ECLI:NL:GHSGR:2003:AH9955

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 mei 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK-00/02774
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Tijnagel
  • A. Savelbergh
  • J. van Walderveen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingrechtelijke geschil over uitdelingscorrecties en onttrokken omzet bij B.V.

In deze zaak gaat het om een belastingrechtelijk geschil tussen belanghebbende, mevrouw X, en de Inspecteur van de Belastingdienst over de aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1995. De Inspecteur had een belastbaar inkomen vastgesteld van ƒ 202.057, waartegen belanghebbende bezwaar maakte. Na behandeling van het bezwaar werd de aanslag verminderd tot ƒ 201.499. Belanghebbende heeft vervolgens beroep ingesteld bij het Gerechtshof, waarbij zij de aanslag verder wilde verlagen. De kern van het geschil betreft twee correcties die de Inspecteur heeft aangebracht: een uitdelingscorrectie van ƒ 70.492 en een correctie van ƒ 31.500, die betrekking heeft op een creditering in de rekening-courant. Het Hof heeft vastgesteld dat de Inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat deze bedragen als winstuitdelingen aan belanghebbende moeten worden aangemerkt, omdat zij als aandeelhouder van de B.V. deze bedragen heeft onttrokken. Het Hof oordeelt dat belanghebbende niet heeft aangetoond dat de correcties onterecht zijn en dat de Inspecteur terecht de omkering van de bewijslast heeft toegepast. Uiteindelijk heeft het Hof de aanslag verminderd tot een belastbaar bedrag van ƒ 199.263, en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 27 mei 2003.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
eerste meervoudige belastingkamer
27 mei 2003
nummer BK-00/02774
UITSPRAAK
op het beroep van X, gericht tegen de uitspraak van de Inspecteur, het hoofd van de eenheid Ondernemingen P van de Belastingdienst, betreffende na te nomen aanslag.
1. Aanslag en bezwaar
1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 1995 een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 202.057.
1.2. Belanghebbende heeft tegen de aanslag bezwaar gemaakt. Bij de bestreden uitspraak is het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en is de aanslag verminderd tot een naar een belastbaar inkomen van ƒ 201.499.
2. Loop van het geding
2.1. Belanghebbende is van de bovenvermelde uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van ƒ 60. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.2. Belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingediend, waarop de Inspecteur heeft gereageerd met een conclusie van dupliek.
2.3. Voorafgaand aan de zitting heeft de Inspecteur op 20 november 2001 een nader stuk ingediend en heeft belang-hebbende op 21 november 2001 een nader stuk ingediend.
Partijen hebben van elkanders stukken kunnen kennisnemen en zich daarover ter zitting kunnen uitlaten. Het Hof rekent die stukken tot de gedingstukken.
2.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 27 november 2001, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
2.5. In verband met de wijziging van de samenstelling van de kamer heeft op 3 december 2002 een nieuwe behandeling ter zitting plaatsgevonden. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
3. Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:
3.1. Wijlen A (. . .) heeft op 6 december 1991 een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid opgericht onder de naam B Beheer B.V. Bij akte van 13 april 1995 zijn de statuten van de voormelde vennootschap gewijzigd en is haar naam gewijzigd in C Beheer B.V. (hierna: de B.V.).
3.2. In 1991 hebben A zijn echtgenote X (hierna: belanghebbende) op een veiling "Camping D" te Q (hierna: de Camping) gekocht van de gemeente R. De exploitatie van de Camping was met ingang van 1992 voor rekening en risico van E C.V.
3.3. In E C.V. (hierna: de C.V.) participeerden A en belanghebbende als beherend vennoten voor onderscheidenlijk 5/9e en 3/9e deel. De B.V. participeerde voor 1/9e deel in de C.V. als commanditair vennote.
3.4.1. Op 31 augustus 1994 is door A, belanghebbende en de B.V. een zogenoemde voorovereenkomst gesloten met het oog op de inbreng in belanghebbende van hun in de vorm van de C.V. gedreven ondernemingen. Deze voorovereenkomst luidt voorzover hier van belang als volgt:
"in aanmerking nemende:
dat de ondergetekende voor gemeenschappelijke rekening en risico een onderneming drijven en wel in de vorm van een commanditaire vennootschap, een en ander conform de overeenkomst van commanditaire vennootschap van december 1991;
dat de ondergetekenden sub 1 en sub 2 hun aandeel in deze onderneming per 1 januari 1994 wensen in te brengen in ondergetekende sub 3 tegen uitreiking van aandelen, onder de ontbindende voorwaarde dat zulks mogelijk is met gebruikmaking van artikel 18 van de wet op de inkomstenbelasting 1964;
dat de ondergetekenden een en ander hierbij schriftelijk willen vastleggen;
verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
1. De ondergetekenden sub 1 en sub 2 dragen hun aandeel in de in de considerans bedoelde commanditaire vennootschap casu qua in de voor rekening en risico van die vennootschap gedreven onderneming in de ruimste zin des woords over aan ondergetekende sub 3, zulks tegen uitgifte van aandelen.
2. De ondergetekenden sub 1 en sub 2 zullen bij hen te plaatsen aandelen, voor zoveel als noodzakelijk en mogelijk, volstorten door inbreng van hun aandeel in de commanditaire vennootschap, zulks mogelijkerwijs met uitzondering van nader te bepalen en tot de onderneming van de commanditaire vennootschap behorende activa en/of passiva, zij het voor zoveel als mogelijk met gebruikmaking van de faciliteit als verwoord in artikel 18 van de wet op de inkomstenbelasting 1964.
3. De inbreng van de aandelen in de commanditaire vennootschap respectievelijk van de onderneming daarvan casu quo van het in te brengen deel daarvan zal plaatsvinden op basis van een per 1 januari 1995 op te maken balans en deskundigenverklaring. De onderneming zat tot oprichting van de besloten vennootschap worden gedreven door de ondergetekenden in de vorm van een commanditaire vennootschap conform de in december 1991 daartoe opgemaakte en ondertekende overeenkomst, doch vanaf 1 januari 1994 voor rekening en risico van ondergetekende sub 3.
4. Wanneer de ondergetekenden wijzigingen willen aanbrengen in deze overeenkomst of tot intrekking willen overgaan, worden deze wijzigingen casu quo deze intrekking geacht op 1 januari 1994 in te gaan."
3.4.2. In 1994 heeft overleg plaatsgevonden met de Inspecteur over de wijze waarop de onder 3.4.1 bedoelde zogenoemde geruisloze overgang zou kunnen plaatsvinden. Naar aanleiding daarvan is het aandelenkapitaal in de B.V. bij besluit van haar aandeelhoudersvergadering van 8 december 1994 op zodanige wijze uitgebreid dat daarna A en belanghebbende in dezelfde verhouding aandeelhouder werden in de B.V. als waarin zij als beherend vennoten gerechtigd waren in C.V. Bij brief van 14 maart 1995 heeft de Inspecteur de zogenoemde standaardvoor-waarden voor toepassing van artikel 18 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet) met betrekking tot de hiervoor genoemde overgang vastgesteld. Deze standaardvoorwaarden zijn op 25 april 1995 door A en belanghebbende voor akkoord getekend.
3.4.3. De in verband met het hiervoor onder 3.4.1 en 3.4.2 vermelde opgemaakte notariële akte van 31 maart 1995 luidt voorzover hier van belang als volgt:
"dat partijen willen overgaan tot verdeling van het vermogen van de tussen hen bestaan hebbende per eenendertig december negentienhonderd drieënnegentig ontbonden commanditaire vennootschap, waarvan de onderneming door B Beheer B.V., voornoemd, is voortgezet,
(......)
dat de heer A, voornoemd, mevrouw X, voornoemd, en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid: B Beheer B.V., voornoemd, met ingang van dertien januari negentienhonderd tweeënnegentig een commanditaire vennootschap zijn aangegaan, genaamd E C.V., gevestigd te Q, ten doel hebbende het voor gezamenlijke rekening en onder gemeenschappelijke naam beheren van de camping "D";
dat deze commanditaire vennootschap per eenendertig december negentienhonderd drieënnegentig in onderling overleg is geëindigd;
de onderneming van E C.V. vervolgens met toestemming en medewerking van partijen is voortgezet door de vennootschap: B Beheer B.V., voornoemd;
dat partijen in verband met de voortzetting van de onderneming van E C.V. zijn overeengekomen dat de heer A en mevrouw X, hun respectieve aandelen in de onderneming van E C.V. tegen uitreiking van aandelen in het kapitaal van de besloten vennootschap B Beheer B.V., voornoemd, zullen inbrengen in B Beheer B.V., voornoemd.
(......)
dat in de buitengewone vergadering van aandeelhouders van de vennootschap, gehouden te Q op achtentwintig maart negentienhonderd vijfennegentig, blijkens een aan deze akte gehecht exemplaar der notulen werd besloten tot uitgifte van eenduizend vierhonderd zestig (1.460) en negenhonderd een (901) aandelen aan respectievelijk de heer A en mevrouw X, elk nominaal groot eenduizend gulden
(ƒ 1.000,00), genummerd respectievelijk 65 tot en met 1.524 en 1.525 tot en met 2.425, tegen een koers van eenhonderd procent (100%);
(......)
dat partijen omtrent de storting op gemelde aandelen zijn overeengekomen als volgt:
1. Ter storting op de aandelen zullen de heer A en mevrouw X op de voet van artikel 18 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 en de in dat artikel bedoelde nader gestelde voorwaarden (hierna te noemen: de Voorwaarden) in de vennootschap inbrengen hun respectievelijke aandelen in de onderneming van de te Q gevestigde commanditaire vennootschap: E C.V. - echter vanaf een januari negentienhonderd vierennegentig (hierna te noemen: de aanvangsdatum) voor rekening en risico van de vennootschap - omvattende deze inbreng derhalve alle activa van gemelde aandelen in gemelde onderneming onder de verplichting voor de vennootschap alle passiva van die aandelen in gemelde onderneming voor haar rekening te nemen, zulks met uitzondering van de tot de aanvangsdatum bij de heer A respectievelijk mevrouw X in aanmerking te nemen investeringsbijdragen en verplichtingen tot desinvesteringsbetalingen.
Indien uit de sub 2 gemelde beschrijving blijkt, dat het saldo van de activa en passiva lager is dan het bedrag van de stortingsplicht, in geld uitgedrukt, waaraan met de inbreng moet worden voldaan (hierna te noemen: stortingsplicht), zal de heer A respectievelijk mevrouw X uiterlijk bij de oprichting het verschil in geld storten. Indien het saldo van de activa en passiva hoger is dan de stortingsplicht, zal de heer A respectievelijk mevrouw X voor het verschil in de boeken van de vennootschap worden gecrediteerd tot ten hoogste het bedrag hetwelk toelaatbaar is volgens de Voorwaarden. (......)
2. - 7. (......)
Ter effectuering van de volstorting van voormelde aandelen ten bedrage van respectievelijk een miljoen vierhonderd zestigduizend gulden (f 1.460.000,00) en negenhonderd eenduizend gulden (f 901.000,00) als voorschreven verklaarde de comparant, handelend in zijn sub 1.a en b respectievelijk 2.a en b gemelde hoedanigheid in de vennootschap in te brengen en aan haar in eigendom te leveren het aandeel van de heer A respectievelijk mevrouw X in alle activa van de onderneming van E C.V., gevestigd te Q - met uitzondering van de tot de aanvangsdatum bij de heer A respectievelijk mevrouw X in aanmerking te nemen investeringsbijdragen en desinvesteringsbetalingen - onder de verplichting voor de vennootschap om alle passiva van gemelde aandelen voor haar rekening te nemen, een en ander conform de eindbalans van bedoelde commanditaire vennootschap per eenendertig december negentienhonderd drieënnegentig.
De comparant, thans handelend in zijn sub 1.c.1 gemelde hoedanigheid, verklaarde voor en namens de vennootschap gemelde inbreng en levering, alsmede bedoelde verplichting om de passiva voor haar rekening te nemen, te aanvaarden en dat de vennootschap de ingebrachte vermogensbestanddelen in bezit heeft genomen en deswege aan de heer A respectievelijk mevrouw X bij deze kwijting te verlenen voor de voldoening aan hun verplichting tot volstorting van de door hen genomen aandelen in het kapitaal van de vennootschap.
Voorts verklaarde de comparant, handelend als gemeld, dat in de onderhavige inbreng zijn begrepen het aandeel van de heer A respectievelijk mevrouw X in alle bestaande verbintenissen, relaties, goodwill, vergunningen, erkenningen, boeken en bescheiden, en dat in de onderhavige inbreng mede zijn begrepen, het aandeel van de heer A respectievelijk mevrouw X in de navolgende registergoederen.
(......)
4. De inbreng wordt geacht op een januari negentienhonderd vierennegentig te hebben plaatsgevonden.
5. Alle rechtshandelingen met betrekking tot het ingebrachte vermogen, verricht sedert een januari negentienhonderd vierennegentig, zullen door de vennootschap worden bekrachtigd, zodat alsdan deze handelingen zullen worden geacht te zijn verricht door
en voor rekening van de vennootschap.
6. Alle winsten en verliezen, voortvloeiende uit de bedrijfsuit-oefening sedert een januari negentienhonderd vierennegentig, komen ten bate en ten laste van de vennootschap.
(......)
dat van hetgeen ingevolge het vorenstaande is ingebracht door de heer A respectievelijk mevrouw X een beschrijving als bedoeld in artikel 2:204a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek is opgemaakt naar de toestand op eenendertig december negentienhonderd vierennegentig;
dat over deze beschrijvingen een deskundige als bedoeld in artikel 2:393 van het Burgerlijk Wetboek de verklaring als bedoeld in artikel 2:204a lid 2 van het Burgerlijk Wetboek heeft afgelegd, welke verklaring aan deze akte is gehecht;
dat het de heer A respectievelijk mevrouw X niet bekend is, dat de waarde van de inbreng aanzienlijk is gedaald na de hiervoor bedoelde beschrijvingen;
(......)
dat door de beëindiging van E C.V. en de inbreng in de vennootschap door de heer A en mevrouw X van hun aandeel in de onderneming van E C.V., voormelde registergoederen, kadastraal bekend GEMEENTE Q sektie B nummer (. . .), alsmede een ter plaatse kennelijk afgescheiden gedeelte ter grootte als bij opmeting vanwege het kadaster zal blijken van het perceel kadastraal bekend GEMEENTE Q sektie B nummer (. . .) thans toebehoren aan voornoemde besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid: C Beheer B.V.
Voorts verklaarde de comparant nog dat partijen ter verdeling van het restantvermogen van E C.V. zijn overeengekomen, dat het woonhuis met ondergrond, erf en tuin, plaatselijk bekend a-weg 1 te Q wordt toegedeeld aan de heer A en mevrouw X."
3.5. In 1993 is A ernstig ziek geworden. In verband met hartproblemen werd hij in 1993 en 1994 diverse malen in het ziekenhuis opgenomen. In 1994 is A medisch goedgekeurd voor een open hartoperatie en transplantatie. A heeft een dergelijke ingreep vervolgens ook ondergaan. Op 27 april 1995 is A overleden.
3.6.1. Op 19 juli 1996 is namens de Inspecteur aan de Camping een bezoek gebracht in verband met het waarnemen van de actuele bedrijfsactiviteiten en het beoordelen van de administratieve vastleggingen (bijlage B 8 bij het verweerschrift).
3.6.1.1. Daarbij is vastgesteld dat de ondernemingsactiviteit bestond uit de exploitatie van een camping nabij het b-strand van Q. De Camping is geopend van 1 april tot 1 november. De maximale capaciteit van de Camping is 471 plaatsen. In dit aantal zijn zeven eigen caravans voor verhuur begrepen. Van de 471 plaatsen zijn er 245 tot 250 bezet met stacaravans. De overige plaatsen zijn seizoen- dan wel passantenplaatsen. Op het terrein zijn een cafe/snackbar en een kampwinkel aanwezig welke aan derden worden verhuurd. Voorts vindt er verhuur van fietsen plaats (. . .), is er verhuur van tennisbanen, en worden er munten verkocht voor de douches, de wasmachines, de drogers en voor de telefooncellen.
3.6.1.2. Wat betreft de administratieve vastleggingen werd
bij die gelegenheid het volgende geconstateerd:
Jaarplaatsen:
Nieuwe jaarplaatsen krijgen een recronovereenkomst. Voor volgende jaren worden eigen overeenkomsten gebruikt. In oktober van elk jaar worden de jaarplaatshouders aangeschreven met de vraag of verlenging zou plaatsvinden. Bij bevestiging wordt een overeenkomst toegezonden. Na terugontvangst krijgen de eigenaren een factuur toegezonden. Van beiden worden afschriften bij de administratie bewaard.
Seizoenplaatsen en passanten reserveerders:
De houders van deze plaatsen krijgen een reserveringsformulier toegezonden. Na terugontvangst daarvan krijgen zij een factuur toegezonden. Ook hiervan blijven weer afschriften bij de administratie bewaard.
Passanten niet-reserveerders:
Deze kampeerders krijgen bij vertrek een nota. Hiervan wordt een afschrift bij de administratie bewaard.
Geldadministratie:
De jaar-, seizoen- en passantenplaatsen die via de computer worden verwerkt (AICN pakket), worden rechtstreeks doorgeboekt in de geldadministratie. De nota's die passanten niet-reserveerders krijgen worden 1 x per maand in de kasadministratie verwerkt.
Voor de overige ontvangsten wordt een groepenkassa gebruikt. Deze wordt dagelijks afgeslagen. De kassa-afslag wordt bewaard.
Overige vastleggingen:
- De stacaravans hebben een aparte meter voor elektra en water. Afrekening vindt plaats gelijk met de eerste betaling van het jaar daarop. Er worden geen voorschotten in rekening gebracht.
- Voor de camping wordt in de computer een planbord bijgehouden. Dit planbord is niet bewaard. Met x is afgesproken dat dit met ingang van 1996 zou worden bewaard.
3.6.1.3. Naast X waren op 19 juli 1996 de volgende personen in vaste dienst op de Camping werkzaam: F (voor algemeen technisch onderhoud), G (receptiemedewerkster) en H (schoonmaakster). Daarnaast werd personeel ingehuurd voor terreinwerkzaamheden van de Sociale werkplaats te S.
3.6.2. Op 22 januari 1998 is door de Inspecteur een boekenonderzoek aangekondigd over de jaren 1994 tot en met 1997. Dit onderzoek is uitgemond in een rapport van 12 maart 1999 (hierna: het controlerapport), dat tot de gedingstukken behoort.
3.6.2.1. In de onderzochte periode vonden met betrekking tot de exploitatie van de Camping de volgende administratieve vastleggingen plaats. Met betrekking tot de zogenoemde jaarplaatsen, seizoenplaatsen en passanten-reserveerders en passanten niet-reserveerders geldt gedurende de gehele periode hetgeen hiervoor onder 3.6.1.2 is vermeld. De afrekening van het energie- en waterverbruik van de jaarplaatshouders vond gedurende de gehele periode eveneens op de hiervoor onder 3.6.1.2 beschreven wijze plaats. De overige ontvangsten werden niet gedurende de gehele onderzochte periode op de onder 3.6.1.2 beschreven wijze vastgelegd. Wel werd gebruik gemaakt van diverse kladstukken, zoals:
- dag- c.q. periodenstaten van de opbrengsten telefoon, droog- en strijkautomaten, warmwaterautomaten, douchemuntautomaat en diversen;
- dagafslagen van de kassa in de receptie (groepenkassa);
- kladbonnen met aantekeningen logies, bolderkarverhuur, fietsverhuur;
- kladbescheiden opbrengsten speelautomaten.
Dagstaten tennisbaan verhuur werden opgemaakt als voorlopige reserveringslijst en bij betaling van de tennishuur werd de opbrengst hiervan aangeslagen op de kassa. Tot en met 1994 is de financiële opbrengst van de tennisbanen niet in (dag)staten vastgelegd. Met ingang van 1995 vindt de verhuur van de tennisbanen plaats door tussenkomst van de horeca(uitbater). Vanaf dat jaar zijn er wel dagstaten tennishuur.
3.6.2.2. In de jaren tot en met 1994 heeft erflater de administratie van de Camping gevoerd. Van 1995 tot en met 1997 heeft de administratieve verwerking plaatsgevonden door een medewerker van de toenmalige gemachtigde van belanghebbende. Eenmaal per kwartaal verwerkte deze de gegevens in het computersysteem van de camping en verzorgde hij de aangiften omzetbelasting.
3.6.2.3. Tijdens het boekenonderzoek en het daaropvolgende overleg tussen belanghebbende en de Inspecteur, konden de volgende bescheiden niet worden overgelegd:
- de uitwerkingen/journalen, grootboeken en kolommenbalansen van het jaar 1992 en 1993 van de CV;
- het jaarstuk 1993 van de CV dat door erflater is gemaakt;
- de passantenbonnen van de niet-reserveerders van de jaren 1992 en 1993 betreffende de CV;
- de passantenbonnen van de niet-reserveerders van 1 januari 1994 tot en met 3 juli 1994 met betrekking tot de zogenoemde voorperiode voor inbreng van de in de vorm van de CV gedreven ondernemingen van erflater en X;
- de kladbescheiden van de vastleggingen van de overige ontvangsten van de jaren 1992, 1993 en 1994, van de CV onderscheidenlijk die met betrekking tot de zogenoemde voorperiode voor inbreng van de in de vorm van de CV gedreven ondernemingen van erflater en X, zoals genoemd onder 3.6.2.1;
- diverse afschriften van Nederlandse bankrekeningen ten name van erflater, te weten:
(. . .) over 1992 en 1993 niet aanwezig
(. . .) gedeeltelijk aanwezig
(. . .) alleen een afschrift per 1 januari 1993 aanwezig
(. . .) tot 1 mei 1992 niet aanwezig
(. . .) tot en met 1992 niet aanwezig
(. . .) totaal niet aanwezig
(. . .) totaal niet aanwezig
- diverse afschriften van Belgische bankrekeningen ten name van erflater, te weten:
- (. . .) BEF tot 1 oktober 1993 niet aanwezig;
- (. . .) BEF tot 1 oktober 1993 niet aanwezig;
- (. . .) NLG tot 1 oktober 1993 niet aanwezig;
- (. . .) NLG tot 11 juni 1992 niet aanwezig.
3.6.2.4. In de onderzochte periode is met betrekking tot de boekhouding door de controlerend ambtenaar voorts het volgende geconstateerd:
- Ten laste van de winst over 1994 is een factuur voor vijf keukenblokken voor stacaravans gebracht, terwijl deze in feite de levering van een keuken voor de in aanbouw zijnde eigen woning betrof. Hetzelfde geldt voor een factuur met vermelding "diverse werkzaamheden kantoor en receptie", die in feite de plaatsing van een inbouwhaard in de eigen woning betrof. Verder was sprake van ontbrekende facturen voor werkzaamheden aan de eigen woning en de inrichting daarvan in 1994;
- Een deel van de zakelijke uitgaven is via de rekening-courantverhouding met erflater verwerkt. Niet in alle jaren is hierbij dezelfde gedragslijn aangehouden. Het gaat om de volgende totaalbedragen:
o 1993 privéstortingen ƒ 50.391,50
o 1994 creditering rekening courant ƒ 80.113,98
o 1995 creditering rekening courant ƒ 16.041,25
o 1996 creditering rekening courant ƒ 3.600,25
In verband met deze uitgaven werden, via overschrijvingen van de zakelijke bankrekening naar de privé- bankrekening bedragen overgemaakt van per keer ƒ 3.500. In totaal is per jaar overgemaakt:
o 1993 ƒ 28.000
o 1994 ƒ 45.500
o 1995 ƒ 31.500
- De opbrengsten zijn niet in alle jaren op gelijke wijze in de administratie verwerkt. In 1993 en 1994 is er geen kasadministratie. Voor het bepalen van de ontvangsten werden eerst alle bankrekeningen geboekt op het grootboeknummer (. . .). Daarnaast werden hierop geboekt alle kasafstortingen op de bank (als zijnde de gerealiseerde omzet per kas). De opbrengsten volgens het grootboeknummer (. . .) werden later, aan de hand van de diverse extracomptabele vastleggingen, verdeeld over de diverse ontvangstgroepen. De restpost werd aangemerkt als opbrengst van toeristische plaatsen. In 1995 is door de adviseur achteraf een kasopstelling gemaakt (zonder kassaldo). De daarin opgenomen bedragen komen van de kassa-afslagen van de kassa in de receptie en de kladgegevens van de opbrengsten telefoon, tennisbanen, warmwater, droog en strijk, en dergelijke. In verband met een door de adviseur geconstateerd negatief kassaldo heeft deze per 31 december 1995 een sluitboeking gemaakt van ƒ 108.566,75 (ƒ 102.421,46 aan seizoenplaatsen en ƒ 6.145,29 aan te betalen BTW). Daarnaast komen in het kasoverzicht bedragen (als ontvangsten) voor, waarvan de herkomst niet duidelijk is. Deze bedragen zijn: 31 maart ƒ 6.257, 30 april ƒ 6.205, 31 mei ƒ 33.508 en 30 juni ƒ 54.319. In het kasverslag komen nagenoeg geen zakelijke uitgaven voor en evenmin zijn privé-opnamen verantwoord. In 1995 werden verder, volgens bankafschriften, op verschillende data bedragen gestort tot een totaal van ƒ 16.756. Deze stortingen zijn niet in het kasverslag opgenomen. Ook in 1996 is door de adviseur achteraf een kasopstelling gemaakt (zonder beginsaldo, maar wel met een eindsaldo). De daarin opgenomen bedragen komen van de kassa-afslagen van de kassa in de receptie en de kladgegevens van de opbrengsten telefoon, tennisbanen, warmwater, droog en strijk, en dergelijke, alsmede van de aanwezige bescheiden met betrekking tot uitgaven. Daarnaast komt in het kasoverzicht een bedrag (als ontvangsten) voor van ƒ 126.821,13, waarvan de herkomst niet duidelijk is. Verder komt een sluitpost voor van ƒ 12.085 aan omzet. In 1996 komen in de kasopstelling voorts diverse stortingen voor op een bankrekening. In 1997 is door de adviseur eveneens achteraf een kasopstelling gemaakt (nu met een beginsaldo en een eindsaldo). De daarin opgenomen bedragen komen van de kassa-afslagen van de kassa in de receptie en de kladgegevens van de opbrengsten telefoon, tennisbanen, warmwater, droog en strijk, en dergelijke, alsmede van de aanwezige bescheiden met betrekking tot uitgaven. Uit de diverse bankrekeningen en overige aangetroffen bescheiden en verwerkingen heeft de controlerend ambtenaar kasopstellingen gemaakt waaruit de volgende tekorten naar voren komen:
o 1992 en 1993 samen ƒ 424.712
o 1994 ƒ 128.128
o 1995 ƒ 34.189
o 1996 ƒ 11.028
- Alleen in 1997 zijn opbrengsten gasverkopen verantwoord (omzet ƒ 6.060, inkoop ƒ 4.528, winst per saldo (ƒ 6.060 x 100/117 -/- ƒ 4.528 = ƒ 630), terwijl in alle jaren gasflessen werden verkocht.
- Op zaterdag 3 mei 1997, donderdag 17 juli 1997, zondag 10 augustus 1997 en dinsdag 26 augustus 1997 zijn in opdracht van de Inspecteur luchtfoto's van de Camping gemaakt, met het oog op het verzamelen van gegevens ten behoeve van een boekenonderzoek. Deze acties zijn niet vooraf aan belanghebbende meegedeeld. Wel zijn alle campings in Zeeland in 1994 gewezen op de mogelijkheid dat van hun terreinen luchtfoto's zouden kunnen worden gemaakt. Aan de hand van deze luchtfoto's is tijdens het hiervoor vermelde boekenonderzoek geconstateerd dat niet van alle bezette plaatsen volgens die foto's facturen of bonnen aanwezig waren. Tot de gedingstukken behoort een overzicht van de campingplaatsen en tijdstippen die het betrof.
3.6.2.5. Het controlerapport houdt ten aanzien van de kasverantwoording en omzet in de jaren 1992 en 1993 in het bijzonder nog het volgende in:
"Voor deze jaren zijn geen overzichten kasomzet, zoals door ons over de jaren 1994 t/m 1997 zijn gemaakt, te presenteren. De reden hiervoor is dat de administratie niet compleet bewaard is gebleven. Gesteld wordt, nu in alle jaren verschillen optreden, dat ook in 1992 en 1993 niet alle inkomsten zijn verantwoord. Dit wordt ook aangetoond met de kasopstellingen in hoofdstuk 3.1, waar mede door de kasstortingen op de Belgische bankrekeningen een groot tekort ontstaat. In deze jaren zijn niet de vereiste aangiften gedaan nu o.m. geen melding is gemaakt van de ontvangen rente van de Belgische bankrekeningen. Ook de niet verklaarde stortingen geven aan dat niet de vereiste aangiften zijn gedaan. Gesteld wordt dan ook omkeer van de bewijslast. Dit op grond van het feit dat: de administratie niet is bewaard, geen volledig inzicht is gegeven in de Belgische bankrekeningen, niet voldaan is aan de inlichtingenplicht-, niet de vereiste aangifte is gedaan, door niet alle rente aan te geven. Nu in de jaren 1994 t/m 1997 wordt aangetoond dat de omzetten kampeergelden niet volledig zijn verantwoord wordt gesteld dat ook in 1992 en 1993 omzetten kampeergelden niet zijn verantwoord. De hoogte van de correcties is bepaald door uit te gaan van de volgende kasopstelling: Uit de diverse bankrekeningen en overige aangetroffen bescheiden en verwerkingen blijkt het volgende:
1992 en 1993
NLG
NLG
Debet
Credit
Kasopnamen van rek. 023 totaal
31.45
Op bankrekeningen in België gestort
296.664
Kasopnamen van rek. 258 totaal
2.93
Op bankrekening 972 gestort
38
Kasopnamen van rek. 031 per saldo
963
Uitgaven voor onderneming 1992
35
Uitgaven voor onderneming 1993
50.391
Voor huishouding e.d. stelpost
40
Subtotaal
35.343
Subtotaal
460.055
Te kort
424.712
Te kort minimaal
400
Correcties:
Meer omzet 1992 f200.000
Meer omzet 1993 f200.000."
3.7.1. De B.V. heeft over het onderhavige jaar op 18 september 1996 aangifte gedaan voor de vennootschapsbelasting 1995 naar een belastbaar bedrag van ƒ 50.495. De aangifte betreft een lang boekjaar (periode 1 januari 1994 tot en met 31 december 1995) in verband met de winst van de voorperiode betrekking hebbende op de zogenoemde geruisloze omzetting van de in de vorm van de CV door A en X gedreven ondernemingen.
3.7.2. De Inspecteur heeft in afwijking van de aangifte het belastbare bedrag voor de vennootschapsbelasting 1995 voor de B.V. op basis van het controlerapport als volgt vastgesteld:
Aan te geven volgens jaarstukken:
Fiscaal bedrijfsresultaat
ƒ 130.656
Niet aftrekbare kosten
ƒ 1.382
Investeringsaftrek
-/- ƒ 44.428
Verlies aangifte 1994
-/- ƒ 41.917
Verrekenbaar verlies t/m 1993
-/- ƒ 11.942
Aan te geven bedrag volgens jaarstukken
ƒ 33.751
Aangebrachte correcties:
1994
1995
Sloopkosten en egaliseren
ƒ 6.500
ƒ 6.916
Afschrijving privé woning
ƒ 6.424
ƒ 12.848
Minder kosten privé woning
ƒ 35.671
Minder dotatie pensioenvoorziening
ƒ 371.382
Meer omzet kampeergelden
ƒ 150.051
ƒ 86.533
Meer winst verkoop gas
ƒ 1.375
ƒ 1.375
Meer omzet i.v.m. luchtfoto's
ƒ 10.500
ƒ 10.500
Minder kosten representatie
ƒ 2.727
ƒ 1.115
Minder kosten zonwering
ƒ 3.000
Minder kosten energie
ƒ 4.700
ƒ 4.700
Investeringsaftrek
ƒ 13.061
Te verrekenen uit naheffingen omzetbelasting -/-
ƒ 39.660
ƒ 42.927
Totaal winstcorrecties
ƒ 188.082
ƒ 454.106
ƒ 642.188
Vervallen verliesverrekening t/m 1993
ƒ 11.942
Vastgesteld belastbaar bedrag
ƒ 654.130
3.7.3. Na bezwaar heeft de Inspecteur het belastbaar bedrag van de B.V. verminderd tot ƒ 206.662.
3.7.3.1. Voorafgaand aan de uitspraak op het bezwaarschrift heeft tussen partijen intensief overleg plaatsgevonden. Dit overleg heeft geleid tot een voorstel van belanghebbende van
8 februari 2000 tot afwikkeling van de geschilpunten voort-vloeiende uit het boekenonderzoek. De Inspecteur heeft in zijn brief van 7 juni 2000, waarin hij de uitspraak op het bezwaarschrift heeft gemotiveerd, het door belanghebbende gedane voorstel afgewezen.
3.7.3.2. De Inspecteur heeft bij de uitspraak op bezwaar de winstcorrecties met betrekking tot de zogenoemde voorperiode niet langer aan 1995, maar aan 1994 toegerekend. Voorts heeft hij het compromisvoorstel van belanghebbende voorzover het betrof de representatiekosten gevolgd en de correctie terzake teruggebracht tot de helft zijnde ƒ 557. Daarnaast heeft hij nog enkele andere wijzigingen aangebracht.
3.7.3.3. Het nader vastgestelde belastbare bedrag 1995 van de B.V. is als volgt onderbouwd:
Aan te geven volgens jaarstukken:
Fiscaal bedrijfsresultaat
-/- ƒ 130.656
Niet aftrekbare kosten
ƒ 473
Investeringsaftrek
-/- ƒ 26.770
Aan te geven bedrag volgens jaarstukken
-/- ƒ 239.187
Aangebrachte correcties:
Afschrijving privé woning
ƒ 12.512
Minder dotatie pensioenvoorziening
ƒ 371.382
Meer omzet kampeergelden
ƒ 86.533
Meer winst verkoop gas
ƒ 1.375
Meer omzet i.v.m. luchtfoto's
ƒ 10.500
Minder kosten representatie
ƒ 557
Minder kosten zonwering
ƒ 2.553
Minder kosten energie
ƒ 4.700
Te verrekenen uit naheffingen omzetbelasting
-/- ƒ 44.263
Totaal winstcorrecties
ƒ 445.849
Vastgesteld belastbaar bedrag
ƒ 206.662
3.7.4. De Inspecteur heeft in afwijking van de aangifte het belastbare inkomen voor de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1995 van belanghebbende op basis van het controlerapport als volgt vastgesteld:
Aangegeven belastbaar inkomen: ƒ 94.669
- minder genoten rente -/- ƒ 699
- meer huurwaarde ƒ 1.867
- uitdeling vergoeding ƒ 31.500
- uitdeling omzet ƒ 70.492
- uitdeling representatie ƒ 1.115
- uitdeling privé-gebruik energie ƒ 3.113
Vastgesteld belastbaar inkomen: ƒ 202.057
3.7.5. Voorafgaand aan de uitspraak op het bezwaarschrift heeft tussen partijen intensief overleg plaatsgevonden. Dit overleg heeft geleid tot een voorstel van belanghebbende van 8 februari 2000 tot afwikkeling van de geschilpunten voortvloeiende uit het boekenonderzoek. De Inspecteur heeft in zijn brief van
7 juni 2000, waarin hij de uitspraak op het bezwaarschrift heeft gemotiveerd, het door belanghebbende gedane voorstel afgewezen.
3.7.6. Bij de uitspraak op het bezwaar heeft de Inspecteur het belastbare inkomen als volgt vastgesteld:
Aangegeven belastbaar inkomen: ƒ 94.669
- minder genoten rente -/- ƒ 699
- meer huurwaarde ƒ 1.867
- uitdeling vergoeding ƒ 31.500
- uitdeling omzet ƒ 70.492
- uitdeling representatie ƒ 557
- uitdeling privé-gebruik energie ƒ 3.113
Vastgesteld belastbaar inkomen: ƒ 201.499
3.7.7. In het nader ingediende stuk van de Inspecteur van
20 november 2001 heeft de Inspecteur de voormelde correctie energiekosten verminderd tot ƒ 1.434, overeenkomstig de voor de heffing van loonbelasting geldende normering. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 december 2002 hebben partijen zich eenstemmig op het standpunt gesteld dat de correctie energie
ƒ 1.434 dient te bedragen.
3.7.8. Voorts heeft de Inspecteur zich tijdens de tweede monde-linge behandeling van 3 december 2002 nader op het standpunt gesteld dat de aftrek van representatiekosten voor de heffing van inkomstenbelasting niet langer wordt bestreden.
4. Omschrijving geschil en standpunten van partijen
4.1. Tussen partijen is, voor zover deze betrekking hebben op het onderhavige belastingjaar uitsluitend het volgende nog in geschil:
a. Wat betreft de feitelijke, cijfermatige geschilpunten:
- de uitdelingscorrectie ter grootte van ƒ 70.492;
- de uitdelingscorrectie vergoeding ter grootte van ƒ 31.500.
Belanghebbende bestrijdt deze correcties, de Inspecteur persisteert bij handhaving daarvan.
b. Wat betreft de theoretische, fiscaal-technische geschil-punten is voor zover het onderhavige belastingjaar betreft in geschil het antwoord op de vraag of het beroep ongegrond moet worden verklaard, tenzij blijkt dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is. De Inspecteur beantwoordt deze vraag bevestigend, belanghebbende ontkennend.
4.2. Belanghebbende stelt zich, na wijziging van haar stand-punten in de loop van het geding, uiteindelijk op het stand-punt:
a. Wat betreft de feitelijke, cijfermatige geschilpunten:
- De omzet- annex uitdelingscorrectie ter grootte van ƒ 70.942 berust op niet gemotiveerde dan wel onvoldoende onderbouwde veronderstellingen. De al dan niet vermeende mededeling van belanghebbende, dat indien op een factuur niet is aangetekend hoe er is betaald, ervan kan worden uitgegaan dat de betaling contant is ontvangen, kan niet als ondersteuning dienen omdat belanghebbende op geen enkele wijze betrokken is geweest bij de verwerking van de administratieve gegevens.
- De uitdelingscorrectie inzake de genoten vergoeding ter grootte van ƒ 31.500. Deze vergoeding strekt tot vergoeding van in privé betaalde zakelijke kosten. Dit bedrag is derhalve op goede gronden terugbetaald en in de rekening-courant van belanghebbende verwerkt.
b. Wat betreft de theoretische, fiscaal-technische geschilpunten stelt belanghebbende dat de omstandigheden in aanmerking genomen rechtens niet kan worden volgehouden dat zij niet de vereiste aangifte heeft gedaan, noch dat zij niet heeft voldaan aan haar inlichtingenplicht of haar administratieplicht, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR), zodat omkering van de bewijslast niet aan de orde is. Feiten uit andere jaren en feiten betrekking hebbende op andere belastingplichtigen mogen daarbij niet in de beoordeling worden betrokken. Voorts beroept zij zich wat betreft het niet verstrekken van de door de Inspecteur gevraagde bescheiden op overmacht.
4.3. De Inspecteur heeft de standpunten van belanghebbende gemotiveerd bestreden en hij stelt zich op het standpunt:
a. Wat betreft de feitelijke, cijfermatige geschilpunten:
- De omzet- annex uitdelingscorrectie ter grootte van ƒ 70.492 is aangebracht op basis van de aanwezige administratie. Steekproefsgewijs zijn de facturen nagelopen aan de hand van de bankbescheiden. Er is geen enkele factuur, zonder aantekening van de betaalwijze daarvan, gevonden die door een klant via de bank aan belanghebbende is betaald. Mitsdien is aangenomen en ook aannemelijk dat deze facturen via de kas zijn betaald. Deze aanname wordt gestaafd door de verklaring van belanghebbende dat, indien op een factuur niet is aangetekend hoe er is betaald, ervan kan worden uitgegaan dat de betaling contant is ontvangen.
- De correctie betreffende de creditering in rekening-courant van een bedrag van ƒ 31.500. Uit de aanwezige bankafschriften is niet gebleken dat zakelijke kosten op deze wijze in privé kunnen zijn voldaan. Ook anderszins hebben belanghebbenden niet aannemelijk gemaakt dat betaling van zodanige kosten heeft plaatsgevonden. Voor een boeking ten gunste van de rekening-courantverhouding bestaat dan ook geen zakelijke reden, maar vindt haar grond louter in de aandeelhoudersrelatie. Belanghebbenden en de B.V. zijn zich van deze onjuiste creditering bewust geweest.
b. Wat betreft het theoretische, fiscaal-technische geschil-punt stelt de Inspecteur dat, alhoewel het correct is dat voor zaken als bewaarplicht, vereiste aangifte en administratieverplichting het gaat om de feiten in de relevante jaren. Feiten uit andere jaren kunnen een licht werpen op het onderhavige jaar en meer in zijn algemeenheid dienen als bewijs. De mate waarin een feit uit een ander jaar als bewijs dient voor het jaar waarover het geschil loopt kan daardoor verschillen. Het geheel aan feiten over de diverse jaren laat in ieder geval zien dat sprake is van belastingplichtigen, waaronder belanghebbende, die het niet zo nauw namen met hun fiscale verplichtingen in de in het onderzoek betrokken jaren.
4.4. Partijen hebben hun standpunten ter zitting toegelicht, doch aldaar aan de door hen in de gedingstukken gegeven uiteen-zettingen geen grieven of weren toegevoegd.
5. Conclusies van partijen
5.1. Het beroep van belanghebbende strekt uiteindelijk, naar het Hof begrijpt, tot vernietiging van de uitspraak en tot vermindering van de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen van ƒ 97.271 (ƒ 201.499 -/- ƒ 31.500 -/- ƒ 70.492 -/- ƒ 557 -/- ƒ 3.113 + ƒ 1.434).
5.2. De Inspecteur heeft uiteindelijk, naar het Hof begrijpt, geconcludeerd tot vermindering van de aanslag tot een naar een belastbaar bedrag van ƒ 199.263 (ƒ 201.499 -/- ƒ 3.113 +
ƒ 1.434 -/- ƒ 557).
6. Overwegingen omtrent het geschil
Wat betreft de correctie onttrokken omzet ter grootte van ƒ 86.533
6.1.1. De omzetcorrectie ter grootte van ƒ 86.533 is, zoals de Inspecteur gemotiveerd heeft gesteld, aangebracht op basis van de aanwezige administratie. Steekproefsgewijs zijn de facturen nagelopen aan de hand van de bankbescheiden. Er is geen enkele factuur, zonder aantekening van de betaalwijze daarvan, gevonden die door een klant via de bank aan belanghebbende is betaald. De Inspecteur heeft daaraan, naar 's Hofs oordeel terecht, het vermoeden kunnen ontlenen dat deze facturen via de kas zijn betaald. De verklaring van belanghebbende, gegeven tijdens het boekenonderzoek, dat, indien op een factuur niet is aangetekend hoe er is betaald, ervan kan worden uitgegaan dat de betaling contant is ontvangen, vormt een nadere onderbouwing van dit vermoeden.
6.1.2. Op grond van de hiervoor onder 3.6.2.1 tot en met 3.6.2.4 aan het controlerapport ontleende feiten en omstandig-heden, welke door belanghebbende niet dan wel onvoldoende zijn betwist, is het Hof van oordeel dat de Inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat ter zake van de onttrokken omzet een bedrag van ƒ 86.533 aan de B.V. niet ten goede is gekomen.
6.1.3. Belanghebbende is met hetgeen zij reeds in de corres-pondentie met de Inspectie en nadien tijdens de beroepsproce-dure naar voren hebben gebracht naar 's Hofs oordeel er niet in geslaagd het tegendeel aannemelijk te maken. Het Hof gaat voorbij aan de stelling van belanghebbende dat aan haar verklaring geen betekenis kan worden toegekend, omdat zij op geen enkele wijze betrokken zou zijn geweest bij de administratieve verwerking van de gegevens. Het Hof acht die stelling niet aannemelijk, aangezien zij steeds betrokken is geweest bij de dagelijkse gang van zaken en in 1996 als enig bestuurder geheel verantwoordelijk was voor de administratie van de B.V.
6.1.4. De stelling van belanghebbende dat bij twijfel de beginselen van behoorlijk bestuur eisen dat terzake het voordeel van de twijfel aan belanghebbenden moeten worden gegund, vindt geen steun in het recht.
6.1.5. Voorts merkt het Hof nog op dat het de stelling van belanghebbende dat het standpunt van de Inspecteur inzake de bijgetelde en uitgedeelde omzet tot dubbeltellingen leidt niet juist acht. Indien in een geval zoals het onderhavige bij een vennootschap een bedrag aan omzet wordt bijgeteld en deze meer-omzet, zoals het Hof in dit geval aannemelijk acht, aan de aandeelhouder ten goede is gekomen, brengt het wettelijk systeem mee dat een winstcorrectie bij de vennootschap plaatsvindt en een inkomenscorrectie bij de aandeelhouder. Van een dubbeltelling, zoals door belanghebbende bedoeld, is dan geen sprake.
6.1.6. Het hiervoor overwogene leidt tot de slotsom dat op dit punt het gelijk aan de Inspecteur is.
Het bedrag van ƒ 70.492
6.2.1. De Inspecteur stelt zich, op het standpunt dat een bedrag van ƒ 70.492, zijnde het saldo van de onttrokken omzet van ƒ 86.533 zoals hiervoor onder 6.1.1 tot en met 6.1.5 vermeld, verminderd met een bedrag van ƒ 16.041 aan voor zakelijke doeleinden aangewende betalingen, bij de B.V. had moeten worden verantwoord en voorts dat belanghebbende in haar hoedanigheid van aandeelhouder in die vennootschap dit bedrag aan die vennootschap heeft onttrokken, welk bedrag als een winstuitdeling van de B.V. aan belanghebbende moet worden aangemerkt.
6.2.2. Met betrekking tot de beantwoording van de vraag hoe het door belanghebbende genoten voordeel van ƒ 70.492 moet worden gekwalificeerd, gaat het Hof - gelet op het vorenoverwogene - ervan uit dat het geld bij de B.V. terecht had moeten komen. In de persoon van belanghebbende is zowel de aandeelhouder als de directeur van de B.V. verenigd. Op grond van het vorenstaande is aannemelijk dat zowel belanghebbende als de B.V. zich ervan bewust zijn geweest, dan wel zich redelijkerwijs bewust hadden moeten zijn, dat de B.V. aan belanghebbende voordelen deed toekomen die voor deze vennootschap een uitdeling van winst vormde. Naar 's Hofs oordeel leidt dit ertoe dat belanghebbende het bedrag in de hoedanigheid van aandeelhouder aan de B.V. heeft onttrokken. In dat geval biedt artikel 24 van de Wet de grondslag voor de belastbaarheid van het voordeel. Met hetgeen belanghebbende te dier zake heeft aangevoerd, heeft zij naar 's Hofs oordeel het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. De Inspecteur heeft zich derhalve terecht op het standpunt gesteld dat het bedrag van ƒ 70.492 in het inkomen van belanghebbende dient te worden begrepen.
6.2.3. Wat belanghebbende verder met het bedrag van ƒ 70.492 heeft gedaan, is te dezen niet van belang. Nu vaststaat dat belanghebbende aandeelhouder in de B.V. is, en bij gebreke aan gegevens die in een andere richting wijzen, gaat het Hof ervan uit dat vorenvermeld bedrag aan belanghebbende is toegekomen. Belanghebbende heeft met hetgeen zij te berde heeft gebracht, tegenover de gemotiveerde betwisting door de Inspecteur het tegendeel niet aannemelijk gemaakt.
6.2.4. Naar 's Hofs oordeel is het belastbare inkomen dusdoende op dit onderdeel niet tot een hoog bedrag gecorrigeerd.
Wat betreft de uitdelingscorrectie genoten vergoeding ter grootte van ƒ 31.500
6.3.1. De correctie inzake de creditering in rekening-courant tot een bedrag van ƒ 31.500 is, zoals de Inspecteur gemotiveerd heeft gesteld, aangebracht op basis van de aanwezige administratie. Dit acht het Hof aannemelijk. Het ligt dan op de weg van belanghebbenden om feiten en omstandigheden te stellen en - bij betwisting daarvan door de Inspecteur - aannemelijk te maken dat erflater zakelijke uitgaven tot dit bedrag ten behoeve van de B.V. heeft gedaan.
6.3.2. Belanghebbende is er met hetgeen zij naar voren heeft gebracht naar 's Hofs oordeel niet in geslaagd aannemelijk te maken dat, en in hoeverre, het gemotiveerde standpunt van de Inspecteur onjuist is. De stelling van de Inspecteur dat indien sprake is van kosten, deze uit niet-verantwoorde omzet moeten zijn voldaan behoeft deswege geen behandeling. Het Hof gaat op de in 6.1.3 gegeven gronden voorbij aan de stelling van belanghebbende dat aan de verklaring van belanghebbende geen betekenis kan worden toegekend.
6.3.3. Voorts geldt hier evenzeer hetgeen reeds hiervoor onder 6.1.4 en 6.2.2 ten aanzien van de dubbele bewustheid en de beginselen van behoorlijk bestuur is overwogen.
6.3.4. Het hiervoor overwogene leidt tot de slotsom dat ook op dit punt het gelijk aan de Inspecteur is.
6.4. Al het vorenoverwogene leidt tot de slotsom dat het beroep van belanghebbende gedeeltelijk gegrond is en dat het belast-bare inkomen van belanghebbende voor 1995 moet worden berekend op ƒ 199.263 (ƒ 94.669 -/- ƒ 699 + ƒ 1.867 + ƒ 31.500 +
ƒ 70.492 + ƒ 1.434).
7. Proceskosten en griffierecht
7.1. Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Het Hof stelt deze kosten, op de voet van het vorengenoemde Besluit en de daarbij behorende bijlage, vast op € 1.932 wegens beroepsmatig
verleende rechtsbijstand (3 punten à € 322 x 2 (gewicht van de zaak)). Voor een hogere vergoeding acht het Hof geen termen aanwezig.
7.2. Voorts dient aan belanghebbende het voor deze zaak gestorte griffierecht van ƒ 60, ofwel € 27,23 te worden vergoed.
8. Beslissing
Het Gerechtshof:
- verklaart het beroep gegrond,
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep,
- vermindert de aanslag tot een, berekend naar een belastbaar bedrag van ƒ 199.263 (€ 90.421),
- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het beroep, aan de zijde van belanghebbende gevallen en vastgesteld op € 1.932, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden, en
- gelast de Staat der Nederlanden aan belanghebbende het voor deze zaak gestorte griffierecht ad € 27,23 te vergoeden.
Deze uitspraak is vastgesteld op 27 mei 2003 door mrs. Tijnagel, Savelbergh en Van Walderveen, in tegenwoordigheid van de gerechtsauditeur mr. Postema. De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier mr. Van Duijvendijk.
(Van Duijvendijk)
(Tijnagel)
Aangetekend aan
Partijen verzonden:
Ieder van de partijen kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.