ECLI:NL:GHSGR:2003:AO5800

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 december 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
603-R-03
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Kok
  • Tanja-van den Broek
  • Bosma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijs van het bestaan van een huwelijk naar Ghanees recht

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 22 december 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of het bestaan van een huwelijk naar Ghanees recht kan worden aangetoond zonder een gelegaliseerde huwelijksakte. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het bestaan van het huwelijk enkel bewezen kon worden door middel van een geverifieerde huwelijksakte. Het Hof oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat het aan de verzoekende partij is om het bestaan van het huwelijk te bewijzen, maar dat dit bewijs niet beperkt is tot een gelegaliseerde akte. Het Hof heeft verschillende bewijsmiddelen in overweging genomen, waaronder verklaringen van de man en documenten die het bestaan van het huwelijk bevestigen. Het Hof concludeerde dat de vrouw voldoende bewijs had geleverd van het bestaan van een rechtsgeldig huwelijk volgens Ghanees recht. De uitspraak benadrukt dat het huwelijk op grond van de Wet Conflictenrecht Huwelijk in Nederland erkend wordt, ondanks het ontbreken van een gelegaliseerde huwelijksakte. De vrouw had eerder een verzoek tot echtscheiding ingediend bij de rechtbank te Rotterdam, dat door de rechtbank was afgewezen. Het Hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de echtscheiding uitgesproken, waarbij het de verdere behandeling van nevenverzoeken aanhield.

Uitspraak

Uitspraak : 22 december 2003
Rekestnummer : 603-R-03
Rekestnr. rechtbank : FA RK 01-1848
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats]
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. A.J. van Duijne Strobosch,
tegen
[benadeelde partij],
wonende te [woonplaats]
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. H.C. Grootveld.
PROCESVERLOOP
De vrouw is op 21 juli 2003 in hoger beroep gekomen van een beschik-king van de rechtbank te Rotterdam van 22 mei 2003.
De man heeft op 9 september 2003 een verweerschrift ingediend.
Op 14 november 2003 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vrouw, bijgestaan door haar raadsman mr. Venema en de man, bijgestaan door zijn raadsman
mr. J.P.Vandervoodt. Voorts is verschenen mevrouw K.A. Mensah, tolk in de Ghanese taal.
VASTSTAANDE FEITEN
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzit-ting staat - voor zover in hoger beroep van belang - tussen partijen het volgende vast.
De vrouw stelt dat zij en de man op [datum] te [x], Greater Accra Region (Ghana) met elkaar zijn gehuwd. Partijen hebben het volgende nog minderjar[kind]nd: [kind], geboren op [geboortedatum], verder: [kind]. [kind] verblijft sinds het uiteengaan van partijen bij de vrouw.
Bij verzoekschrift van 10 april 2001 heeft de vrouw bij de rechtbank te Rotterdam een verzoek tot echtscheiding met nevenverzoeken ingediend. Zij heeft verzocht onder toepassing van artikel 1623g van Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek te bepalen dat verzoekster huurster van de echtelijke woning zal zijn. Voorts heeft de vrouw verzocht ten laste van de man een alimentatie voor de vrouw op te leggen van ƒ 1.000,- (€ 453.78) per maand. Tot slot heeft de vrouw verzocht te bepalen dat de man wordt veroordeeld een kinderalimentatie voor [kind] te betalen van ƒ 300,- (€ 136.13) per maand. De man heeft verweer gevoerd, waarbij hij onder meer heeft aangegeven dat er tussen hem en de vrouw geen huwelijk bestaat.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de vrouw niet ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot echtscheiding.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, alsnog te beslissen zoals in het inleidende verzoek is gevraagd, met veroordeling van de man in de kosten in beide instanties omdat de man het bestaan van het huwelijk en de geldigheid van het huwelijk tegen beter weten in betwist heeft. De man bestrijdt haar beroep.
2. In grief 1 heeft verzoekster betoogd dat de rechtbank in haar bestreden beschikking ten onrechte heeft miskend dat het bestaan van een Ghanees huwelijk ook op andere wijze dan door middel van een geverifieerde en gelegaliseerde huwelijksakte kan worden aangetoond dan wel aannemelijk gemaakt.
Het Hof is van oordeel dat de rechtbank terecht geconcludeerd heeft dat bij een verzoek om echtscheiding het aan de verzoekende partij is om het bestaan van het huwelijk te bewijzen, indien de andere partij het bestaan van het huwelijk gemotiveerd betwist. Anders dan de rechtbank in haar bestreden beschikking geconcludeerd heeft, is het Hof van oordeel dat het bewijs van het bestaan van een rechtsgeldig huwelijk in het land van herkomst niet enkel bewezen kan worden door het overleggen van een door de Nederlandse overheid gelegaliseerde en in het geval van een Ghanees huwelijk tevens geverifieerde huwelijksakte. Het bewijs van rechtsgeldig huwelijk kan met alle middelen rechtens bewezen worden. De door verzoekster voorgedragen grief slaagt derhalve.
3. Thans zal het Hof nagaan of het bestaan van een naar Ghanees recht rechtsgeldig huwelijk voldoende is aangetoond.
4.a. Zoals hiervoor aangegeven is het aan de vrouw om het bestaan van een naar Ghanees recht rechtsgeldig huwelijk aan te tonen. Verzoekster heeft een aantal bewijsmiddelen ingebracht waarmee zij naar haar mening het bestaan van het huwelijk heeft aangetoond.
Het Hof komt tot het oordeel dat de vrouw inderdaad geslaagd is in het bewijs van het bestaan van een naar Ghanees gewoonterecht totstandgekomen huwelijk. Het Hof heeft daarbij belang gehecht aan de navolgende door de vrouw naar voren gebrachte feiten.
- De man heeft ter zitting van het Hof verklaard dat hij inderdaad op 4 januari 1998 in Ghana bij een feest met zijn familie en de familie van de vrouw aanwezig is geweest, waarbij de samenleving van de man en de vrouw het onderwerp van het feest was.
- Uit het verslag van de op [datum] gehouden hoorzitting in de bezwaarprocedure tegen de weigering van de minister van Buitenlandse zaken om een geboorteakte d.d. [datum] en een ongehuwdverklaring d.d. [datum] te legaliseren, blijkt dat de man naar aanleiding van vragen over het huwelijk aldaar verklaard heeft "dat hij in Ghana reeds twee kinderen uit een vriendschapsrelatie met betrokkene had. Toen hij haar (toevalligerwijs) in 1996 in Nederland ontmoette, besloten beide, toen een derde op komst was dat zij beter konden trouwen. "
- De man heeft ter zitting van het Hof erkend dat hij in 1999, uit vrije wil en wetende welk formulier hij voor zich had, een formulier ondertekend heeft, dat als opschrift draagt "Form of Register of Customary Marriages", welk formulier in Ghana gebruikt wordt om een huwelijk te registeren.
- In een op [datum] in Accra, Ghana, opgemaakte verklaring (Statutory declaration bij Kwadwo Adade and Kwabena [ei[eiseres] confirming the dissolution of customary marriage), welke verklaring is ondertekend door de vader van de man, staat aangegeven dat op [datum] een huwelijk is voltrokken tussen de man en de vrouw in overeenstemming met het Ghanese gewoonterecht en de gebruiken.
- In het verweerschrift dat namens de man in de procedure bij de rechtbank is ingediend, verklaart de man dat op [datum] een zogenaamd 'customary marriage' heeft plaatsgevonden.
- Tijdens de terechtzitting bij de rechtbank op 5 september 2001 heeft de gemachtigde van de man blijkens het proces-verbaal verklaard : "Het 'customary marriage' is reeds ontbonden. Ik laat u daarvan de originele stukken zien." en "Het huwelijk heeft geen rechtskracht buiten Ghana."
- De man heeft ter zitting van het Hof erkend dat hij in een ter zitting van het Hof door de vrouw overgelegde bijbel, die als opschrift heeft 'Bride's Bible', bij de bladzijde met titel 'Certificate of Marriage' zijn naam, de naam van de vrouw en de plaats en datum van de huwelijksvoltrekking heeft geschreven.
- De minister van Buitenlandse Zaken heeft in zijn beslissing van [datum] op het bezwaarschrift tegen de afwijzing van de legalisatie van een geboorteakte en ongehuwdverklaring van de vrouw gesteld dat vaststaat dat de vrouw ten behoeve van wie de ongehuwdverklaring in 1997 is afgegeven, inmiddels getrouwd is.
Zijdens de vrouw is verder met verwijzing naar de rapportage van het Internationaal Juridisch Instituut van 29 augustus 2002 gesteld dat inschrijving van een 'customary marriage' in Ghana niet noodzakelijk is om een dergelijk huwelijk naar Ghanees recht rechtsgeldig te laten zijn. Door de man is dit niet bestreden. Overigens heeft een dergelijke registratie blijkens het overgelegde "Form of Register of Customary Marriages" wel plaatsgevonden, zij het niet binnen de voorgeschreven drie maanden.
Het Hof komt op grond van het vorenstaande tot het oordeel dat de vrouw aangetoond heeft dat er in het onderhavige geval sprake is (geweest) van een naar Ghanees recht rechtsgeldig huwelijk tussen haar en de man. Het huwelijk wordt op grond van artikel 5, eerste lid, van de Wet Conflictenrecht Huwelijk in Nederland erkend.
4.b. Door de man is aangevoerd dat het huwelijk door een op [datum] in Accra, Ghana, opgemaakte verklaring (Statutory declaration bij Kwadwo Adade and Kwabena [ei[eiseres] confirming the dissolution of customary marriage) is ontbonden. Echter, de vrouw heeft aangegeven dat zij nimmer heeft ingestemd met een dergelijke ontbinding van het huwelijk en dat de verklaring tevens niet ondertekend is door haar vader. Verder heeft de scribent van de hiervoor genoemde verklaring in een separate verklaring van [datum] aangegeven dat alleen de familie van de man aanwezig was bij het opstellen van de verklaring van [datum] en dat hem later van de zijde van de (familie van de) vrouw te kennen gegeven is dat geen instemming aan de ontbinding van het huwelijk was gegeven. De verklaring van [datum] is in Ghana ook niet geregistreerd. Op grond hiervan komt het Hof tot het oordeel dat het huwelijk nog immer bestaat.
4.c. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Europese Verordering nr. 1347/2000. betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken in inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid voor gemeenschappelijke kinderen, van 30 juni 2000 (PbEG 2000 L 160), is ter zake van echtscheiding de rechterlijke instantie bevoegd van de Lidstaat op grond waarvan de echtgenoten hun gewone verblijfplaats hebben. Het Hof is derhalve bevoegd om over de verzochte echtscheiding met nevenvorderingen te beschikken. Nu partijen ter zitting desgevraagd hebben aangegeven dat zij in Nederland wensen te blijven en er aldus sprake is van het ontbreken van een werkelijke maatschappelijke band met Ghana en de man tevens de keuze van de vrouw voor toepassing van het Nederlands recht niet heeft weersproken wordt op grond van artikel 1 van de Wet conflictenrecht echtscheiding het Nederlands recht op de verzochte ontbinding van het huwelijk met nevenvorderingen toegepast.
5. Door de man is niet weersproken dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, zodat het verzoek tot het uitspreken van de echtscheiding toewijsbaar is.
6. Ten aanzien van de nevenverzoeken van de vrouw is een nadere behandeling vereist. Partijen zullen daartoe een oproep ontvangen.
BESLISSING
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en opnieuw beschik-ken-de:
spreekt uit de echtscheiding tussen: [eiseres], [eiseres] en [benadeelde partij], [benadeelde partij], gehuwd op [datum] te [x], Greater Accra Region, Ghana;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Kok, Tanja-van den Broek en Bosma, bijge-staan door Lekahena als griffier, en uitgespro-ken ter openbare terecht-zitting van 22 december 2003.