parketnummer 1010002402
datum uitspraak 23 januari 2004
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 23 oktober 2002 in de strafzaak tegen de verdachte:
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 17 juni 2003, 19 september 2003 en 9 januari 2004.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren met aftrek van voorarrest.
Hoger beroep tegen het vonnis is ingesteld namens de verdachte en door de officier van justitie.
4 Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 22 maart 2002 te Rotterdam opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [[naam] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg meermalen met een vuurwapen kogels afgevuurd op het lichaam van die [naam], tengevolge waarvan voornoemde [naam] is overleden.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
7 Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
8 Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal mr Van der Horst heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het impliciet primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Op 20 maart 2002 is het latere slachtoffer [[naam] benaderd door een aantal Surinamers met de vraag of hij iemand wist die een hoeveelheid cocaïne te koop had. [naam] heeft vervolgens op zijn beurt op of omstreeks 22 maart 2002 de verdachte, die in het bezit bleek te zijn van 1200 gram cocaïne, al dan niet via ene Dede benaderd en bereid gevonden bedoelde hoeveelheid cocaïne aan de Surinamers te leveren. Op verzoek van de verdachte heeft de medeverdachte [naam], die door de verdachte van de op handen zijnde deal en de betrokkenheid van [naam] daarbij op de hoogte was gesteld, in de loop van de avond van 22 maart 2002 contact met de Surinamers gelegd teneinde een tijdstip en plaats voor het afronden van de deal af te spreken. [naam] heeft de verdachte vervolgens in zijn auto naar de afgesproken plaats van ontmoeting gereden, alwaar de verdachte bij [naam] en de Surinamers in de auto is gestapt. De verdachte is kort daarop het slachtoffer van een zogenaamde "ripdeal" geworden: hij moest, beweerdelijk onder bedreiging van een vuurwapen, de door hem aangeboden cocaïne, waarvan de waarde rond de fl. 61.000,-- lag, aan de Surinamers afstaan. De verdachte was daarover uitermate ontstemd. Ervan uitgaande dat [naam], die als tussenpersoon voor de Surinamers was opgetreden, de ripdeal had opgezet, heeft de verdachte (telefonisch) naspeuring naar de verblijfplaats van [naam] gedaan teneinde met hem een confrontatie aan te gaan. Hij heeft zich in de woning, gelegen aan de [adres] - zijnde de woning van R.A. [naam], van welke woning de verdachte een sleutel had en in welke woning hij regelmatig verbleef -, van een geladen vuurwapen voorzien en heeft [naam] de opdracht gegeven hen beiden in de auto van [naam] naar de Waalhaven te Rotterdam te brengen. Omstreeks 22:45 uur is [naam] in de in dat havengebied gelegen Opijnenstraat door de verdachte doodgeschoten.
Aldus handelend heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het ernstigste misdrijf dat het commune strafrecht kent, te weten moord. Dit handelen vormt een brute en onomkeerbare inbreuk op het hoogste recht dat het slachtoffer had, namelijk het recht op leven, waarmee de verdachte tevens aan de nabestaanden van het slachtoffer onherstelbaar leed heeft toegebracht. Een dergelijk misdrijf draagt een voor de rechtsorde zeer schokkend karakter en brengt daarnaast bij de burgers gevoelens van angst en onveiligheid teweeg. Het hof laat bij de strafbepaling voorts ten nadele van de verdachte meewegen dat hij op het hof een onwaarachtige indruk heeft gemaakt en steeds - naar thans kan worden vastgesteld: tegen beter weten in - is blijven ontkennen iets met de mislukte drugsdeal en de daaropvolgende dood van [naam] te maken te hebben gehad.
Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
10 Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van TIEN JAREN.
Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mrs E.P. von Brucken Fock, L.A.J.M. van Dijk en N.C. van Bellen, in bijzijn van de griffier mr M. van Kuilenburg.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 januari 2004.
Mr N.C. van Bellen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.