parketnummer 1003008202 (2x)
Ad Informandum 1003008202
datum uitspraak 31 december 2003
tegenspraak
GERECHTSHOF TE S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 31 januari 2003
in de strafzaak tegen de verdachte:
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 17 december 2003.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaardingen, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie nader omschreven.
Van de dagvaardingen en de van de vordering nadere omschrijving tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
In eerste aanleg is de dagvaarding ten aanzien van het onder 7 tenlastegelegde nietig verklaard en is de verdachte terzake van het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, met aftrek van voorarrest, met beslissing omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen als nader in het vonnis omschreven.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is kennelijk niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissing ten aanzien van het onder 7 tenlastegelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van het hof onderworpen.
5. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, en 6 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandig-heden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
7. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 bewezenverklaarde levert op:
1:
De voortgezette handeling van: diefstal, voorafgegaan of vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
diefstal door twee of meer verenigde personen;
feiten 2, 3 en 6:
Diefstal, voorafgegaan of vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
feit 4:
Diefstal, voorafgegaan van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 5:
De voortgezette handeling van: diefstal, voorafgegaan of vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
en
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
8. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal mr. Strack heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal toewijzing van de vordering van de benadeelde partij,
[naam], tot een bedrag van € 3.140,- gevorderd, alsmede toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, de heer [naam], tot een bedrag van € 1.010,-, alsmede telkens de oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.140,-, subsidiair zestig dagen hechtenis, respectievelijk een bedrag van € 1.010,-, subsidiair twintig dagen hechtenis, ten behoeve van de slachtoffers.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte en zijn mededaders hebben zich in een periode van enkele maanden schuldig gemaakt aan een aanzienlijk aantal roofovervallen, waarbij het gebruik van wapens en grof fysiek geweld niet is geschuwd. Bij één gelegenheid werd een automobilist, nadat een aanrijding was geënsceneerd, van zijn auto beroofd. Bij de overige overvallen waren winkeliers het slachtoffer. De door de verdachte gepleegde feiten dragen in ernstige mate bij aan de (toenemende) onveiligheid in openbare ruimtes en leveren bovendien een onaanvaardbare aantasting op van het bestaansrecht van een onafhankelijke middenstand. De verdachte en zijn mededaders hebben de slachtoffers niet alleen financiële schade maar ook fysiek en psychisch leed berokkend. Slachtoffers van dergelijke feiten ondervinden nog lang de psychische gevolgen van wat hen is aangedaan.
Het hof heeft in matigende zin in aanmerking genomen de betrekkelijk jeugdige leeftijd van de verdachte en de omstandigheid dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Desalniettemin is het hof van oordeel dat de ernst van de feiten een gevangenisstraf van aanzienlijke duur, zoals na te melden, noodzakelijk maakt.
De verdachte heeft ter terechtzitting hoger beroep erkend, dat hij zich ook heeft schuldig gemaakt aan een ander, niet tenlastegelegd strafbaar feit.
Dit feit is door het openbaar ministerie onder parketnummer 1003008202 bij deze strafzaak gevoegd met het oog op de aan de verdachte op te leggen straf.
Het hof heeft op dit feit acht geslagen bij de beslissing over de straf, waarbij het ervan is uitgegaan dat de verdachte terzake van dit feit niet afzonderlijk zal worden vervolgd.
10. Vorderingen tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft mevrouw [naam] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 5 tenlastegelegde tot een bedrag van € 3.140,-.
In hoger beroep is deze vordering wederom aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde bedrag.
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist tot een bedrag van € 2.000,-. De vordering van de benadeelde partij kan derhalve tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorzover de verdachte de vordering van de benadeelde partij heeft betwist acht het hof die vordering in zoverre niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafproces.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en deze in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
In het onderhavige strafproces heeft M.A. [naam] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 4 tenlastegelegde tot een bedrag van € 1.040,-.
Nu deze vordering ten onrechte niet ter terechtzitting in eerste aanleg is behandeld, zal het hof de vordering in zijn volle omvang aan de orde stellen.
De verdediging heeft de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel betwist, nu de benadeelde partij heeft nagelaten stukken van overtuiging ter staving van deze vordering te overleggen, aldus de raadsman van de verdachte.
Naar het oordeel van het hof is uit de gebezigde bewijsmiddelen voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 150,-. Voor het overige acht het hof de vordering niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafproces.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en deze in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
11. Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 4 en 5 bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht, ziet het hof aanleiding aan de verdachte telkens een verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag ten behoeve van het slachtoffer op te leggen op de wijze zoals hierna is vermeld.
12. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 47, 56, 57, 310, 311, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep -voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen- en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ACHT JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam], Nieuwe Binnenweg 207 A, 3021 GB Rotterdam, tot een bedrag van TWEEDUIZEND EURO en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering tot schadevergoeding in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met haar vordering heeft gemaakt -welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil- en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 666,67 ten behoeve van het slachtoffer [naam], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de duur van DERTIEN DAGEN.
Bepaalt dat voorzover wordt voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [naam], de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen, alsmede dat voorzover wordt betaald aan de benadeelde partij de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij partij M.A. [naam], Beukelsdijk 203A, 3022 DH Rotterdam, tot een bedrag van HONDERDENVIJFTIG EURO en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering tot schadevergoeding in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met zijn vordering heeft gemaakt -welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil- en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 150,- ten behoeve van het slachtoffer M.A. [naam], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de duur van DRIE DAGEN.
Bepaalt dat voorzover wordt voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer M.A. [naam], de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen, alsmede dat voorzover wordt betaald aan de benadeelde partij de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mrs. Aler, Heemskerk en Kramer, in bijzijn van de griffier mr. Schmidt-Fries.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 31 december 2003.
Mr. Heemskerk is buiten staat dit arrest te ondertekenen.