rolnummer 2200419002
parketnummer 0900400902
datum uitspraak 24 juni 2003
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 21 oktober 2002 in de strafzaak tegen de verdachte:
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 10 juni 2003.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen bij inleidende dagvaarding vermeld str=aat en op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering nader is omschreven, van welke dagvaarding en de nadere omschrijving tenlastelegging een kopie in dit arrest is gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar, met aftrek van voorarrest, met beslissing omtrent het inbeslaggenomene als vermeld in het vonnis.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
7. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
8. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal mr. Strack heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar, met aftrek van voorarrest en met beslissing omtrent het inbeslaggenomene als vermeld in het vonnis.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft samen met anderen een zeer grote hoeveelheid heroïne in Nederland ingevoerd.
Verdachte heeft daarbij enkel het oog gehad op financieel gewin. De door de verdachte en zijn mededaders bewezenverklaarde invoer van heroïne is een delict dat bijdraagt aan de handel in en het gebruik van heroïne, waardoor de volksgezondheid ernstig wordt bedreigd en waardoor ook onder de gebruikers het plegen van vermogensdelicten, teneinde de voor het gebruik benodigde gelden te verkrijgen, wordt bevorderd. Dit veroorzaakt veel schade en onrust in de samenleving.
Het hof houdt er bij de beoordeling van de straf rekening mee dat voor de verdachte de detentie extra zwaar valt, nu hij ver van zijn familie in een voor hem onbekend land gedetineerd is waarvan hij de taal niet spreekt.
Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende reactie vormt.
De inbeslaggenomen voorwerpen, te weten (2)1.00 STK Kaart, (3)1.00 STK Brief, (4) Geld Nederlands 1395.00 euro, (5)0.00 DIV Sleutel, (6)1.00 STK Trekker Scania en (7)1.00 STK Oplegger Maxtor (Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen), zullen worden verbeurdverklaard, aangezien met behulp van deze voorwerpen het feit is begaan, dan wel deze goederen tot het begaan van het feit waren bestemd.
Bij de vaststelling van de bijkomende straf van verbeurdverklaring is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Het inbeslaggenomen voorwerp, te weten (1) 275.00 STK Drugs (Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen), dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien met betrekking tot dit voorwerp het feit is begaan en het van zodanige aard is dat het ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met de wet en met het algemeen belang.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a, 36b, 36c, 36d en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 13a van de Opiumwet.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIJF JAAR.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd (2)1.00 STK Kaart, (3)1.00 STK Brief, (4) Geld Nederlands 1395.00 euro, (5)0.00 DIV Sleutel, (6)1.00 STK Trekker Scania en (7)1.00 STK Oplegger Maxtor.
Verklaart onttrokken aan het verkeer (1)275.00 STK Drugs.
Dit arrest is gewezen door mrs. Koning, Van Rijnberk en Mos-Verstraten, in bijzijn van de griffier Van der Mark.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 24 juni 2003.
------------------------------------
hij op of omstreeks 15 maart 2002 bij de grensovergang een plaats in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht 273,8 kilogram van een materiaal bevattende heroine, zijnde heroine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.