ECLI:NL:GHSGR:2003:AO1780
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- M. Dusamos
- A. Stille
- J. van der Burght
- Rechtspraak.nl
Verdeling van beperkte huwelijksgemeenschap en alimentatie na echtscheiding onder toepassing van Pools recht
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage op 17 december 2003, gaat het om de verdeling van de beperkte huwelijksgemeenschap en de vaststelling van alimentatie na een echtscheiding tussen een Poolse vrouw en een man met de Nederlandse nationaliteit. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft een verzoek ingediend om de eerdere beschikking van de rechtbank te vernietigen, met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgemeenschap en de alimentatie voor haar en hun minderjarige kind. De man, verweerder in hoger beroep, heeft een tegenverzoek gedaan voor kinderalimentatie.
De partijen zijn in Polen gehuwd en hebben samen een minderjarig kind. Na de echtscheiding hebben zij gezamenlijk het gezag over het kind, dat bij de vrouw verblijft. De man heeft een verzoek tot echtscheiding ingediend bij de rechtbank te 's-Gravenhage, waarin hij de verdeling van de huwelijksgemeenschap naar Nederlands recht heeft verzocht. De vrouw betwist echter de rechtsmacht van de Nederlandse rechter, omdat volgens Pools recht buitenlanders geen onroerend goed in Polen kunnen bezitten.
Het hof oordeelt dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, ondanks de locatie van de onroerende goederen in Polen. Het hof gaat uit van de rechtskeuze van partijen om Pools recht toe te passen op de verdeling van hun huwelijksgoederengemeenschap. Het hof wijst het verzoek van de vrouw tot uitsluiting van de onroerende zaak in Polen van de verdeling af, en bepaalt dat de vrouw de helft van de waarde van deze onroerende zaak aan de man moet vergoeden. De alimentatie voor het kind wordt vastgesteld op € 195,- per maand, terwijl het verzoek van de vrouw voor haar eigen alimentatie wordt afgewezen, gezien de beperkte draagkracht van de man.
De beslissing van het hof is een bevestiging van de toepassing van het gekozen recht door de partijen en benadrukt de noodzaak om rekening te houden met de financiële situatie van beide partijen bij het vaststellen van alimentatie.