ECLI:NL:GHSGR:2003:AO4277

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 december 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200171903
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. Wurzer
  • A. van der Putten-Göbbels
  • J. de Groot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank te Rotterdam inzake ernstige strafbare feiten, waaronder het wegvoeren van een stoffelijk overschot en gewelddadige beroving

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 22 december 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 19 februari 2003. De verdachte is beschuldigd van ernstige strafbare feiten, waaronder het wegvoeren en wegmaken van een stoffelijk overschot en het plegen van een gewelddadige beroving. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden voor andere feiten. De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte een stoffelijk overschot heeft weggevoerd, wat een ernstige inbreuk op de openbare orde vormt en groot leed toebrengt aan de nabestaanden. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een gewelddadige beroving, wat niet alleen financiële schade, maar ook grote angst en onrust bij de slachtoffers en de samenleving veroorzaakt. Het hof heeft de overtuiging dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd, en heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren. Het hof heeft deze straf opgelegd, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Tevens zijn de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding, omdat de feiten waarvoor zij schadevergoeding vorderden niet aan het oordeel van het hof onderworpen waren. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen en de beslissing genomen om opnieuw recht te doen.

Uitspraak

rolnummer 2200171903
parketnummer 1011001102
datum uitspraak 22 december 2003
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van
de rechtbank te Rotterdam van 19 februari 2003 in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam]
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 8 december 2003.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep op vordering van respectievelijk de officier van justitie en de advocaat-generaal gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vorderingen wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
3. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair, 3, 4, 6 en 7 tenlastegelegde vrijgesproken, terzake van het onder 2 tenlastegelegde ontslagen van alle rechtsvervolging en terzake van het onder 5 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, met aftrek van voorarrest, met beslissingen omtrent de vordering van de benadeelde partijen als nader in het vonnis omschreven.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep van de officier van justitie is blijkens mededeling van de advocaat-generaal op de terechtzitting niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissingen ten aanzien van het onder 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair, 3, 4, 6 en 7 tenlastegelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van het hof onderworpen.
5. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
6. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 5 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
7. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
8. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van een lijk wegvoeren en wegmaken, met het oogmerk om het feit of de oorzaak van het overlijden te verhelen.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
9. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
10. Strafmotivering
De advocaat-generaal mr. Geradts heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het onder 2 en 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van voorarrest. Voorst heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de benadeelde partijen [naam], [naam], [naam] en [naam] niet-ontvankelijk zullen worden verklaard in de vorderingen tot schadevergoeding.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft samen met zijn medeverdachte een stoffelijk overschot dat bij de medeverdachte in huis lag weggevoerd en weggemaakt, zoals nader in de bewezenverklaring omschreven. Dit is een ernstige inbreuk op de openbare orde. Bovendien wordt daardoor aan nabestaanden groot leed toegebracht. Voorts heeft de verdachte zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een gewelddadige beroving in de woning waar het slachtoffer zich bevond. Dit is een ernstig feit, dat naast financiële schade, grote angst en onrust veroorzaakt bij de direct betrokkene en gevoelens van onveiligheid in de samenleving teweegbrengt.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 10 december 2003, meermalen is veroordeeld voor het plegen van gekwalificeerde vermogens- delicten en pogingen daartoe, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende reactie vormt.
11. Vordering tot schadevergoeding
11.1 In het onderhavige strafproces heeft [naam], wonende [adres] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 4 tenlastegelegde tot een bedrag van f. 2.500,- (€ 1.134,45).
In hoger beroep is deze vordering wederom aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde bedrag.
Nu de verdachte terzake van het onder 4 tenlastegelegde in eerste aanleg is vrijgesproken en dit feit thans in hoger beroep niet aan het oordeel van het hof onderworpen is, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering tot vergoeding van de als gevolg van dat feit geleden schade.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op zijn verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
11.2 Ter terechtzitting in hoger beroep heeft mr. A.R.E.M.F. Roelofs, advocaat te Rotterdam, betoogd dat zijn kantoorgenoot mr. J.L.A.M. le Cocq d'Armandville namens [naam] in eerste aanleg middels een voegingsformulier benadeelde partij een vordering tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 5 tenlastegelegde heeft ingediend.
Deze vordering zou ten onrechte niet door de rechtbank in haar behandeling van de onderhavige strafzaak zijn meegenomen.
In het dossier bevindt zich echter geen voegingsformulier als vorenbedoeld en evenmin is het hof anderszins gebleken van feiten of omstandigheden zoals door de raadsman gesteld.
Gelet op het vorenstaande moet het ervoor gehouden worden dat [naam] zich eerst in hoger beroep als benadeelde partij heeft gevoegd, en dient hij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op zijn verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
11.3 In het onderhavige strafproces heeft [naam] wonende [adres] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 7 tenlastegelegde tot een bedrag van
€ 5.000,69.
In hoger beroep is deze vordering - naar het hof begrijpt - wederom aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde bedrag.
Nu de verdachte terzake van het onder 7 tenlastegelegde in eerste aanleg is vrijgesproken en dit feit thans in hoger beroep niet aan het oordeel van het hof onderworpen is, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering tot vergoeding van de als gevolg van dat feit geleden schade.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op zijn verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
12. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 57, 151 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep -voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen- en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 2 en 5 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 2 en 5 bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezen-verklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIER JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart de benadeelde partij [naam] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij [naam] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij [naam] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit arrest is gewezen door mrs. Wurzer, Van der Putten-Göbbels en De Groot, in bijzijn van de griffier mr. Hol.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 22 december 2003.