam] en [naam] hebben zij de verdachte in Café Bodega West te Rotterdam ongeveer twee uur voordat de feiten plaats vonden zien komen respectievelijk na een kort bezoek zien vertrekken. De slachtoffers [naam] en [naam] hebben de verdachte van zeer nabij in café The Cave als de schutter herkend.
Het hof heeft geen enkele reden om de betrouwbaarheid van deze verklaringen in twijfel te trekken.
Het namens en door de verdachte gevoerde verweer dat de schietpartij op 25 september 2002 in het kader van een ripdeal is aangericht door Antilliaanse criminelen is op geen enkele wijze aannemelijk geworden.
Het Hof verwerpt derhalve de gevoerde bewijsverweren.
Het hof ziet onder 3 voorwaardelijk opzet op zware mishandeling in het afschieten van 11 of meer kogels in een café, omdat de verdachte de kans op het raken van personen op wie hij niet richtte door een terugkaatsende kogel heeft moeten beseffen en kennelijk bewust dit mogelijke gevolg heeft aanvaard.
9. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1. Doodslag.
2. Poging tot moord.
3 meer subsidiair: poging tot zware mishandeling.
4. Medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het
leven gericht.
5. en 7. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
6. Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
10. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
11. Strafmotivering
De advocaat-generaal mr. Groen heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair (parketnummer 1004010202) 4, 5, 6 en 7 (parketnummer 1004226503 en 1004226603) tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een hogere straf dan in eerste aanleg is opgelegd, en wel tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig jaren met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de
persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Na enig zoeken en een telefonische afspraak met een kennis elkaar in een café te ontmoeten is de verdachte midden in de nacht met een schietklaar wapen dat café binnengegaan en heeft hij vele kogels afgeschoten op die kennis, slechts onderbroken met schoten op diens neef die erbij was. Deze is door de schoten omgekomen. De kennis heeft ternauwernood er het leven af gebracht; hij heeft twee maanden in coma gelegen en ruim twee maanden daarna was zijn buikwond nog niet gedicht en was de kans nog groot dat hij zijn lever zou verliezen. In zijn been is een schroef aangebracht. In de schietpartij heeft de caféhoudster een nare verwonding in de voet opgelopen, waarbij bloedvaten en zenuwen zijn beschadigd. Dat iemand anders in het café onbedoeld door een der vele afgeschoten kogels zou worden geraakt, was te verwachten. Door iemand dood te schieten heeft de verdachte hem zijn kostbaarste goed, zijn leven, ontnomen en heeft hij diens nagelaten betrekkingen onnoemelijk leed berokkend. Degene op wie hij het had voorzien zal vermoedelijk levenslang onder de lichamelijke gevolgen van zijn schotwonden te lijden hebben. Zelfs met de zwaarste straf kan dit niet worden vergolden. Alle betrokkenen en hun naasten is grote angst aangejaagd. Hoewel de reden voor de beoogde moord onduidelijk is gebleven, draagt het handelen van de verdachte alle kenmerken van een koele afrekening in verband met drugshandel of een ander misdrijf. In de voorafgegane maanden heeft hij iemand anders twee maal met een wapen en met woorden bedreigd en is hij opzettelijk op politiemensen ingereden. Telkens opnieuw blijkt hij in het bezit van een wapen. Van september 1997 tot september 1999 heeft hij blijkens zijn strafblad meermalen geweld gepleegd en wapens bezeten. Hij is voor die feiten bestraft met gevangenisstraffen van samen 34 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Hij is echter blijven doorgaan met misdrijven waarbij hij gebruik van vuurwapens niet heeft geschuwd. Zonder langdurige opsluiting lijkt de kans op herhaling het hof groot. De verdachte blijkt in de laatste jaren vaak grote hoeveelheden cocaïne te hebben ingenomen.
De poging tot moord en de doodslag zouden elk een zeer langdurige gevangenisstraf rechtvaardigen. Daarbij komen de andere feiten. Het hof matigt de straf desondanks, omdat de zwaarste misdrijven alle bij dezelfde gelegenheid zijn gepleegd en omdat het hof er rekening mee houdt dat de verdachte, die zegt in de lopende detentie aan cocaïne ontwend te zijn, ook in de toekomst vrij zal kunnen weten te blijven van middelengebruik. Om deze redenen heeft het hof eenstemmig besloten een gevangenisstraf van 16 jaren op te leggen.
12. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 47, 57, 285, 287, 289, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
13. Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep -voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen- en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het hem onder 1, 2 en 3 meer subsidiair, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
16 JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde
gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mrs. Koning, Van Rijnberk en Teulings, in bijzijn van de griffier mr. Bromet.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 29 juni 2004.