ECLI:NL:GHSGR:2003:AI0970

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200209302
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Horstink
  • M. Zandbergen
  • C. de Hoogh
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor drugshandel en -bezit met strafmotivering

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 3 maart 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de arrondissementsrechtbank te Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het meermalen uitvoeren, afleveren, vervoeren, verkopen of aanwezig hebben van aanzienlijke partijen verdovende middelen, waaronder hennep en cocaïne. Het hof heeft vastgesteld dat cocaïne en hennep gevaarlijke stoffen zijn voor de volksgezondheid en dat het gebruik van cocaïne ook leidt tot criminaliteit in de samenleving. De verdachte heeft zich laten leiden door financieel gewin, ten koste van anderen, en heeft de feiten niet alleen gepleegd, maar ook in georganiseerd verband met anderen. De verdachte had eerder al een gevangenisstraf van 1 jaar en 6 maanden gekregen voor het overtreden van de Opiumwet.

Het hof heeft de strafmotivering gebaseerd op de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De advocaat-generaal heeft een gevangenisstraf van 4 jaren en 288 dagen geëist, gecorrigeerd met de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren en zes maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft ook het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Dit arrest is gewezen na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden, die eerder de opgelegde gevangenisstraf had vernietigd en de zaak had terugverwezen voor herbehandeling.

Uitspraak

rolnummer 2200209302
parketnummer 1312902498
datum uitspraak 3 maart 2003
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 21 mei 2002, gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 23 juni 2000 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg, het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep door het gerechtshof te Amsterdam op 17 november 2000, 26 januari 2001 en 2 februari 2001 en -na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad der Nederlanden- het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 3 maart 2003.
2. Procesgang in hoger beroep
Het gerechtshof te Amsterdam heeft in hoger beroep bij arrest van 16 februari 2001 -met vernietiging van het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 23 juni 2000- de verdachte van het onder 4 en 8 tenlastegelegde vrijgesproken en terzake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde en bewezenverklaarde, gekwalificeerd als "medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, eerste lid onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd", het onder 5 tenlastegelegde en bewezenverklaarde, gekwalificeerd als "medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid onder C, van de Opiumwet gegeven verbod", het onder 6 tenlastegelegde en bewezenverklaarde, gekwalificeerd als "medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, eerste lid onder A, van de Opiumwet gegeven verbod", en het onder 7 tenlastegelegde en bewezenverklaarde, gekwalificeerd als "medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, eerste lid onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd", veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van voorarrest, met beslissingen omtrent het inbeslaggenomene als vermeld in het arrest.
De verdachte heeft tegen voornoemd arrest beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 21 mei 2002 voormeld arrest vernietigd, doch uitsluitend wat betreft de opgelegde gevangenisstraf en de zaak naar dit gerechtshof verwezen opdat de zaak in zoverre opnieuw wordt berecht en afgedaan.
3. Strafmotivering
De advocaat-generaal mr. Geradts heeft gevorderd dat de verdachte terzake van het bewezenverklaarde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren en 288 dagen, te corrigeren met de tijd gedurende welke de voorlopige hechtenis is geschorst, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft meermalen aanzienlijke partijen verdovende middelen uitgevoerd, afgeleverd, vervoerd, verkocht of aanwezig gehad, niet alleen hennep, maar ook cocaïne, een harddrug. Cocaïne en hennep zijn voor de volksgezondheid gevaarlijke stoffen, en het gebruik van met name cocaïne is ook bezwarend voor de samenleving, onder meer vanwege de daarmee gepaard gaande criminaliteit. Verdachte zich laten leiden door het oogmerk van financieel gewin ten koste van anderen. Bovendien heeft verdachte het bewezenverklaarde niet alleen begaan, maar samen met anderen in georganiseerd verband. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister is de verdachte eerder terzake van het plegen van strafbare feiten veroordeeld, onder meer tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar en 6 maanden in verband met het overtreden van de Opiumwet.
Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende reactie vormt.
4. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 36d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.
5. BESLISSING
Het hof:
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIER JAREN EN ZES MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door mrs. Horstink, Zandbergen en De Hoogh, in bijzijn van de griffier mr. Conté.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 3 maart 2003.
Mr. De Hoogh is buiten staat dit arrest te ondertekenen.