ECLI:NL:GHSGR:2003:AO1244
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- M. In 't Velt-Meijer
- A. Beyer-Lazonder
- J. Husson
- Rechtspraak.nl
Ontslagname door werknemer en de gevolgen voor de arbeidsovereenkomst
In deze zaak gaat het om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen X en Delta Force B.V. rechtsgeldig is beëindigd. X, die sinds 1 januari 1998 in dienst was bij Delta en vanaf 1 juli 1998 als statutair directeur fungeerde, is in hoger beroep gekomen van een eerdere uitspraak van de rechtbank te Dordrecht. De curator had de arbeidsovereenkomst opgezegd, maar X betwistte dat hij op 29 februari 2000 ontslag had genomen. Tijdens een gesprek op die datum werd X geconfronteerd met beschuldigingen en de mogelijkheid van schorsing. Hij voelde zich onder druk gezet en verklaarde dat hij ontslag wilde nemen, maar er was geen sprake van een duidelijke en onvoorwaardelijke ontslagname.
Het hof heeft de getuigenverklaringen van betrokkenen in het gesprek op 29 februari 2000 beoordeeld. De verklaringen gaven aan dat X niet goed voorbereid was op de beschuldigingen en dat hij niet de kans kreeg om de stukken in te zien die aan de beschuldigingen ten grondslag lagen. Het hof concludeerde dat Delta niet mocht aannemen dat X onvoorwaardelijk ontslag had genomen, omdat er geen bewijs was dat X zich bewust was van de gevolgen van zijn ontslagname. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde dat de arbeidsovereenkomst tussen X en Delta nog bestond op 4 april 2000, en dat deze pas rechtsgeldig was geëindigd door de opzegging door de curator.
De curator werd veroordeeld in de proceskosten van zowel de eerste aanleg als het hoger beroep. Dit arrest benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij ontslagname en de noodzaak voor werkgevers om zich te vergewissen van de intenties van werknemers bij een ontslag.