ECLI:NL:GHSGR:2004:AO2588

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200469702
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E.P. von Brucken Fock
  • L.A.J.M. van Dijk
  • N.C. van Bellen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Moord met voorbedachten rade in Rotterdam met cocaïne deal als achtergrond

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 23 januari 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Rotterdam. De verdachte is beschuldigd van moord, gepleegd op 22 maart 2002 te Rotterdam. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [[naam]] van het leven heeft beroofd. De verdachte heeft, na kalm beraad en rustig overleg, meermalen met een vuurwapen kogels afgevuurd op het lichaam van het slachtoffer, wat leidde tot diens overlijden. De achtergrond van deze daad ligt in een mislukte cocaïne deal, waarbij de verdachte, na een ripdeal, besloot om het slachtoffer te confronteren en uiteindelijk te doden.

Het hof heeft vastgesteld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte heeft een onwaarachtige indruk gemaakt op het hof en heeft steeds ontkend iets met de mislukte drugsdeal en de daaropvolgende dood van [[naam]] te maken te hebben gehad. Het hof heeft de ernst van het feit en de gevolgen voor de nabestaanden van het slachtoffer in overweging genomen bij de strafbepaling. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaren, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft daarbij artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht toegepast, dat betrekking heeft op moord.

Uitspraak

parketnummer 1010002402
datum uitspraak 23 januari 2004
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 23 oktober 2002 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
1 Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 17 juni 2003, 19 september 2003 en 9 januari 2004.
2 Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
3 Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren met aftrek van voorarrest.
Hoger beroep tegen het vonnis is ingesteld namens de verdachte en door de officier van justitie.
4 Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
5 Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 22 maart 2002 te Rotterdam opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [[naam] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg meermalen met een vuurwapen kogels afgevuurd op het lichaam van die [naam], tengevolge waarvan voornoemde [naam] is overleden.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
6 Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
7 Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Moord.
8 Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
9 Strafmotivering
De advocaat-generaal mr Van der Horst heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het impliciet primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Op 20 maart 2002 is het latere slachtoffer [[naam] benaderd door een aantal Surinamers met de vraag of hij iemand wist die een hoeveelheid cocaïne te koop had. [naam] heeft vervolgens op zijn beurt op of omstreeks 22 maart 2002 de verdachte, die in het bezit bleek te zijn van 1200 gram cocaïne, al dan niet via ene Dede benaderd en bereid gevonden bedoelde hoeveelheid cocaïne aan de Surinamers te leveren. Op verzoek van de verdachte heeft de medeverdachte [naam], die door de verdachte van de op handen zijnde deal en de betrokkenheid van [naam] daarbij op de hoogte was gesteld, in de loop van de avond van 22 maart 2002 contact met de Surinamers gelegd teneinde een tijdstip en plaats voor het afronden van de deal af te spreken. [naam] heeft de verdachte vervolgens in zijn auto naar de afgesproken plaats van ontmoeting gereden, alwaar de verdachte bij [naam] en de Surinamers in de auto is gestapt. De verdachte is kort daarop het slachtoffer van een zogenaamde "ripdeal" geworden: hij moest, beweerdelijk onder bedreiging van een vuurwapen, de door hem aangeboden cocaïne, waarvan de waarde rond de fl. 61.000,-- lag, aan de Surinamers afstaan. De verdachte was daarover uitermate ontstemd. Ervan uitgaande dat [naam], die als tussenpersoon voor de Surinamers was opgetreden, de ripdeal had opgezet, heeft de verdachte (telefonisch) naspeuring naar de verblijfplaats van [naam] gedaan teneinde met hem een confrontatie aan te gaan. Hij heeft zich in de woning, gelegen aan de [adres] - zijnde de woning van R.A. [naam], van welke woning de verdachte een sleutel had en in welke woning hij regelmatig verbleef -, van een geladen vuurwapen voorzien en heeft [naam] de opdracht gegeven hen beiden in de auto van [naam] naar de Waalhaven te Rotterdam te brengen. Omstreeks 22:45 uur is [naam] in de in dat havengebied gelegen Opijnenstraat door de verdachte doodgeschoten.
Aldus handelend heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het ernstigste misdrijf dat het commune strafrecht kent, te weten moord. Dit handelen vormt een brute en onomkeerbare inbreuk op het hoogste recht dat het slachtoffer had, namelijk het recht op leven, waarmee de verdachte tevens aan de nabestaanden van het slachtoffer onherstelbaar leed heeft toegebracht. Een dergelijk misdrijf draagt een voor de rechtsorde zeer schokkend karakter en brengt daarnaast bij de burgers gevoelens van angst en onveiligheid teweeg. Het hof laat bij de strafbepaling voorts ten nadele van de verdachte meewegen dat hij op het hof een onwaarachtige indruk heeft gemaakt en steeds - naar thans kan worden vastgesteld: tegen beter weten in - is blijven ontkennen iets met de mislukte drugsdeal en de daaropvolgende dood van [naam] te maken te hebben gehad.
Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
10 Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van TIEN JAREN.
Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mrs E.P. von Brucken Fock, L.A.J.M. van Dijk en N.C. van Bellen, in bijzijn van de griffier mr M. van Kuilenburg.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 januari 2004.
Mr N.C. van Bellen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.