rolnummer 2200454203
parketnummer 1200008703
datum uitspraak 30 maart 2004
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Middelburg van 24 september 2003 in de strafzaak tegen de verdachte:
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 16 maart 2004.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 3 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 2 primair, 4 en 5 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van voorarrest en met beslissing omtrent het inbeslaggenomene als vermeld in het vonnis.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep medegedeeld, dat het hoger beroep niet gericht is tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissing ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 tenlastegelegde poging tot moord en het onder 2 primair, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
De verdachte en zijn raadsman hebben het verweer gevoerd dat niet de verdachte, maar juist de aangever schoot en dat alvorens de politie was gearriveerd een andere toedracht in scène is gezet, door hulzen te leggen waar de verdachte stond en kogelschade aan te richten bij en aan de woonwagen van de aangever.
Het hof acht, gelet op de getuigenverklaringen en het technische onderzoek, het relaas van de verdachte geenszins aannemelijk geworden. Ter onderbouwing van zijn verhaal heeft de verdachte gewezen op een inschot in zijn auto. De politie heeft echter geconcludeerd dat dit inschot onder een hoek van zestig graden tot stand is gekomen. Het hof is van oordeel dat het inschot derhalve niet op de wijze tot stand kan zijn gekomen die de verdachte heeft beschreven. Het hof kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de verdachte op een later tijdstip zelf een kogel in zijn auto heeft geschoten teneinde zijn aangifte en zijn relaas omtrent het schietincident te onderbouwen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
2 primair. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
4. Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie
en
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, begaan met betrekking tot munitie van categorie III.
5. Aangifte doen dat een strafbaar feit gepleegd is, wetende dat het niet gepleegd is.
Toelichting op de onder 1 primair bewezenverklaarde poging tot moord
De verdachte is, op de avond na een ruzie met dreigementen tussen de aangever en hem, met zijn vriendin en een tweede man naar een woonwagenkamp gereden, volgens eigen zeggen, om kennissen te bezoeken. Op het kamp staat ook de woonwagen van de aangever, die sterk tegen de zin van de verdachte in het huis van de vriendin van de verdachte een hennepkwekerij in werking heeft. De vriendin had met de aangever eveneens onenigheid over de opbrengst van de hennepteelt. Vlak voordat de verdachte het woonwagenkamp inreed, heeft zijn vriendin nog telefonisch contact gehad met de aangever. Op het terrein heeft de verdachte zijn auto - in tegenstelling tot wat hij zelf beweert - met de voorzijde naar de uitgang geparkeerd, kennelijk om na de aanslag snel te kunnen vluchten, hetgeen de verdachte ook heeft gedaan. De verdachte heeft vrijwel direct na aankomst meermalen op de aangever geschoten toen deze uit zijn woonwagen kwam.
Uit de wijze waarop het delict is gepleegd, leidt het hof af dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade het slachtoffer heeft getracht te doden. De verdachte heeft immers welbewust en gewapend de confrontatie gezocht met de aangever, waarmee hij in conflict was.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal mr Van Es heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van de onder 1 primair tenlastegelegde poging tot moord en het onder 2, 4 en 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft hij geconcludeerd tot verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen Opel Vectra.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft geprobeerd een persoon te vermoorden. Daarmee heeft hij een van de ernstigste misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent bijna volbracht. Hij heeft door zijn handelen getracht een ander het meest fundamentele recht, het recht op te leven, te ontnemen. De verdachte heeft met zijn optreden bovendien geïllustreerd waarom er tegen het ongecontroleerde wapenbezit streng dient te worden opgetreden. Daarnaast wist de verdachte dat er in het huis van zijn vriendin hennep werd geteeld. De verdachte heeft zich daarvan niet gedistantieerd.
Het hof rekent het de verdachte tenslotte aan dat hij het onderzoek naar de waarheid bewust heeft gefrustreerd, door feiten om te draaien en valse aangifte te doen tegen het slachtoffer. Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 05 maart 2004, eerder is veroordeeld, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur passend en geboden is.
Van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten de Opel Vectra, zal het hof de teruggave gelasten aan de rechtmatige eigenaar, [naam].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 47, 57, 188 en 289 van het Wetboek van Strafrecht alsmede op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en op de artikelen 3, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 4 en 5 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIER JAREN.
Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave van de inbeslaggenomen Opel Vectra aan [naam].
Dit arrest is gewezen door mrs Koning, Van Rijnberk en Mos-Verstraten, in bijzijn van de griffier mr De Vries.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 30 maart 2004.