ECLI:NL:GHSGR:2004:AO7433

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200431403
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Koning
  • J. van Rijnberk
  • M. Mos-Verstraten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zeer ernstige strafbare feiten gepleegd door verdachte, waaronder afpersing en verkrachting

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 17 februari 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die in eerste aanleg door de rechtbank te 's-Gravenhage was veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar. De verdachte heeft binnen een korte periode meerdere ernstige strafbare feiten gepleegd, waaronder afpersing, diefstal, verkrachting en poging tot verkrachting. De feiten zijn gepleegd onder bedreiging met een wapen, waarbij de verdachte slachtoffers, waaronder een taxichauffeur en twee prostituees, heeft gedwongen tot afgifte van geld en goederen. De verdachte heeft de taxichauffeur onder bedreiging van een vuurwapen gedwongen zijn geld en portemonnee af te geven, en heeft diens mobiele telefoon gestolen. Een week later heeft hij op twee avonden twee prostituees onder bedreiging van zijn wapen gedwongen tot afgifte van hun geld. De verdachte heeft één van de prostituees verkracht en de andere geprobeerd te verkrachten, wat een ernstige inbreuk op hun lichamelijke en psychische integriteit met zich meebracht. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep een zwaardere straf geëist, namelijk zes jaar gevangenisstraf, en heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 365,-- ondersteund. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij tot dit bedrag toegewezen, maar heeft de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar en heeft de schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, die langdurig kunnen lijden onder de gevolgen van dergelijke delicten.

Uitspraak

parketnummer 0992015903
datum uitspraak 17 februari 2004
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank te 's-Gravenhage
van 4 september 2003 in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam]
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 3 februari 2004.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in hoger beroep op vordering van de advocaat-generaal gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën gevoegd in dit arrest.
3. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek van voorarrest en met beslissing omtrent de vordering van de benadeelde partij zoals in het vonnis is omschreven.
Voorts is aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel opgelegd als in het vonnis omschreven.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
5. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
6. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandig-heden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
7. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Feiten 1 en 2:
De voortgezette handeling van afpersing en diefstal
Feit 3:
Afpersing
Feit 4:
Verkrachting
Feit 5:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
Feit 6:
Poging tot verkrachting
Feit 7:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, Wet wapens en munitie, begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, Wet wapens en munitie
Feit 8:
Een reisdocument waarvan hij weet dat het vervalst is bezitten
8. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
9. Strafmotivering
De advocaat-generaal mr. Knobbout heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek van voorarrest en heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 365,--.
Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd tot een bedrag van € 365,--.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft binnen een zeer korte periode vele zeer ernstige feiten gepleegd. Hij heeft een taxichauffeur onder bedreiging van een wapen gedwongen zijn geld en portemonnee af te geven en diens mobiele telefoon gestolen. Een week later heeft hij op twee avonden twee prostituees gedwongen tot afgifte van hun geld door zijn wapen op hen te richten. Tevens heeft hij de ene prostituee verkracht en de andere geprobeerd te verkrachten. Met deze (poging tot) verkrachtingen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de slachtoffers, die moesten vrezen voor hun leven. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van delicten als het onderhavige nog geruime tijd lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen haar is aangedaan.
De afpersingen en de diefstal zijn zeer ernstige en verwerpelijke feiten. De verdachte heeft zich bij het plegen van deze delicten uitsluitend laten leiden door zijn verlangen naar geldelijk gewin en heeft zich op geen enkele manier bekommerd over de slachtoffers van zijn overvallen. Dit soort feiten zijn voor de direct betrokkenen schokkend en zeer angstaanjagend geweest. Het is een feit van algemene bekendheid dat vele slachtoffers van overvallen nog langdurig de psychisch nadelige gevolgen daarvan ondervinden. Daarnaast worden door feiten als de onderhavige de in het algemeen bestaande gevoelens van onveiligheid in de samenleving vergroot.
Bovendien was de verdachte bewust in het bezit van een vervalst paspoort. Hierdoor heeft verdachte het vertrouwen dat in het internationale personenverkeer pleegt te worden gesteld in identiteitspapieren misbruikt.
Daar staat tegenover dat verdachte, naar hij zelf heeft verklaard, ook buiten Nederland niet eerder met politie of justitie in aanraking is geweest. Het hof houdt tevens rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte.
Het hof is van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt.
10. Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft J. [naam] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een bedrag van € 1.865,--.
In hoger beroep is deze vordering wederom aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde bedrag.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 150,-- (mobiele telefoon), € 100,-- (inhoud portemonnee) en € 115,-- (tankpasjes) schade is geleden, en dat aannemelijk is dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dit bedrag worden toegewezen.
Het hof zal de benadeelde partij in zijn vordering tot schadevergoeding ten aanzien van het maandelijkse oprij- bedrag niet-ontvankelijk verklaren, aangezien deze vordering niet van zo eenvoudige aard is, dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafproces.
De benadeelde partij kan de vordering tot schadevergoeding in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
11. Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 365,-- ten behoeve van het slachtoffer J. [naam].
12. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 45, 56, 57, 231, 242, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
13. Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezen-verklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIJF JAAR.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij J. [naam] tot een bedrag van DRIEHONDERDVIJFENZESTIG (365) EURO en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met zijn vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 365,-- ten behoeve van het slachtoffer J. [naam], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van zeven dagen.
Bepaalt dat voorzover wordt voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer J. [naam], de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen, alsmede dat voorzover wordt betaald aan de benadeelde partij de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mrs. Koning, Van Rijnberk en Mos-Verstraten, in bijzijn van de griffier mr. Van den Berg.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 17 februari 2004.