ECLI:NL:GHSGR:2003:AI0920

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 augustus 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200070103
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Wurzer
  • F. Filippini
  • J. Teulings
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van meervoudige diefstal en poging tot doodslag met geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 1 augustus 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage. De verdachte is beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld, poging tot doodslag en valsheid in geschrift. De feiten zijn gepleegd in de periode van april tot en met juli 2002, waarbij de verdachte samen met medeverdachten verschillende woningovervallen heeft gepleegd, voornamelijk gericht op oudere slachtoffers. Tijdens deze overvallen is er gebruik gemaakt van geweld en bedreiging, waarbij slachtoffers ernstig zijn mishandeld. De verdachte heeft tijdens zijn verhoor verklaard dat hij zich bewust was van de ernstige toestand van een slachtoffer, maar desondanks heeft hij deze in een kast opgesloten en achtergelaten zonder enige zorg. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en heeft de eerdere vrijspraak van de rechtbank vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaar, met schadevergoedingen aan de slachtoffers. Het hof heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor de geleden schade. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

rolnummer 2200070103
parketnummer 0975735702
datum uitspraak 1 augustus 2003
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 27 januari 2003 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 18 juli 2003.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 7 en 8 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 2 primair, 3 tot en met 6 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren, met aftrek van voorarrest en met beslissingen omtrent het inbeslaggenomene en vorderingen van benadeelde partijen als vermeld in het vonnis.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. In hoger beroep zijn - op de hierna te vermelden wijze - vorderingen van de benadeelde partijen [namen] aan de orde.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is kennelijk niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissingen ten aanzien van het onder 7 en 8 tenlastegelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van het hof onderworpen.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 3 tot en met 6 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
Nadere bewijsoverweging met betrekking tot de onder 2 tenlastegelegde opzet op poging tot levensberoving
Door en namens de verdachte is het bewijsverweer gevoerd dat het de verdachte aan enige vorm van opzet gericht op poging tot levensberoving van het slachtoffer [naam] heeft ontbroken.
Het hof verwerpt dit verweer.
De verdachte en zijn medeverdachte [naam] hebben het 76-jarige slachtoffer in zijn flat die hij alleen bewoonde overvallen. Daarbij is op het slachtoffer zeer grof geweld toegepast. Door de verdachte is tijdens zijn verhoor tegenover de politie verklaard dat hij op een gegeven moment, toen hij eens goed naar het slachtoffer keek, zag dat diens gezicht afschuwelijk was toegetakeld. De verdachte had het slachtoffer daarna korte tijd met [naam] alleen gelaten en bij terugkomst gezien dat het gezicht er nog dikker en paarsblauwer uitzag en dat het bloedde. Toen hij later de woning wilde verlaten had hij [naam] horen zeggen dat deze het slachtoffer in een (berg) kast zou gooien. De verdachte heeft tijdens dat verhoor ook verklaard dat hij dat zelf ook wilde voor zijn eigen veiligheid. Voorts heeft hij verklaard dat hij zelf de deur van een kast heeft opengehouden en heeft gezien dat het slachtoffer met een soort karatetrap van [naam] in die kast belandde en niet meer bewoog, hetgeen hem toen heeft doen denken dat het slachtoffer het waarschijnlijk niet meer zou halen. Daarna had hij, verdachte, de deur dichtgegooid. Vervolgens zag hij dat [naam] "iets" met de sleutel in het slot van de kastdeur deed. Toen hij even later bij de voordeur stond en zich omdraaide zag hij [naam] rommelen bij het slot van de kastdeur. Vervolgens is hij - met [naam] - vertrokken, aldus nog steeds de verdachte.
Het voorgaande komt er in elk geval op neer dat de verdachte terdege bekend was met de uitwendig waarneembare fysieke toestand van het bejaarde slachtoffer toen hij deze samen met zijn mededader in de kast opsloot. Die toestand was klaarblijkelijk toen reeds zodanig dat deze de verdachte deed beseffen dat die toestand voor het slachtoffer hoog ernstig en riskant was. Vervolgens blijkt uit diezelfde verklaring dat de verdachte het slachtoffer in de door hemzelf beschreven toestand bij het verlaten van de flat (door hem en [naam]) heeft achtergelaten, zonder zich zelf er nog maar van te hebben vergewist of de kast - gelet op wat hij [naam] heeft zien doen - al dan niet op slot zat - dan wel het slachtoffer mogelijk in staat zou zijn, althans na enige tijd, zelfstandig daaruit te komen.
Daarmee heeft de verdachte er bewust voor gekozen om voorrang te geven aan hetgeen hij volgens zijn eigen verklaring voor zijn eigen veiligheid van belang achtte en om daarmee de daaraan verbonden kans op de koop toe te nemen dat het bejaarde slachtoffer in diens bovenomschreven toestand voor onbepaalde tijd zonder enige medische verzorging - en ook verstoken van voedsel en water - hulpeloos achterbleef. Aldus heeft de verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de naar ervaringregels aannemelijk te achten kans - en deze ook aanvaard - dat het slachtoffer het niet zou overleven. Het hof acht daarmee bewezen dat bij de verdachte als medepleger sprake is geweest van opzet - in de zin van voorwaardelijk opzet - op de tenlastegelegde poging tot levensberoving.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1 en 3. Diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
2 primair. Medeplegen van poging doodslag, voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of aan andere deelnemers aan dat feit hetzij straffeloosheid, hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren.
4. Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
5. Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
6. Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal mr Kaptein heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, met dien verstande dat zij tevens vordert dat de inbeslaggenomen auto zal worden verbeurdverklaard.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is, nadat hij enkele weken tevoren reeds door middel van bij een woninginbraak verkregen overschrijvings-formulieren zich met een vervalste handtekening aanzienlijke geldbedragen had weten toe te eigenen, doorgegaan met zich op gewelddadige wijze verschaffen van geld (en ook andere goederen) door het plegen van woningovervallen met een ander. Daarbij ging het met name om het via geweld en bedreigingen afdwingen van de pincode en/of overschrijvingsformulieren en het daarmee de beschikking kunnen krijgen over opnieuw aanzienlijke geldbedragen. Nadat de eerste woningoverval bij een bejaard slachtoffer aldus een aantrekkelijk resultaat had opgeleverd is vervolgens in het kader van een volgende woningoverval een ander bejaard slachtoffer langdurig en gruwelijk mishandeld, hetgeen zoals in bovenstaande bewijsoverweging nader is omschreven heeft geresulteerd in een poging tot gekwalificeerde doodslag in vereniging. Alsof dat niet reeds erg genoeg was heeft de verdachte enige dagen later andermaal een "bezoek" gebracht aan het slachtoffer van de eerstgenoemde woninginbraak die hem al een groot bedrag had opgeleverd. Dat "bezoek" resulteerde in een woningoverval en een daarbij toegepaste langdurige mishandeling, opnieuw met name gericht op het verkrijgen van de pincode.
Niet alleen de mishandelingen die de slachtoffers van de overvallen moesten ondergaan - waarbij bijvoorbeeld ook het tonen van een vuurwapen althans een daarop gelijkend voorwerp niet werd geschuwd - maar ook de voorbereiding van de woningovervallen getuigen van een doortrapte en hoogst verwerpelijke handelswijze aan de kant van de verdachte. Het betrof immers in alle gevallen alleenstaande mannen die de verdachte toevallig had leren kennen en van wie hij te weten was gekomen dat er op de ene dan wel op de andere manier geld te halen viel.
Ter terechtzitting is het het hof niet gebleken, dat de verdachte daadwerkelijk spijt heeft van zijn gedragingen en van het psychische en lichamelijke leed dat hij zijn slachtoffers heeft berokkend. Voorts lijkt hij allerminst te zijn doordrongen van de ernst van de door hem gepleegde feiten.
Omtrent verdachte is gerapporteerd door drs W.J.L. Lander, psycholoog, d.d. 24 september 2002. De verdachte wordt hierin omschreven als een persoon die chronisch gokverslaafd is, zijn problemen bagatelliseert en uit is op directe bevrediging van zijn behoeften. De feiten zoals hem zijn tenlastegelegd kunnen hem echter volledig worden toegerekend. De kans op recidive van een soortgelijk delict is niet uit te sluiten, zeker wanneer hij persisteert in zijn gokverslaving en zijn financiële problemen houdt.
Het hof neemt de conclusies van het rapport over en maakt deze tot de zijne.
Daarnaast heeft het hof kennis genomen van het voorlichtingsrapport, d.d. 4 oktober 2002, dat over de verdachte is uitgebracht door Justitiële Verslavingszorg en het psycho-medisch centrum Parnassia.
Naar het oordeel van het hof komen de ernst van het bewezenverklaarde en de door het hof in aanmerking genomen omstandigheden onvoldoende tot uitdrukking in zowel de door de eerste rechter opgelegde straf, als in de door de advocaat-generaal in hoger beroep gevorderde straf.
Het is op deze grond dat het hof de hierna te vermelden zwaardere straf zal opleggen dan door de eerste rechter is opgelegd en thans door de advocaat-generaal in hoger beroep is gevorderd.
Beslag
Het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een groene auto, merk Nissan, type Cherry, kenteken [nummer] zal worden teruggegeven aan de rechtmatige eigenaresse [naam]
Vorderingen tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [naam], als gevolmachtigde[naam], wonende te Dordrecht zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 tenlastegelegde tot een bedrag van € 4.647,33. In eerste aanleg is de vordering tot een bedrag van € 2.500,- toegewezen en is de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard. In hoger beroep is deze vordering wederom aan de orde, zij het dat de benadeelde partij het gevorderde bedrag heeft gesteld op een bedrag van € 4.500,-. De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist. Het hof begrijpt aldus dat verzocht wordt het door de eerste rechter bij wijze van voorschot overwogen en bepaalde bedrag, met handhaving van de oorspronkelijke vordering, te stellen op € 4.500,-.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat in ieder geval tot nu toe tot een bedrag van € 3.500,- schade is geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het ten laste van de verdachte onder 2 primair bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen. Voor het overige acht het hof de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafproces. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en deze in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Voorts heeft [naam], wonende te [woonplaats] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 3 tenlastegelegde tot een bedrag van € 2.828,95. In eerste aanleg is de vordering tot een bedrag van € 2.032,05 toegewezen en is de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard. In hoger beroep is deze vordering wederom aan de orde, zij het dat de benadeelde partij het gevorderde bedrag heeft beperkt tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag. De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat in ieder geval tot een bedrag van € 2.032,05 schade is geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het ten laste van de verdachte onder 3 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Tenslotte heeft [naam], wonende te 's-Gravenhage zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 6 tenlastegelegde tot een bedrag van € 14.000,-. In hoger beroep is deze vordering van rechtswege wederom aan de orde. Ter terechtzitting is door mr B.D.W. Martens, advocaat te 's-Gravenhage de vordering mondeling toegelicht. De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij onvoldoende gemotiveerd betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 14.000,- schade is geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het ten laste van de verdachte onder 6 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met hun vorderingen heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers
Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de strafbare feiten is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van nader te noemen bedragen ten behoeve van het slachtoffers.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 225, 287, 288, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 3 tot en met 6 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
TWAALF JAREN.
Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave van de inbeslaggenomen auto (kleur groen, merk Nissan, type Cherry, kenteken [nummer]) aan de rechtmatige eigenaresse [naam]
Wijst toe bij wijze van voorschot de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam], als gevolmachtigde[naam] tot een bedrag van € 3.500,- (zegge: vijfendertig honderd euro) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering tot schadevergoeding in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met zijn vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.500,- ten behoeve van het slachtoffer [naam], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van ZEVENTIG DAGEN.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij van het bedrag van € 3.500,- komt te vervallen voor zover door de medeverdachte een bedrag bij wege van schadevergoeding aan deze benadeelde partij is betaald.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.500,- ten behoeve van het slachtoffer [naam] komt te vervallen voor zover de medeverdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van dit slachtoffer.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam] tot een bedrag van € 2.032,05 (zegge: tweeduizend tweeëndertig euro en vijf eurocent) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.032,05 ten behoeve van het slachtoffer [naam], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van VEERTIG DAGEN.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij van het bedrag van € 2.032,05 komt te vervallen voor zover door de medeverdachte een bedrag bij wege van schadevergoeding aan deze benadeelde partij is betaald.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.032,05 ten behoeve van het slachtoffer [naam] komt te vervallen voor zover de medeverdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van dit slachtoffer.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam] tot een bedrag van € 14.000,- (zegge: veertienduizend euro) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 14.000,- ten behoeve van het slachtoffer [naam], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van TWEEHONDERD VIJF DAGEN.
Dit arrest is gewezen door mrs Wurzer, Filippini en Teulings, in bijzijn van de griffier mr De Vries.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 1 augustus 2003.
Bewezenverklaring
1.
hij op 12 juli 2002 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen geld en giro/bankpassen en een overschrijvingskaart toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestond uit het
- tonen van een hamer en een (gas)pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer 1] en
- het duwen van die [slachtoffer 1] en
- het vastbinden van de benen en armen van die [slachtoffer 1] en
- het blinderen van die [slachtoffer 1] en
- het vasttapen van de mond van die [slachtoffer 1] en
- het drukken van een gaspistool tegen het hoofd en de borst van die [slachtoffer 1] en
- het slaan/stompen tegen hoofd en lichaam van die [slachtoffer 1] en
- tegen die [slachtoffer 1] zeggen äls je je pincode niet geeft dan maak ik je af. Dan gebeurt er wat met je” en “Dan schiet ik je dood” en “Je gaat niet naar de politie en als ik merk dat je rekening geblokkeerd is dan kom ik terug om je dood te maken”;
2 primair.
Hij op 06 juli 2002 te ’s-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 2] (in zijn woning)
- in een kast/berging heeft geduwd/geschopt en vervolgens die kast/berging met een sleutel op slot heeft gedaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
- welke vorenomschreven poging doodslag werd voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal door twee of meer verenigde personen van een bankpas en een legitimatiebewijs en een sleutel en een videorecorder toebehorende aan [slachtoffer 2] en
welke poging doodslag werd gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan de andere deelnemer straffelosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
3.
hij op 29 juni 2002 te Nieuwegein tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen geld en een videorecorder en twee bankpas toebehorende aan [slachtoffer 3], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- tonen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer 3] en
- tegen die [slachtoffer 3] zeggen: äls je nog meer commentaar hebt dan schiet ik je neer, dan schiet ik je voor je kop” en “je moet er rekening mee houden dat we nog wel een keer terug komen en dan schieten we je misschien wel kapot” en
- binden van een shawl in/voor de mond van die [slachtoffer 3]
- slaan/stompen van die [slachtoffer 3] en
- met een tasje blinderen van die [slachtoffer 3] en
- vastbinden van een arm van die [slachtoffer 3]
- opsluiten van die [slachtoffer 3] in een berging/kast;
4.
hij in de periode van 29 juni 2002 t/m 30 juni 2002 te Nieuwegein en ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen meermalen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen telkens een geldbedrag toebehorende aan [slachtoffer 3] zulks na de weg te nemen goederen onder hun bereik te hebben gebracht door telkens gebruik te maken van een gestolen bankpas en de daarbijbehorende pincode tot welk gebruik hij en zijn mededader(s) niet gerechtigd waren;
5.
hij op 19 april 2002 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning (gelegen aan de [straat]) heeft weggenomen overschrijvingsformulieren en cd’s en een discman en een mobiele telefoon toebehorende aan [slachtoffer 4], zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door een balkondeur van die woning te forceren;
6.
hij in de periode van 19 april 2002 t/m 29 april 2002 te ’s-Gravenhage meermalen telkens een overschrijvingskaart (op naam van [slachtoffer 4]), - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – valselijk heeft opgemaakt immers heeft verdachte toen en daar telkens valselijk die kaart ingevuld zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.