ECLI:NL:GHSGR:2003:AK3510
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- A. van den Wildenberg
- J. Kok
- M. Labohm
- Rechtspraak.nl
Financiële afwikkeling wettelijk deelgenootschap en waardering oogartsenpraktijk
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage diende, ging het om de financiële afwikkeling van een wettelijk deelgenootschap na een echtscheiding. De vrouw, appellante, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank te Rotterdam, waarin de waarde van de echtelijke woning was vastgesteld op ƒ 975.000,-. Het hof bevestigde deze waardering en oordeelde dat de rechtbank in redelijkheid tot deze conclusie was gekomen. De vrouw had in haar grieven aangevoerd dat de rechtbank een onjuist tijdstip had gekozen voor de waardering van de inventaris en apparatuur van de praktijk, en dat de taxatie onjuist was. Het hof oordeelde echter dat de rechtbank de waarde van de activa en passiva correct had vastgesteld op basis van de door de man overgelegde deskundigenrapporten.
De vrouw had ook een voorbeeldrapport in het geding gebracht, maar het hof verwierp dit omdat zij niet had aangegeven welke waarderingsmethode het meest geschikt was. Het hof vond dat de vrouw niet aannemelijk had gemaakt dat de rapporten ondeugdelijk waren en dat zij niet had voldaan aan de eisen om haar grieven te onderbouwen. De vrouw vermeerderde haar eis in appel met een bedrag van ƒ 15.997,- voor gemaakte kosten, maar het hof oordeelde dat deze kosten voor haar rekening kwamen en wees de vordering af.
Uiteindelijk bekrachtigde het hof het vonnis van de rechtbank voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en wees het overige door de vrouw gevorderde af. De vrouw werd in de kosten van het hoger beroep veroordeeld, omdat het hof het appèl nodeloos achtte.