ECLI:NL:GHSGR:2003:AK4435

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 augustus 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200186103
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Heemskerk
  • M. van der Putten-Göbbels
  • J. van den Berg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord in horecagelegenheid met geladen vuurwapen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 29 augustus 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte is beschuldigd van medeplegen van poging tot moord. De feiten zijn als volgt: de verdachte heeft samen met anderen het slachtoffer in een café, enkele uren na een onenigheid, met een geladen vuurwapen benaderd en in het toilet van het café van zeer korte afstand op hem geschoten. Het slachtoffer is daarbij in de borstkas, beide benen, de balzak en de buik geraakt, maar heeft het geluk gehad niet dodelijk verwond te worden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in een futiel café-incident heeft besloten tot een buitensporige vorm van geweld, wat een schokkend karakter heeft voor de rechtsorde, vooral gezien de locatie en het tijdstip van de daad.

Het hof heeft de ernst van het geweldsdelict en de impact op de samenleving in overweging genomen. De verdachte heeft geen blijk gegeven van spijt of berouw, wat het hof zwaar aanrekent. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot dezelfde straf. De op te leggen straf is bepaald op basis van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft de artikelen 45, 47, 63 en 289 van het Wetboek van Strafrecht toegepast en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren, met aftrek van voorarrest.

Uitspraak

parketnummer 1001009302
datum uitspraak 29 augustus 2003
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 21 februari 2003 in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam]
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 15 augustus 2003.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie is gevoegd in dit arrest.
3. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het primair impliciet primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van zeven jaren met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
5. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair impliciet primair tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
7. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
7. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van poging tot moord.
8. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
9. Strafmotivering
De advocaat-generaal mr. Haverkate heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het primair impliciet primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot moord door het slachtoffer in een café, een paar uur na een onenigheid over diens gedrag, met een geladen vuurwapen tegemoet te treden en in het toilet van dat café van zeer korte afstand op hem te schieten, waardoor dat slachtoffer in de borstkas, beide benen, de balzak en de buik werd getroffen. Het is slechts aan toeval te danken geweest, dat hij het slachtoffer niet dodelijk heeft verwond. De verdachte heeft in een futiel café-incident aanleiding gezien enkele uren later zijn toevlucht te zoeken tot bovenomschreven buitensporige vorm van geweldpleging.
Grove geweldsdelicten als het onderhavige dragen een voor de rechtsorde schokkend karakter, in het bijzonder wanneer zij ook nog worden gepleegd in een horecagelegen-heid op een moment waarop zich daar veel mensen bevinden.
Zij brengen bij de burgers angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg. De verdachte heeft zich hieraan niets gelegen laten liggen, hetgeen het hof hem zwaar aanrekent.
Het hof is van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 47, 63 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair impliciet primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ZEVEN JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mrs. Heemskerk, Van der Putten-Göbbels en Van den Berg, in bijzijn van de griffier Van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 29 augustus 2003.