ECLI:NL:GHSGR:2003:AO5176

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 september 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200175703
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Gerritzen
  • Wurzer
  • De Groot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor doodslag en diefstal met geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 29 september 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Dordrecht. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaar voor doodslag, diefstal met geweld en diefstal. De zaak betreft een conflict over de kwaliteit van drugs, waarbij de verdachte het slachtoffer met een mes heeft aangevallen, wat leidde tot de dood van het slachtoffer. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op brute wijze heeft gehandeld, wat een ernstige aantasting van het recht op leven van het slachtoffer met zich meebracht. De omstandigheden waaronder het delict is gepleegd, namelijk in het verdovende middelen circuit, doen hieraan niet af. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een gewapende overval in een supermarkt, waarbij hij een personeelslid heeft bedreigd met een voorwerp dat op een vuurwapen leek. Het hof heeft het beroep op noodweer van de verdachte verworpen, omdat de feiten en omstandigheden die aan dit verweer ten grondslag zijn gelegd niet voldoende aannemelijk zijn gemaakt. De verdachte is eerder veroordeeld voor vergelijkbare feiten, wat meeweegt in de strafmaat. De vordering van de benadeelde partij is toegewezen, en de verdachte is verplicht tot betaling van € 1140,- aan de benadeelde partij. Het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en heeft geoordeeld dat alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is.

Uitspraak

parketnummer 1100637902
datum uitspraak 29 september 2003
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Dordrecht van 18 maart 2003 in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam]
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 15 september 2003.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
3. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 impliciet primair ("moord") tenlastegelegde vrijgesproken en terzake van het onder 1 impliciet subsidiair ("doodslag"), 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren, met aftrek van voorarrest, met beslissing omtrent de vordering van de benadeelde partij [naam], als nader in het vonnis vermeld.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
5. Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen het element "voorbedachte raad" zoals genoemd in feit 1.
De verdachte moet derhalve in zoverre worden vrijgesproken.
6. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het overigens onder 1, alsmede het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
7. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
8. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat de verdachte ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde heeft gehandeld uit noodweer, dan wel noodweerexces, op grond dat de verdachte eerst een klap kreeg van het slachtoffer en deze vervolgens in zijn jaszak graaide -in de beleving van de verdachte op zoek naar een mes of pistool-, waaruit de verdachte kon en mocht opmaken, dat hij zich moest verdedigen tegen een vermeende aanval van het slachtoffer.
Het hof verwerpt dit verweer. De feiten en omstandigheden die aan het verweer ten grondslag zijn gelegd, zijn naar 's Hofs oordeel onvoldoende aannemelijk geworden. Voorzover hierover anders zou moeten worden geoordeeld, heeft te gelden dat deze feiten en omstandigheden niet leiden tot de gevolgtrekking dat aannemelijk is dat verdachte heeft verkeerd in een situatie waarin noodzakelijke verdediging tegen het slachtoffer geboden was, of dat hij redelijkerwijs kon menen zich tegen het slachtoffer te moeten verdedigen. Het hof neemt hierbij mede in aanmerking dat verdachte voldoende gelegenheid heeft gehad om zich, voorafgaand aan het feit, aan de situatie te onttrekken.
Ook overigens is ter terechtzitting geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte uitsluit.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Doodslag.
Ten aanzien van feit 2:
Diefstal voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Ten aanzien van feit 3:
Diefstal.
9. Strafmotivering
De advocaat-generaal mr. Haverkate heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het onder 1 impliciet subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren, met aftrek van voorarrest, met toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [naam], tot het gevorderde bedrag van € 1140,-.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft het slachtoffer, naar aanleiding van een conflict over de kwaliteit van door het slachtoffer geleverde drugs, op de openbare weg met een mes zodanig toegetakeld dat deze vele messteken in borst, hart, buik en rug opliep en vervolgens aan de gevolgen daarvan is overleden. Het delict doodslag levert een onomkeerbare aantasting op van een der meest fundamentele rechten van een mens, te weten het recht op leven. De brute en niets ontziende wijze waarop verdachte het slachtoffer te lijf is gegaan en de gruwelijke wijze waarop hij het slachtoffer van het leven heeft beroofd, draagt een voor de rechtsorde zeer schokkend karakter. Het feit dat het slachtoffer en verdachte zich beiden ophielden in het verdovende middelen circuit en dat het delict ook in dat kader is gepleegd, doet naar het oordeel van het
gerechtshof daaraan in het geheel niet af. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een overval in een supermarkt. De wijze waarop verdachte te werk is gegaan, namelijk door een personeelslid met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te bedreigen, is voor het slachtoffer uitermate bedreigend geweest. Gewapende overvallen maken niet alleen een enorme indruk op slachtoffers, maar versterken ook gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Naast bovengenoemde feiten heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal uit een woning, waarbij hij een telefoonkaart en een verzekeringskaart heeft weggenomen.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 8 september 2003 vele malen is veroordeeld voor het plegen van gekwalificeerde diefstallen en geweldsdelicten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten te plegen.
Het hof heeft kennis genomen van het Pro Justitia rapport, d.d. 24 februari 2003, opgesteld door dr. J.M.J.F. Offermans, psychiater en drs. J.C.G. Lely, gezondheidspsycholoog en psychotherapeut. Het hof neemt de conclusie in het rapport, dat de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd, over en maakt die tot de zijne.
Het hof is van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende reactie vormt.
10. Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [naam], zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 tenlastegelegde tot een bedrag van € 1140,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het - in eerste aanleg toegewezen - bedrag van € 1140,-.
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
11. Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1140,- ten behoeve van het slachtoffer [naam].
12. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 287, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
13. Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen het onder 1 tenlastegelegde element "voorbedachte raad" en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het overigens onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezen-verklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
TWAALF (12) JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam], tot het gevorderde bedrag van
ELFHONDERD EN VEERTIG EURO
(€ 1140,-)
en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met haar vordering heeft gemaakt -welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil- en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1140,- ten behoeve van het slachtoffer [naam], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van TWEEENTWINTIG DAGEN.
Bepaalt dat voorzover wordt voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [naam], de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen, alsmede dat voorzover wordt betaald aan de benadeelde partij de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door
mrs. Gerritzen, Wurzer en De Groot,
in bijzijn van de griffier mr. Tolen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 29 augustus 2003.