ECLI:NL:GHSGR:2003:AN9187

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 oktober 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK-02/04636
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Vierhout
  • Van den Bogerd
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag landinrichtingsrente in ruilverkavelingsproject

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 22 oktober 2003 uitspraak gedaan in het beroep van belanghebbende X tegen de uitspraak van de Inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft een aanslag landinrichtingsrente die aan belanghebbende is opgelegd voor het jaar 2002. Belanghebbende, eigenaar van een perceel grond in een ruilverkavelingsproject, stelde dat hij niet was ingelicht over de landinrichtingsrente door de verkoper of de notaris, en dat dit invloed had op de koopprijs. De Inspecteur handhaafde de aanslag, waarop belanghebbende in beroep ging.

Tijdens de mondelinge behandeling op 8 oktober 2003, waar belanghebbende niet aanwezig was, heeft de Inspecteur zijn standpunt toegelicht. Het Hof oordeelde dat de aanslag terecht was opgelegd, ongeacht het feit dat belanghebbende niet was geïnformeerd over de landinrichtingsrente. Het Hof baseerde zijn beslissing op de relevante artikelen van de Landinrichtingswet, die bepalen dat de rente geheven kan worden van de eigenaar van een kavel, ongeacht of deze voorafgaand aan de aankoop op de rente is gewezen.

Het Hof concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd in het openbaar uitgesproken en belanghebbende werd gewezen op de mogelijkheid om een schriftelijke uitspraak aan te vragen, maar dat dit geen invloed had op de inhoudelijke beslissing van het Hof.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
vierde enkelvoudige belastingkamer
22 oktober 2003
nummer BK-02/04636
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van de Inspecteur, het hoofd van de eenheid Ondernemingen P van de Belastingdienst (thans managementteam van de Belastingdienst Q/kantoor P) op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde aanslag landinrichtingsrente voor het jaar 2002.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 8 oktober 2003, gehouden te Den Haag. Aldaar is verschenen namens de Inspecteur mr. A. Van de zijde van belanghebbende is niemand verschenen. Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief met ontvangstbevestiging, verzonden op 4 september 2003 aan belang-hebbende op het adres a-straat 1 te Z, onder vermelding van plaats en tijdstip uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Blijkens een door de griffier van TPG Post ont-vangen retourkaart is de vorenbedoelde brief op 5 september 2003 op het vorenbedoelde adres uitgereikt. Eerst enige tijd na de zitting heeft belanghebbende zich gemeld bij de bode. Belanghebbende heeft de griffie noch de bode laten weten dat hij vertraging had opgelopen.
Beslissing
Het Gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.
Gronden
1. Belanghebbende is sinds 15 maart 2001 eigenaar van een perceel grond aan de b-straat te R, kadastraal bekend als gemeente Y, sectie H, nummer 384. Het perceel is betrokken in het ruilverkavelingsproject B. Het bedrag aan landinrichtingskosten voor het onderhavige perceel bedraagt 29,70/87,30 x € 11.125. De landinrichtingsrente bedraagt 6 percent per jaar gedurende 26 jaar.
2. Aan belanghebbende is de onderhavige aanslag ad € 227,10 opgelegd. Belanghebbende heeft tegen de aanslag bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft bij de bestreden uitspraak de aanslag gehandhaafd.
3. In geschil is of de aanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd, welke vraag belanghebbende ontkennend en de Inspecteur bevestigend beantwoordt.
4. Belanghebbende stelt dat hij door de verkoper en/of de notaris niet op de last van de landinrichtingsrente is gewezen.
Bij het bepalen van de koopprijs is dan ook geen rekening gehouden met deze last. Het vastgestelde bedrag aan rente is hoog en belanghebbende heeft hierover in 2001 geen aangetekend bericht ontvangen zoals wel bij de andere eigenaren van de betrokken gronden het geval is geweest.
5. De Inspecteur heeft het standpunt van belanghebbende gemotiveerd bestreden.
6. Ingevolge artikel 224, lid 1, van de Landinrichtingswet (hierna: de Wet) wordt landinrichtingsrente geheven van degene die als bezitter, eigenaar of beperkt gerechtigde het genot heeft van één of meer binnen een ruilverkavelingsproject toegedeelde kavel of kavels. Hier doet niet aan af dat de koper van een dergelijke kavel in voorkomend geval tevoren niet over deze rente of last is ingelicht door de verkoper van de kavel of de bij de verkoop betrokken notaris.
7. Op grond van artikel 229, lid 4, van de Wet kan een beroep niet zijn gegrond op de stelling dat het verschuldigde bedrag ten onrechte of te hoog is vastgesteld.
8. Ingevolge artikel 199, lid 5, van de Wet kan evenmin een beroep worden gedaan op het niet-ontvangen van de bijzondere kennisgeving omtrent de verschuldigdheid van landinrichtings-rente bij aangetekende brief.
9. Het vorenoverwogene voert tot de conclusie dat de aanslag terecht is opgelegd. Het beroep is mitsdien ongegrond.
10. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
Deze uitspraak is vastgesteld op 22 oktober 2003 door mr. Vierhout en op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van den Bogerd.
(Van den Bogerd)
(Vierhout)
aangetekend aan
partijen verzonden:
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke uitspraak. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt, is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.