ECLI:NL:GHSGR:2003:AO2646

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 oktober 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200084103
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Borgesius
  • J. van den Berg
  • M. Fleers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak in economische delicten met betrekking tot vergunningen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de economische kamer van de rechtbank te 's-Gravenhage, waarin de verdachte op 31 januari 2003 was vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De zaak werd behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage op 29 oktober 2003. De verdachte werd verweten dat zij een inrichting in werking had zonder de vereiste vergunning, zoals omschreven in de Wet op de economische delicten. Het hof heeft de tenlastelegging in verschillende subsidiaire vormen beoordeeld.

Het hof oordeelde dat de gegevens die een aanvrager van een vergunning vermeldt, niet als voorschriften aan de vergunning kunnen worden beschouwd, tenzij dit expliciet in de vergunning is opgenomen. De verdachte werd verweten dat zij de inrichting had veranderd zonder vergunning, maar het hof concludeerde dat het enkele feit van verandering niet voldoende bewijs opleverde voor het in werking hebben van de inrichting zonder vergunning.

Daarnaast werd de verdachte verweten dat zij een inrichting had opgericht zonder vergunning. Het hof oordeelde dat, aangezien het bevoegd gezag geen grenzen had gesteld aan de vergunning, het handelen van de verdachte niet kon worden aangemerkt als het oprichten of in werking hebben van een inrichting zonder vergunning.

Ten aanzien van de valsheid in geschrifte, zoals ten laste gelegd onder feit 3, oordeelde het hof dat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdachte werd derhalve vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en gelastte de teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen aan de verdachte.

Uitspraak

rolnummer 2200084103
parketnummer 0900786502
datum uitspraak 29 oktober 2003
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE economische kamer
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische kamer in de rechtbank te 's-Gravenhage van
31 januari 2003 in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam]
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 15 oktober 2003.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd. Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
3. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde vrijgesproken.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
5. Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 en 3 is tenlastegelegd.
Ten aanzien van de onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde feiten overweegt het hof het volgende. Het hof is van oordeel dat de gegevens die een aanvrager van een vergunning bij zijn aanvraag vermeldt, nu zulks niet in de beslissing op de aanvraag of in de aan de vergunning verbonden voorschriften is bepaald, niet kunnen worden beschouwd als aan de vergunning verbonden voorschriften.
In het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde wordt de verdachte verweten dat zij, door te handelen als omschreven, de inrichting in werking had zonder een daartoe strekkende vergunning, immers had zij de inrichting of de werking daarvan veranderd. Nog daargelaten dat het enkele feit dat een inrichting of de werking daarvan is veranderd, onvoldoende is voor het bewijs dat die inrichting ook in werking is, is het hof van oordeel dat, nu het bevoegd gezag in de vergunning geen grenzen heeft gesteld aan de jaarlijkse produktie, aan het aantal weken en dagen per jaar dat mocht worden geproduceerd of aan de gemiddelde productie per dag, de gestelde overschrijdingen op zich niet zijn aan te merken als het veranderen van de inrichting of de werking daarvan.
In het onder 1 meer subsidiair en 2 meer subsidiair tenlastegelegde wordt de verdachte verweten dat zij, door te handelen als omschreven, een inrichting heeft opgericht of in werking heeft gehad zonder een daartoe verleende vergunning. Het hof is van oordeel dat, nu het bevoegd gezag bij de vergunningverlening op bedoelde punten geen grenzen heeft gesteld, het enkele handelen als omschreven ook niet valt aan te merken als het oprichten of in werking hebben van de inrichting zonder een daartoe verleende vergunning.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde feit acht het hof, gelet op de totale inhoud van het betreffende geschrift en de context waarin het is geschreven, valsheid in de zin van artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht niet bewezen.
De verdachte moet derhalve hiervan worden vrijgesproken.
6. Beslag
Ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen, vermeld op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, zal het hof de teruggave gelasten aan de verdachte.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Gelast de teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen aan de verdachte.
Dit arrest is gewezen door mrs. Borgesius, Van den Berg en Fleers, in bijzijn van de griffier mr. Postma.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 29 oktober 2003.
Mr. Fleers is buiten staat dit arrest te ondertekenen.