ECLI:NL:GHSGR:2004:AP1903
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- E. Salomons
- A. Engel
- Rechtspraak.nl
Navorderingsaanslag inkomstenbelasting en nieuw feit
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 27 april 2004 uitspraak gedaan in een beroep tegen een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2001. De belanghebbende, een advocaat, had bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslag die was opgelegd door de Inspecteur van de Belastingdienst. De Inspecteur had de navorderingsaanslag gebaseerd op het feit dat de arbeidsbeloning van de partner van de belanghebbende niet correct was verwerkt in de aangifte. De belanghebbende had in zijn aangifte geen bedrag ingevuld voor de arbeidsbeloning van zijn partner, terwijl deze in de jaarrekening was opgenomen onder 'diverse lasten'. De Inspecteur stelde dat de arbeidsbeloning van de partner, die lager was dan het wettelijk vereiste bedrag, niet in mindering kon worden gebracht op de winst van de belanghebbende.
Tijdens de mondelinge behandeling op 13 april 2004 werd het standpunt van de belanghebbende dat er geen nieuw feit was, door het Hof verworpen. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur terecht een navorderingsaanslag had opgelegd, omdat er wel degelijk sprake was van een nieuw feit dat de navordering rechtvaardigde. De belanghebbende had eerder correspondentie gevoerd met de Inspecteur over de arbeidsbeloning van zijn partner, maar het Hof oordeelde dat dit niet voldoende was om te concluderen dat er geen nieuw feit was. De belanghebbende had ook geen bewijs geleverd dat de Inspecteur op de hoogte was van de relevante informatie ten tijde van de oorspronkelijke aanslag.
Het Gerechtshof verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de Inspecteur de navorderingsaanslag terecht had opgelegd. De uitspraak werd in het openbaar uitgesproken, en er waren geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De belanghebbende had de mogelijkheid om binnen vier weken na de uitspraak een verzoek in te dienen voor een schriftelijke uitspraak, maar het Hof benadrukte dat de mondelinge uitspraak niet aan een heroverweging onderworpen kon worden.