ECLI:NL:GHSGR:2003:AI0120
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. Schuurman
- M. Salomons
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de mineralenheffing en de gevolgen van overmacht
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 23 april 2003 uitspraak gedaan in het beroep van belanghebbende tegen de beslissing van de Inspecteur van het Bureau Heffingen van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Het geschil betreft de fosfaat- en stikstofheffing voor het jaar 1998, waarbij belanghebbende een agrarisch bedrijf exploiteerde en mest naar zijn bedrijf liet aanvoeren. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de opgelegde heffingen, die hij als onterecht beschouwde, en verzocht om uitstel van betaling. De Inspecteur had het bezwaar ongegrond verklaard, wat leidde tot het beroep bij het Gerechtshof.
Tijdens de mondelinge behandeling op 9 april 2003 werd duidelijk dat de Inspecteur de forfaitaire aangifte van belanghebbende ambtshalve zou beoordelen als een verfijnde aangifte. De hoogte van de mineralenheffingen was in geschil, waarbij belanghebbende aanvoerde dat de heffingen wegens overmacht op nihil moesten worden vastgesteld. Hij stelde dat de aangevoerde mest niet voldeed aan de norm en dat hij door persoonlijke omstandigheden, waaronder het overlijden van zijn echtgenote, niet in staat was om de situatie correct te beheren.
Het Gerechtshof oordeelde dat het beroep van belanghebbende op overmacht faalde. De voorschriften voor de mineralenboekhouding en de regulerende mineralenheffingen zijn rechtstreeks voortgevloeid uit de Meststoffenwet. De door belanghebbende aangevoerde omstandigheden deden niets af aan de verschuldigdheid van de heffingen. Het Hof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de Inspecteur en stelde het bedrag van de verfijnde mineralenheffingen vast op € 9.319,28. Tevens werd de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 1.268,60, en werd het griffierecht van € 29 aan belanghebbende vergoed.