ECLI:NL:GHSGR:2004:AO5803
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- M. Duindam
- A. Gerretsen-Visser
- J. Verbeek
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van de vader inzake de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige
In deze zaak heeft de vader hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de kinderrechter in Rotterdam, waarbij de machtiging tot uithuisplaatsing van zijn minderjarige kind is verlengd tot 9 maart 2004. De vader had eerder, op 4 april 2003, hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking, maar dit was niet-ontvankelijk verklaard. De vader stelde dat hij een uitspraak in het belang van het recht wenste, maar kon niet toelichten welk redelijk belang gediend was bij de handhaving van het hoger beroep, nu de machtiging inmiddels was verlopen op de datum van de uitspraak.
De advocaat van de vader, mr. A.K. Ramdas, was niet in staat om een overtuigende reden te geven voor het voortzetten van het hoger beroep, ondanks dat hij voorafgaand aan de zitting was geïnformeerd dat de zaak mogelijk zou worden ingetrokken. De vader zelf was niet verschenen ter zitting, en de minderjarige had geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om haar mening kenbaar te maken.
Het hof concludeerde dat, gezien de omstandigheden en het verlopen van de machtiging, het belang van de vader bij het hoger beroep was vervallen. Daarom werd de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep. De beslissing werd genomen door het hof op 10 maart 2004, met de rechters M. Duindam, A. Gerretsen-Visser en J. Verbeek, en griffier mr. Jooren-Philippa.