ECLI:NL:GHSGR:2004:AO7383

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200092703
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Horstink
  • M. Schaar
  • P. de Hoogh
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag na schieten met vuurwapen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 4 maart 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Middelburg. De verdachte is beschuldigd van het schieten met een vuurwapen op zeer korte afstand op een ander, wat heeft geleid tot ernstige verwondingen van het slachtoffer. De verdachte is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag, maar heeft de verdachte vrijgesproken van een tweede tenlastelegging.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, door met een vuurwapen op het slachtoffer te schieten, zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstig geweldsdelict. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, waarbij de tijd in voorarrest in mindering wordt gebracht. Het hof heeft ook de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 7.500,- toegewezen, evenals de verplichting voor de verdachte om dit bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.

De strafmotivering is gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsdelicten, maar ook met zijn medewerking aan een observatie in het Pieter Baan Centrum, wat heeft geleid tot meer inzicht in zijn situatie. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is, maar dat er omstandigheden zijn die in zijn voordeel spreken, wat heeft geleid tot een lagere straf dan door de advocaat-generaal was gevorderd.

Uitspraak

parketnummer 1201533902
datum uitspraak 4 maart 2004
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Middelburg van 12 februari 2003 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 19 februari 2004.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, met aftrek van voorarrest, met beslissing omtrent het inbeslaggenomene als vermeld in het vonnis, met beslissing omtrent de vordering van de benadeelde partij als nader in het vonnis omschreven en met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 is tenlastegelegd.
De verdachte moet derhalve hiervan worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
Nadere bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep van 16 juli 2003 heeft de verdachte aangevoerd dat hij niet bewust op het bovenlichaam van het slachtoffer heeft geschoten en ook het risico op de dood van het slachtoffer niet bewust heeft genomen.
Het hof is echter van oordeel dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij het bovenlichaam van het slachtoffer kon raken alsmede het slachtoffer van het leven zou beroven, door van een zeer korte afstand met een vuurwapen op het slachtoffer te schieten.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
Poging tot doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
De deskundigen van het Pieter Baan Centrum (J.B. Gorter, arts-assistent psychiatrie, in samenwerking met P.K.J. Ronhaar, psychiater en vast gerechtelijk deskundige, en L.C.D.E. Balkema, psycholoog en vast gerechtelijk deskundige) hebben in hun rapportage van 10 februari 2004 over de verdachte geconcludeerd dat de verdachte ten tijde van het plegen van het hem onder 1 tenlastegelegde feit lijdende was aan een zodanig gebrekkige ontwikkeling zijner geest-vermogens, dat dit feit -indien bewezen- hem in enigszins verminderde mate kan worden toegerekend. Het hof neemt deze conclusie over en maakt die tot de zijne.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal mr Kaptein heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren, met aftrek van voorarrest, met beslissing omtrent het inbeslaggenomene als vermeld in het vonnis van eerste aanleg, alsmede dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen tot een bedrag van € 7.500,-, alsmede tot oplegging aan de verdachte van een schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van € 7.500,-.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft met een vuurwapen op zeer korte afstand op een ander geschoten, waarbij het slachtoffer zeer ernstig gewond is geraakt. Door aldus te handelen heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig geweldsdelict. Hierbij is het slechts aan omstandigheden buiten verdachte's wil te danken geweest, dat het slachtoffer niet aan zijn verwondingen is overleden.
Een delict als het onderhavige draagt een voor de rechtsorde schokkend karakter, het brengt bij de burgers angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg en is voor het slachtoffer een pijnlijke en zeer angstige ervaring.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatie-register d.d. 3 februari 2004, in het verleden meermalen is veroordeeld voor het plegen van geweldsdelicten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Echter, het hof weegt in het voordeel van verdachte mee dat hij thans in hoger beroep heeft meegewerkt aan een observatie in het Pieter Baan Centrum waardoor, anders dan in eerste aanleg, meer inzicht kon worden verkregen in de persoon van verdachte en de mate van toerekening van het bewezen geachte strafbare feit.
Voorts is het hof tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep tot de overtuiging gekomen dat het bewezen geachte strafbare feit ook in samenhang beschouwd met de feiten waarvoor hij reeds veroordeeld is, veeleer een incidenteel karakter draagt dan dat het - in tegenstelling tot hetgeen door de advocaat-generaal in haar requisitoir is aangevoerd - daarmee een zich ontwikkelend gewelddadig patroon vormt.
Nu verdachte tevens oprecht en met steun van zijn levensgezel een positieve wending aan zijn leven wil geven is het hof, gelet op de omstandigheid dat dit voornemen enige toekomst verdient en gelet op de generale en speciale preventie, van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke straf van na te melden duur een passende reactie vormt.
Beslag
Het inbeslaggenomen voorwerp, vermeld op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder nummer 1, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien dit aan verdachte toebehorende voorwerp bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit is aangetroffen, terwijl het voorwerp kan dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met het algemeen belang.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [naam] zich als benadeelde partij gevoegd en een voorschot gevorderd tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 tenlastegelegde tot een bedrag van € 7.500,-.
In hoger beroep is deze vordering ten titel van algemeen voorschot aan de orde tot het - in eerste aanleg toegewezen - bedrag van € 7.500,-.
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 7.500,- ten behoeve van het slachtoffer [naam], ten titel van algemeen voorschot.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36d, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIER JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenis-straf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer het voorwerp vermeld op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder nummer 1.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam] tot het gevorderde bedrag van € 7.500,- ten titel van algemeen voorschot en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met zijn vordering heeft gemaakt -welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil- en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 7.500,- ten behoeve van het slachtoffer [naam], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van honderdvijftig dagen.
Bepaalt dat voorzover wordt voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [naam], de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen, alsmede dat voorzover wordt betaald aan de benadeelde partij de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mrs Horstink, Schaar en De Hoogh, in bijzijn van de griffier mr Prinsen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 4 maart 2004.
Mr De Hoogh is buiten staat dit arrest te ondertekenen.