ECLI:NL:GHSGR:2003:AN7746

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
18 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/325
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. In 't Velt-Meijer
  • A. de Wild
  • C. Beyer-Lazonder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de Wet op de Architectentitel en het gebruik van de titel architect door rechtspersonen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage diende, ging het om een hoger beroep van de Stichting Bureau Architectenregister (SBA) tegen de vonnissen van de rechtbank Dordrecht. SBA had in eerste aanleg vorderingen ingesteld tegen de heer X en Gontscharoff, waarbij zij betoogde dat de heer X niet gerechtigd was de titel 'architect' te voeren, en dat Gontscharoff zich diende te onthouden van het gebruik van deze titel in hun naam. De rechtbank had de vorderingen tegen de heer X en de Holding afgewezen, maar de vorderingen tegen het Bureau toegewezen. SBA ging in hoger beroep, maar trok haar vorderingen tegen de heer X en de Holding in. Het hof oordeelde dat het Bureau, dat niet gerechtigd was de titel 'architect' te voeren, zich diende te onthouden van het gebruik van de naam Gontscharoff in combinatie met deze titel. Het hof vernietigde de eerdere vonnissen voor zover deze de vorderingen tegen het Bureau afwezen en veroordeelde het Bureau tot betaling van proceskosten. Tevens werd een dwangsom opgelegd voor het niet naleven van het bevel om de titel architect niet te gebruiken. Het hof verklaarde Gontscharoff niet ontvankelijk in het incidenteel appel, omdat zij geen grieven had ingediend. De uitspraak benadrukt de bescherming van de titel 'architect' onder de Wet op de Architectentitel en de voorwaarden waaronder rechtspersonen deze titel mogen gebruiken.

Uitspraak

Uitspraak: 18 juli 2003
Rolnummer: 02/325
Rolnr. rechtbank: 3245/01
HET GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE, negende civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van
STICHTING BUREAU ARCHITECTENREGISTER,
gevestigd te Amsterdam,
appèllante,
hierna te noemen: "SBA",
procureur: mr. N. Eeken-Amiel,
tegen
1. de heer X,
wonende te Z,
2. J.A. GONTSCHAROFF HOLDING B.V.,
gevestigd te Heerjansdam,
3. ARCHITECTENBUREAU GONTSCHAROFF VAN LEEUWEN B.V.,
gevestigd te Heerjansdam,
geïntimeerden,
hierna tezamen te noemen: "Gontscharoff"
en geïntimeerde sub 1: "de heer X", geïntimeerde sub 2: "de Holding" en geïntimeerde sub 3: "het Bureau"
procureur: mr. E.H. van Staden ten Brink.
Het geding
Bij exploot van 19 maart 2002 is SBA, onder intrekking en buiten effectstelling van het exploot uitgebracht op 6 maart 2002, in hoger beroep gekomen van de vonnissen van 20 december 2001 en 31 januari 2002 door de rechtbank te Dordrecht, sector kanton, gewezen tussen partijen.
Bij memorie van grieven tevens wijziging van eis, waarbij SBA het hoger beroep voor zover gericht tegen de heer X en de Holding intrekt, heeft SBA tegen het vonnis van de rechtbank drie grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel appèl heeft Gontscharoff deze grieven bestreden en zijnerzijds incidenteel appèl ingesteld tegen voornoemde vonnissen van de rechtbank. SBA heeft geconcludeerd tot niet ontvankelijkheid van het incidenteel appèl. Vervolgens hebben partijen arrest gevraagd.
De beoordeling van het hoger beroep
in principaal en incidenteel appèl
1. Het hof gaat uit van de feiten zoals die door de rechtbank onder 1 van het bestreden (tussen)vonnis van 20 december 2001 zijn vastgesteld, nu daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.
2.1 Het gaat in deze zaak om het volgende. In de Wet op de Architectentitel wordt de titel "architect" beschermd. SBA is belast met het beheer van het architectenregister. De heer X staat niet in het architectenregister ingeschreven. De heer Y, medevennoot van het Bureau, staat wel in voornoemd register ingeschreven. SBA vorderde in eerste aanleg (na eiswijziging) dat de rechtbank Gontscharoff zou bevelen de vermelding in het roze bedrijvengedeelte van de Telefoongids in de rubriek Architecten(bureaus) en in de rubriek Architecten en Architectenbureaus in de Gouden Gids vanaf de editie 2000-2001 te staken en gestaakt te houden, omdat de heer X niet gerechtigd is tot het voeren van de titel "architect". SBA vorderde daarnaast dat de rechtbank Gontscharoff zou bevelen zich overigens te onthouden van het gebruik van benamingen waarin (een afkorting van) de beschermde titel architect voorkomt. Tenslotte vorderde SBA voornoemde bevelen te voorzien van een dwangsom voor iedere dag of keer dat Gontscharoff zou nalaten aan de bevelen te voldoen.
2.2 Gontscharoff voerde een aantal formele verweren en stelde daarnaast - voor zover in hoger beroep relevant - dat het voeren van het woord architect in de naam van de rechtspersoon in casu niet strijdig is met de Wet op de architectentitel.
2.3 De rechtbank heeft bij tussenvonnis onder meer geoordeeld dat gesteld noch gebleken is dat de Holding zich schuldig maakt aan de in de dagvaarding beschreven gedragingen en dat de vordering voor zover gericht tegen de Holding zal worden afgewezen. Daarnaast heeft de rechtbank SBA in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat de bouwkundige activiteiten van het Bureau niet door de architect Van Leeuwen dan wel onder zijn leiding worden uitgevoerd. SBA heeft afgezien van het leveren van voornoemd bewijs. De rechtbank heeft vervolgens de vorderingen jegens de heer X toegewezen en de vorderingen tegen de Holding en het Bureau afgewezen.
in principaal appèl voorts
3. Het hoger beroep tegen de heer X en de Holding is ingetrokken en ook de grieven richten zich blijkens hun inhoud alleen tegen het vonnis van de rechtbank voor zover gewezen tegen het Bureau.
4. Grief III luidt als volgt:
"Ten onrechte overweegt de kantonrechter bij eindvonnis d.d. 31 januari 2002:
"Nu Van Leeuwen als geregistreerd architect verbonden is aan gedaagde sub 3 moet onder verwijzing naar overweging 4.5 van voormeld tussenvonnis worden geconcludeerd dat gedaagde sub 3 gerechtigd is tot het voeren van de titel architect. De vorderingen voor zover gericht tegen gedaagde sub 3 dienen derhalve te worden afgewezen." ".
5. In de toelichting op de grief verwijst SBA naar het arrest van de Hoge Raad van 15 december 2000 (NJ 2001, 57). SBA stelt dat, ook wanneer moet worden aangenomen dat de bouwkundige activiteiten door of onder de feitelijke leiding van de heer Y worden uitgevoerd, het Bureau nóg niet gerechtigd is tot het voeren van de naam Gontscharoff in combinatie met de titel architect of een woordsamenstelling waarin deze titel of een afkorting daarvan voorkomt, omdat de Hoge Raad in voornoemd arrest expliciet overweegt dat het niet de bedoeling is dat een natuurlijk persoon die niet gerechtigd is de titel van architect te voeren, op eenvoudige wijze aan het verbod uit de Wet op de architectentitel zou kunnen ontkomen door zijn beroep in de vorm van een rechtspersoon uit te oefenen.
6. Het hof overweegt hierover dat de Hoge Raad in voornoemd arrest ook heeft geoordeeld dat het anderzijds niet als juist kan worden aanvaard dat een rechtspersoon nimmer gerechtigd kan zijn tot het voeren van de titel architect of een daarmee op een lijn te stellen aanduiding. Uit de parlementaire geschiedenis van de Wet op de architectentitel blijkt dat met de titelbescherming in hoofdzaak twee doeleinden worden nagestreefd, te weten de kwaliteit van de gebouwde omgeving en de bescherming van consumenten. In het licht hiervan moet worden aangenomen dat een rechtspersoon gerechtigd is de benaming architectenbureau of een soortgelijke aanduiding te voeren, indien de bouwkundige activiteiten van die rechtspersoon worden uitgevoerd door of onder de feitelijke leiding van een natuurlijke persoon die op grond van de wet gerechtigd is de titel architect te voeren. Nu vast staat dat de heer X niet gerechtigd is de titel architect te voeren, is het in strijd met voornoemde bedoeling van de Wet op de architectentitel als het Bureau de naam Gontscharoff gebruikt in combinatie met de titel architect of een woordsamenstelling waarin deze titel of een afkorting daarvan voorkomt. Het ligt immers voor de hand dat bij consumenten de idee zal ontstaan dat de heer X en de heer Y allebei architect zijn. In het midden kan blijven of het Bureau wel gerechtigd zou zijn om alleen de naam Van Leeuwen te gebruiken in combinatie met de titel architect of een woordsamenstelling waarin deze titel of een afkorting daarvan voorkomt en een bewijsopdracht over de taak en rol van de heer Y bij het Bureau kan dus achterwege blijven. De grief slaagt en de vonnissen van de rechtbank voor zover die zien op de vordering tegen het Bureau zullen worden vernietigd. Het hof zal de vorderingen van SBA toewijzen waarbij de dwangsom zal worden gematigd tot € 500 voor iedere dag of keer dat het Bureau nalaat aan dit bevel te voldoen, aangezien het hof dit met de rechtbank in de omstandigheden van het geval voldoende acht.
7. Nu grief III slaagt, gaat het hof niet meer in op de eerste twee grieven, die zien op de rol van de heer Y bij het Bureau.
8. Aangezien het Bureau in hoger beroep in het ongelijk is gesteld, zal het hof het Bureau tot betaling van de proceskosten in het principaal hoger beroep veroordelen. Tevens wordt het Bureau in de kosten veroordeeld van de procedure tegen haar in eerste aanleg, aangezien het vonnis in eerste aanleg ten aanzien van het Bureau zal worden vernietigd.
in incidenteel appèl voorts
9. SBA heeft het hoger beroep voor zover gericht tegen de heer X en de Holding ingetrokken. Het geding tegen deze partijen is tijdig en door een aan de wettelijke vereisten beantwoordende dagvaarding aanhangig gemaakt. De geïntimeerden mochten er dan ook op vertrouwen dat zij de gelegenheid zouden hebben om incidenteel hoger beroep in te stellen. In zoverre is Gontscharoff ontvankelijk in het incidenteel appèl.
10 Gontscharoff heeft echter geen grieven voorgedragen en ook anderszins is niet van (concrete) bezwaren gebleken tegen de vonnissen waarvan hoger beroep is ingesteld. Gontscharoff dient dus op die grond niet ontvankelijk te worden verklaard in het incidenteel appèl.
11. Het hof zal Gontscharoff tot betaling van de proceskosten in het incidenteel appèl veroordelen.
Beslissing
Het hof:
in principaal appèl
- vernietigt de vonnissen waarvan beroep voor zover de vorderingen jegens het Bureau zijn afgewezen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
- beveelt het Bureau zich te onthouden van het gebruik van benamingen waarin de naam Gontscharoff in combinatie met (een afkorting van) de titel architect voorkomt, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag of keer dat het Bureau nalaat aan dit bevel te voldoen met een maximum van
€ 50.000,-;
- veroordeelt het Bureau in een deel van de kosten van de eerste aanleg aan de zijde van SBA bepaald op € 110,- aan salaris voor de gemachtigde;
- veroordeelt het Bureau in de kosten van het principaal hoger beroep tot op heden aan de zijde van SBA bepaald op € 193,- aan verschotten en op € 771,- aan salaris voor de procureur;
- verklaart bovenstaande veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst hetgeen SBA overigens heeft gevorderd af;
- bekrachtigt de vonnissen voor het overige.
in incidenteel appèl
- verklaart Gontscharoff niet ontvankelijk in het hoger beroep;
- veroordeelt Gontscharoff in de kosten van het incidenteel hoger beroep tot op heden aan de zijde van SBA bepaald op € 192,75 aan salaris voor de procureur.
Dit arrest is gewezen door mrs. In 't Velt-Meijer, De Wild en Beyer-Lazonder en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juli 2003, in bijzijn van de griffier.