ECLI:NL:GHSGR:2003:AI0967

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 mei 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200364602
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor diefstal en verkrachting met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 20 mei 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank te 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van diefstal en verkrachting, waarbij hij geweld en bedreiging met een (imitatie)pistool gebruikte. De feiten vonden plaats op 19 april 2002, toen de verdachte een 16-jarig meisje op straat benaderde, haar beroofde van haar mobiele telefoon en portemonnee, en haar vervolgens op gewelddadige wijze verkrachtte. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren en zes maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft de rechtmatigheid van het bewijs bevestigd en het verweer van de verdediging verworpen, waarbij werd gesteld dat er sprake was van vormverzuim. De verdachte werd als volledig toerekeningsvatbaar beschouwd op basis van een psychiatrisch rapport. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd toegewezen tot een bedrag van € 6.576,-. Het hof heeft ook beslist over de inbeslaggenomen voorwerpen en de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op het slachtoffer, dat nog steeds lijdt onder de gevolgen van de daden van de verdachte.

Uitspraak

parketnummer 0975309102
datum uitspraak 20 mei 2003
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 23 augustus 2002 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 6 mei 2003.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën gevoegd in dit arrest.
3. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 1 eerste alternatief en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en zes maanden met aftrek van voorarrest, met beslissingen omtrent de inbeslaggenomen voorwerpen en de vordering van de benadeelde partij als vermeld in het vonnis en oplegging van een schadevergoedingsmaatregel.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
5. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 eerste alternatief en 2 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
6. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
7. Rechtmatigheid van het bewijs
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte het verweer gevoerd dat het bewijs in de onderhavige zaak onrechtmatig is verkregen, omdat aan de verdachte tijdens het staande houden op 27 april 2002 niet de cautie is gegeven. Hierdoor dient het door de verdachte na zijn staandehouding verstrekte mobiele telefoonnummer en het resultaat van het daaruit voortvloeiende onderzoek, met inbegrip van het DNA-onderzoek, als onrechtmatig verkregen bewijs te worden aangemerkt.
Het hof verwerpt dit verweer.
Het hof verenigt zich met de beschouwingen en beslissingen in het vonnis waarvan beroep met betrekking tot de rechtmatigheid van het bewijs.
Het neemt de door de eerste rechter gebezigde gronden over ter motivering van de verwerping van dit in hoger beroep herhaalde, verweer, waarbij het hof ervan uitgaat dat de verdachte, toen nog slechts iemand die verdachte zou kunnen worden, desgevraagd zijn telefoonnummer vrijwillig heeft opgegeven.
8. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1 eerste alternatief: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
2 : verkrachting.
9. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
10. Strafmotivering
De advocaat-generaal mr. Plugge heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het onder 1 eerste alternatief en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van voorarrest, met beslissingen omtrent de inbeslaggenomen voorwerpen en de vordering van de benadeelde partij en oplegging van een schadevergoedingsmaatregel.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft het slachtoffer, een meisje van 16 jaar, 's avonds op straat benaderd en beroofd van haar mobiele telefoon en portemonnee, waarbij hij er niet voor is teruggedeinsd onder het uiten van dreigende taal het slachtoffer met geweld te bedreigen en deze bedreiging kracht bij te zetten door haar handen en vingers te pakken en een (imitatie)pistool te tonen en op het slachtoffer te richten.
Vervolgens heeft de verdachte het slachtoffer op gewelddadige en bedreigende wijze verkracht.
Door het plegen van deze feiten heeft de verdachte op brute wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer.
Het moet voor haar een kwetsende, pijnlijke en angstwekkende ervaring zijn geweest.
Het valt dan ook te verwachten dat het slachtoffer nog geruime tijd zal lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen de verdachte haar heeft aangedaan. Feiten als de onderhavige veroorzaken bij de burgers in het algemeen sterke angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg.
Het hof heeft acht geslagen op het psychiatrisch rapport betreffende verdachte d.d. 8 juni 2002, opgesteld door drs. R.H.J. Winter, psychiater, inhoudende -zakelijk weergegeven- dat betrokkene volledig toerekeningsvatbaar wordt geacht voor de tenlastegelegde feiten.
Het hof neemt deze conclusie over en maakt de conclusie tot de zijne.
Bij het opleggen van de straf heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking is geweest.
Het hof is van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt.
11. Nadere overweging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman gesteld dat er sprake is van een vormverzuim in de zin
van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, omdat niet al tijdens de staandehouding van de verdachte de cautie aan hem is gegeven.
Het hof is van oordeel dat de gang van zaken als door de raadsman genoemd geen vormverzuim oplevert als bedoeld in
artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
12. Beslag
Het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een imitatiewapen, kleur zwart, Smith & Wesson, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit van dit voorwerp, met betrekking tot welke de door verdachte begane feiten zijn begaan en dat kan dienen tot het begaan van soortgelijke feiten, in strijd is met de wet.
Ten aanzien van de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers 7 tot en met 14 vermelde voorwerpen, zal het hof de teruggave gelasten aan de verdachte.
13. Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [naam] wonende te [adres], zich als wettelijk vertegenwoordiger van [naam] als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 eerste alternatief en 2 tenlastegelegde tot een bedrag van € 6.576,-, alsmede twee pro formaposten ten aanzien van de reiskosten en de immateriële schadevergoeding.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 6.576,-.
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet gemotiveerd betwist.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen.
Tenslotte dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten
het hof begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Bovendien ziet het hof aanleiding tot het opleggen van een verplichting tot betaling van een bedrag van
€ 6.576,- aan de Staat ten behoeve van voornoemde benadeelde partij.
14. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24c, 36b, 36c, 36f, 57, 242, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 eerste alternatief en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIER JAREN EN ZES MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer het op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 6 vermelde voorwerp.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de voorwerpen genoemd op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de nummers 7 tot en met 14.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam] tot een bedrag van ZESDUIZENDVIJFHONDERDZESENZEVENTIG EURO (€ 6.576,-) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met haar vordering heeft gemaakt -welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil- en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 6.576,- ten behoeve van [naam] als benadeelde partij, welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van HONDERDDERTIG DAGEN.
Bepaalt dat voorzover wordt voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [naam], de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen, alsmede dat voorzover wordt betaald aan de benadeelde partij de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door
mrs. Koning, Van Rijnberk en Silvis, in bijzijn van de griffier Van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 mei 2003.
Mr. Silvis is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
Bewezenverklaring
1. Hij op 19 april 2002 te Leiden met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon en een portomonnee, toebehorende aan [slachtoffer] welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestond uit het tonen van een namaak pistool aan die [slachtoffer] en het richten met een namaak pistool op het lichaam van die [slachtoffer] en het drukken van een namaak pistool in de buik van die [slachtoffer] en het daarbij toevoegen van de woorden "meelopen, kom mee" en "heb je geld" en vervolgens het richten van een namaak pistool op de slaap van die [slachtoffer] en het tikken van het namaak pistool tegen het hoofd van die [slachtoffer] en het toevoegen van de woorden "als je geen geld op je rekening hebt en als je een verkeerde pincode geeft dan, DOEFF" (waarbij hij, verdachte, met zijn hand een beweging maakt alsof hij met het wapen in zijn hand een schot zou lossen), en (daarbij) tegen die [slachtoffer] zeggen dat hij, verdachte, een mes bij zich had en het vastpakken van de handen van die [slachtoffer];
2. hij op 19 april 2002 te Leiden door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte meermalen zijn penis in de anus van die [slachtoffer] geduwd en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte een namaak pistool aan die [slachtoffer] heeft getoond en een namaak pistool op die [slachtoffer] heeft gericht en tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij een mes bij zich had en (daarbij) aan die [slachtoffer] de woorden heeft tegevoegd "draai je om, bukken, niet kijken" en rustig blijven, het is zo voorbij" en "mond houden, naar beneden kijken", en de handen en polsen van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en (telkens) achter die [slachtoffer] is blijven staan en telkens achter die [slachtoffer] is blijven staan en de broek en onderbroeken van die [slachtoffer] naar beneden heeft getrokken en aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.