Tussen de Staat der Nederlanden en [naam] is op 19 maart 1999 een overeenkomst gesloten als bedoeld in de Richtlijn
afspraken met criminelen (Stcrt. 1997, 61). Bij die overeenkomst is onder andere in aanmerking genomen, dat:
"- de getuige tijdens gesprekken met de behandelend Officier van Justitie en/of rechercheurs van de regiopolitie Haaglanden heeft aangegeven in staat en bereid te zijn tot het afleggen van (een aantal) getuigenverklaringen, in het bijzonder in het kader van de strafzaak tegen Desi Bouterse, met name over de hierna in art. 1.1 te noemen handel in verdovende middelen in georganiseerd verband en de betrokkenheid van Desi Bouterse en andere personen daarbij;
- de getuige daartoe gedurende een verhoor op 4 maart 1999 en een aanvullend verhoor op 17 maart 1999 uitgebreid heeft verklaard over de betrokkenheid van een aantal personen, onder wie Desi Bouterse, bij de in art. 1.1. van deze overeenkomst bedoelde strafbare feiten, in het bijzonder de invoer van diverse grote partijen cocaïne; van deze verklaringen zijn processen-verbaal opgemaakt, die als bijlagen bij deze overeenkomst zijn gevoegd;
- de getuige bij de totstandkoming van deze overeenkomst heeft aangegeven zich bewust te zijn van de mogelijke risico's die zijn verbonden aan het afleggen van verklaringen als bedoeld in deze overeenkomst;
- de getuige het gebruik van de hiervoor vermelde verklaring als bewijsmiddel, alsmede het afleggen van nadere verklaringen heeft gebonden aan een aantal voorwaarden, welke voorwaarden in deze overeenkomst worden vastgelegd;
- de Hoofdofficier op grond van de inhoud van de door de getuige afgelegde verklaringen van mening is dat de door de getuige verschafte en te verschaffen informatie essentieel is voor de bewijsvoering in het strafrechtelijk onderzoek naar Desi Bouterse en anderen en dat een redelijke verhouding bestaat tussen de waarde van deze informatie en de in art. 2 van de overeenkomst neergelegde tegenprestaties;
(...)
- de getuige bij de totstandkoming van deze overeenkomst is bijgestaan door zijn raadslieden (...).".
Genoemde partijen zijn onder meer het volgende overeengekomen:
"1.1 De getuige verplicht zich vanaf de datum van ondertekening van deze overeenkomst telkens overeenkomstig de hem door of vanwege het College van Procureurs-Generaal of de Hoofdofficier gegeven aanwijzingen onvoorwaardelijk zijn medewerking te verlenen aan het afleggen van (nadere) verklaringen tegenover leden van het Openbaar Ministerie of door of vanwege de Hoofdofficier aangewezen ambtenaren als bedoeld in art. 141 Wetboek van Strafvordering (Sv).
De verplichting tot het afleggen van deze (nadere) verklaringen heeft in ieder geval betrekking op de handel in verdovende middelen, in het bijzonder cocaïne, en de betrokkenheid daarbij van Desi Bouterse en anderen die in de verklaringen die als bijlagen bij deze overeenkomst zijn gevoegd worden genoemd.
1.2 Eenzelfde verplichting als onder 1.1. genoemd bestaat ten aanzien van het afleggen van getuigenverklaringen tegenover de Rechter-Commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in enig arrondissement, en/of de strafkamer van enige Rechtbank of Gerechtshof in het kader van de strafrechtelijke vervolging, waaronder begrepen het op naam en zonder vermomming afleggen van verklaringen in en een openbare terechtzitting, tenzij het Openbaar Ministerie vermomming noodzakelijk acht.
1.3 De getuige zal bij gelegenheid van de hiervoor onder 1.1 en/of 1.2 genoemde verhoren niet weigeren te verklaren over zijn eigen (al dan niet strafrechtelijk relevante) betrokkenheid bij de feiten die worden genoemd in de verklaringen zoals neergelegd in de bijgevoegde processen-verbaal. Hij zal zijn verklaringen zonder voorbehoud, volledig en naar waarheid afleggen.
1.4 De getuige verklaart door ondertekening van deze overeenkomst dat de inhoud van zijn verklaringen, zoals deze blijkt uit de processen-verbaal die als bijlagen bij deze overeenkomst zijn gevoegd, volledig en op waarheid berust.
(...).".
Tijdens zijn verhoor op 20 januari 2004 heeft [naam] desgevraagd bevestigd dat de deal een regeling omvatte dat er strafvermindering voor hem zou worden geregeld in de vorm van een positief gratieverzoek. Als andere toezeggingen aan hem noemt hij: "De eerste afspraak was dat men mij onmiddellijk in vrijheid zou stellen. De tweede afspraak betreft dat ze mij en [naam] financieel gerust zouden laten. De derde afspraak betreft dat ik getuigenbescherming zou krijgen. Indien nodig. Nog een afspraak was dat men [naam] in een half-open instelling zou plaatsen. Verder werden mij een aantal privileges gegund terwijl ik nog in de gevangenis zat. Een laatste toezegging die mij gedaan werd betreft de volgende: Tegelijkertijd met de zaak Stellendam liep tegen mij tevens een onderzoek te Arnhem. Men heeft mij toegezegd dat ik in ruil voor mijn verklaring buiten vervolging zou gesteld worden wat betreft het onderzoek te Arnhem. Nog belangrijk is dat de verklaring een zogenaamde 'kluisverklaring' zou zijn en dat ik anoniem zou blijven.". Voorts noemt hij als afspraken op papier: 1/3 strafvermindering, getuigenbescherming en een aantal vakantiedagen. De vraag of hem toezeggingen zijn gedaan die direct betrekking hadden op de bruikbaarheid van zijn verklaring tegen verdachte heeft hij als volgt beantwoord:
"De verklaring had het doel om Bouterse te veroordelen en zou niet gebruikt worden in strafzaken tegen anderen, dus ook niet in deze tegen [naam]. De enige reden waarom ik namen van anderen genoemd heb in verklaringen, is dat de Officier van Justitie wilde dat het hele verhaal waarheidsgetrouw op papier stond.".