parketnummers 1009005600, 1009282100, 1009227901 en 1004001200
datum uitspraak 20 oktober 2003
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank te Rotterdam van 25 juni 2002 in de strafzaak tegen de verdachte:
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 6 oktober 2003.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaardingen, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep op vordering van respectievelijk de officier van justitie en de advocaat-generaal gewijzigd.
Van de dagvaardingen en van de vorderingen wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
Het hof heeft de feiten die in deze dagvaardingen zijn opgenomen, van een doorlopende nummering voorzien.
Het zal die nummering in dit arrest aanhouden.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 sub C, 3, 5 primair, 6 primair en subsidiair tenlastegelegde vrijgesproken en terzake van het onder 1, 2 sub A en B, 4, 5 subsidiair, 6 meer subsidiair en 7 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren, met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is kennelijk niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissing ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van het hof onderworpen.
5. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 sub C, 6 primair en subsidiair is tenlastegelegd.
De verdachte moet derhalve hiervan worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 sub A en B, 4, 5 primair, 6 meer subsidiair en 7 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd.
Met betrekking tot feit 1 zouden volgens de vordering wijziging tenlastelegging van 11 juni 2002 ook de woorden "van het leven beroven" dienen te vervallen. Het hof overweegt hieromtrent dat in zoverre sprake is van een kennelijke misslag in de vordering wijziging tenlastelegging en dat de steller van de (gewijzigde) tenlastelegging kennelijk niet bedoeld heeft dat ook de woorden "van het leven beroven" dienen te vervallen, hetgeen ook kan blijken uit de zich bij de stukken bevindende, aanvankelijk voorgenomen wijziging tenlastelegging van de officier van justitie van 2 april 2001.
Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte door de verbetering van deze misslag niet geschaad in zijn verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandig-heden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
9. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1, 2 sub A en B, 4, 5 primair, 6 meer subsidiair en 7 bewezenverklaarde levert op:
1. Medeplegen van voorbereiding van moord terwijl de dader opzettelijk voorwerpen, kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft.
2. Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit
begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
4. Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot meer dan één vuurwapen van categorie III
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, juncto artikel 3, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
6. Poging tot zware mishandeling.
7. Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
10. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal mr. Strack heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte van het onder 2 sub C, 6 primair en subsidiair zal worden vrijgesproken en terzake van het onder 1, 2 sub A en B, 4, 5 primair, 6 meer subsidiair en 7 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een serie buitengewoon ernstige en extreem gewelddadige misdrijven. Daarbij zijn slachtoffers gevallen, de gevoelens van onveiligheid in de samenleving toegenomen en is de openbare orde ernstig geschokt. Hij heeft deelgenomen aan het treffen van voorbereidingshandelingen voor het in vereniging plegen van moord bij wijze van wraakactie. Daarnaast heeft hij zonder enige noemenswaardige aanleiding geschoten op twee medeburgers die beide gewond zijn geraakt hetgeen te kwalificeren is als poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. Daarenboven heeft hij samen met anderen een medeburger met geweld beroofd. En tenslotte heeft hij zich schuldig gemaakt aan vuurwapenbezit van verschillende categorieën.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een door de advocaat-generaal ter terechtzitting uitgereikt Politieel Rapport van Curaçao (Nederlandse Antillen) d.d. 23 december 2002 betreffende de verdachte al eens is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is dan ook van oordeel dat een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is.
12. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 46 (oud), 47, 57, 287, 289, 302, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 (oud) en 55 (oud) van de Wet wapens en munitie.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep -voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen- en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 sub C, 6 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 sub A en B, 4, 5 primair, 6 meer subsidiair en 7 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ELF JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mrs. Ritter, Van Boven en Kramer, in bijzijn van de griffier mr. Kiela.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 oktober 2003.