parketnummer 1010001903 (inclusief ad informandum)
datum uitspraak 13 mei 2004
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 11 augustus 2003 in de strafzaak tegen de verdachte:
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 6 mei 2004.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 8 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 7 en 9 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar en zes maanden met aftrek van voorarrest en met beslissingen omtrent het inbeslaggenomene en de vorderingen van de benadeelde partijen als vermeld in het vonnis.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 6 is tenlastegelegd.
De verdachte moet derhalve hiervan worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 5, 7, 8 en 9 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandig-heden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
8. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 5, 7, 8 en 9 bewezenverklaarde levert op:
AFPERSING, MEERMALEN GEPLEEGD.
10. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal mr. Haverkate heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren met aftrek van voorarrest.
Voorts vordert de advocaat-generaal ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen dezelfde beslissingen als door de rechtbank gegeven.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier overvallen op supermarkten, op de wijze zoals is bewezenverklaard en nader omschreven in te bezigen bewijsmiddelen.
Dit zijn zeer ernstige en verwerpelijke feiten. De verdachte heeft zich bij het plegen van deze delicten uitsluitend laten leiden door zijn verlangen naar geldelijk gewin en heeft zich op geen enkele manier bekommerd over het grote aantal personen dat slachtoffer van de gewapende overvallen is geworden.
Deze feiten zijn voor de direct betrokkenen zeer schokkend en angstaanjagend geweest.
Het is een feit van algemene bekendheid dat vele slachtoffers van overvallen nog langdurig de psychisch nadelige gevolgen daarvan ondervinden. Enkelen van de slachtoffers hebben zich ook daadwerkelijk onder behandeling moeten stellen.
Daarnaast worden door feiten als de onderhavige de in het algemeen bestaande gevoelens van onveiligheid in de samenleving vergroot.
Het hof heeft acht geslagen op de Pro Justitia rapportage d.d. 17 mei 2003, opgemaakt door drs. B.W. Roelofs-van Bon, gz-psycholoog. De psycholoog acht de verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar.
Het hof neemt dit oordeel over en maakt het tot het zijne. Ook het oordeel van de psycholoog, dat de recidivekans in een scheidingssituatie aanzienlijk te achten is neemt het hof over.
Daarboven getuigt de ontkennende opstelling van de verdachte ter terechtzitting met betrekking tot de onder 5 en 8 bewezenverklaarde feiten niet van inzicht in het verkeerde van zijn handelen zodat ook om die reden voor herhaling zijnerzijds van zulke misdrijven moet worden gevreesd.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep erkend, dat hij zich ook heeft schuldig gemaakt aan andere, niet tenlastegelegde feiten.
Die feiten zijn door het openbaar ministerie onder parketnummer 1010001003 bij deze strafzaak gevoegd met het oog op de aan de verdachte op te leggen straf.
Het hof heeft op deze feiten acht geslagen bij de beslissing over de straf, waarbij het ervan is uitgegaan dat de verdachte ter zake van die feiten niet afzonderlijk zal worden vervolgd.
Alles overziende rekent het hof de verdachte het bewezenverklaarde zwaar aan en is - mede gelet op de generale en speciale preventie - van oordeel dat oplegging van een langdurende onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur passend en geboden is.
De inbeslaggenomen aan verdachte toebehorende voorwerpen te weten, de onder ad B vermelde voorwerpen op de aan dit arrest gehechte kopie van de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang. Bovendien zijn de onder 7 en 9 bewezenverklaarde feiten met behulp van het inbeslaggenomen alarmpistool begaan.
Het overige is aangetroffen bij het onderzoek naar de feiten, waarvan de verdachte werd verdacht, en kan dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen te weten, de onder ad A vermelde voorwerpen op de aan dit arrest gehechte kopie van de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen zal het hof de teruggave gelasten aan de verdachte.
13. Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [naam] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 5 en 8 tenlastegelegde tot een bedrag van € 1.834,45.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het bedrag van € 1.134,45, als voorschot voor immateriële schade daar de schadepost "voorschot psycholoog" van € 700,= inmiddels door haar werkgever is vergoed.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor het gehele bedrag met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij betwist, nu hij zich onschuldig acht aan de onder 5 en 8 tenlastegelegde feiten.
Het hof acht een vergoeding van € 1.000,-- ten gevolge van de ten laste van de verdachte onder 5 en 8 bewezenverklaarde feiten geleden immateriële schade, gelet op de bedreigende momenten die het slachtoffer heeft moeten doormaken, redelijk en billijk. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen tot een bedrag van € 1.000,--.
Voor het overige acht het hof de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafproces.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en deze in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
In het onderhavige strafproces heeft [naam] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding bij wijze van voorschot van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 5 en 8 tenlastegelegde tot een bedrag van € 1.134,45.
In hoger beroep is deze vordering wederom aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde bedrag.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor het gehele bedrag met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij betwist, nu hij zich onschuldig acht aan de onder 5 en 8 tenlastegelegde feiten.
Het hof acht een vergoeding van € 1.000,-- ten gevolge van de ten laste van de verdachte onder 5 en 8 bewezenverklaarde feiten geleden immateriële schade, gelet op de bedreigende momenten die het slachtoffer heeft moeten doormaken, redelijk en billijk. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen tot een bedrag van € 1.000,--.
Voor het overige acht het hof de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafproces.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en deze in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
In het onderhavige strafproces heeft [naam] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 en 4 tenlastegelegde tot een bedrag van € 1.135,=.
In hoger beroep is deze vordering wederom aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde bedrag.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor het gehele bedrag met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Nu de verdachte terzake van het onder 2 en 4 tenlaste-gelegde wordt vrijgesproken dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering tot vergoeding van de als gevolg van die feiten geleden schade.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op zijn verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
14. Betaling aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers
Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de strafbare feiten is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.000,= ten behoeve van het slachtoffer [naam].
Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de strafbare feiten is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.000,= ten behoeve van het slachtoffer [naam].
15. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 36d, 36f, 57 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 6 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 5, 7, 8 en 9 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ACHT JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de onder ad B vermelde voorwerpen op de aan dit arrest gehechte kopie van de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen.
Gelast de teruggave van de onder ad A vermelde voorwerpen op de aan dit arrest gehechte kopie van de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen aan de verdachte.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam] tot een bedrag van
DUIZEND EURO (€ 1.000,--) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering tot schadevergoeding in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met haar vordering heeft gemaakt -welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil- en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van €. 1.000,-- ten behoeve van het slachtoffer [naam], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van 20 dagen.
Bepaalt dat voorzover wordt voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [naam], de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen, alsmede dat voorzover wordt betaald aan de benadeelde partij de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam] tot een bedrag van
DUIZEND EURO (€ 1.000,--) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering tot schadevergoeding in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met haar vordering heeft gemaakt -welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil- en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.000,-- ten behoeve van het slachtoffer [naam], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van 20 dagen.
Bepaalt dat voorzover wordt voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [naam], de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen, alsmede dat voorzover wordt betaald aan de benadeelde partij de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Verklaart de benadeelde partij, [naam], niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit arrest is gewezen door mrs. Zandbergen, Schaar en Horstink, in bijzijn van de griffier Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 13 mei 2004.