rolnummer 2200458403
parketnummer 1015005203
datum uitspraak 13 april 2004
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 13 augustus 2003 in de strafzaak tegen de verdachte:
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 30 maart 2004.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen bij inleidende dagvaarding, zoals op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering nader omschreven, vermeld staat en van welke nadere omschrijving tenlastelegging een kopie in dit arrest is gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 eerste alternatief, het onder 2 eerste alternatief en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van voorarrest.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
De officier van justitie heeft het hoger beroep weer ingetrokken.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 eerste alternatief, het onder 2 eerste alternatief en het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
Omdat de verdachte mede vanuit Nederland zijn aandeel heeft bijgedragen in het aanwezig hebben te Fes in Marokko van de onder 3 genoemde hoeveelheid hasjiesj, die bedoeld was om naar Nederland te worden vervoerd, is feit 3 naar het oordeel van het hof in Nederland en te Fes gepleegd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1 eerste alternatief:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
2 eerste alternatief:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
3:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal mr Van Es heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 eerste alternatief, het onder 2 eerste alternatief en het onder 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met anderen meermalen een grote hoeveelheid ecstasypillen, in totaal 135 kilogram, uit Nederland naar Australië gesmokkeld door op professionele wijze deze pillen in pvc-buizen, die weer in laad- en losapparatuur zaten, te verschepen. In Australië hebben zijn zoon en anderen de pillen weer uit de pijpen gehaald. Daarna heeft de verdachte samen met anderen in laadbruggen ongeveer 1.900 kilogram hasjiesj uit Marokko Nederland binnen gesmokkeld. De verdachte heeft bij deze misdrijven een initiërende en leidende rol gespeeld. Hij onderhield de contacten en liet anderen bedrijven opzetten in Australië en Marokko. Voorts is in Marokko een partij hasjiesj van 1.100 kilogram aangetroffen die de verdachte en zijn maat gereed hielden om naar Nederland te verschepen.
De productie van en handel in verdovende middelen brengt niet alleen de volksgezondheid in gevaar, maar leidt in veel gevallen tot ernstige vormen van criminaliteit. De verdachte heeft zich echter laten leiden door zijn zucht naar financieel gewin.
Voorts is de verdachte naar zijn eigen zeggen eerder ter zake van Opiumwetdelicten in Groot-Brittannië tot een lange gevangenisstraf veroordeeld, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Ten voordele van de verdachte heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte openheid van zaken heeft gegeven en dat de mededaders van de verdachte betrekkelijk mild zijn gestraft.
Het hof is van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke vrijheidbenemende straf van na te melden duur passend en geboden is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht alsmede op de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 eerste alternatief, 2 eerste alternatief en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ZES JAREN.
Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mrs Koning, Van Rijnberk en Mos-Verstraten, in bijzijn van de griffier mr De Vries.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 13 april 2004.