ECLI:NL:GHSGR:2003:AH8756

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 juni 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200153203
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Verheij
  • M. van der Putten-Göbbels
  • H. Scholten-Hinloopen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen door huisarts met minderjarigen en patiënten

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 26 juni 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte, die als huisarts werkzaam was. De verdachte is beschuldigd van ontuchtige handelingen met meerdere patiëntjes en met een jongen van acht jaar in 1982. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in een aantal jaren ontuchtige handelingen heeft gepleegd, waarbij hij het vertrouwen van zijn patiënten en hun ouders ernstig heeft geschonden. De verdachte is eerder veroordeeld voor vergelijkbare feiten, wat zijn handelen des te ernstiger maakt. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet alleen strafbaar is, maar ook dat hij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet ondergaan, met een voorwaardelijk gedeelte en bijzondere voorwaarden, waaronder behandeling en toezicht door de reclassering. De bijkomende straf van ontzetting uit het beroep van arts voor vijf jaar is ook opgelegd, gezien de ernst van de feiten en het risico op herhaling. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, en de kosten van de verdediging zijn op nihil gesteld. Het hof heeft de uitspraak gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de omstandigheden en de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

rolnummer 2200153203
parketnummer 0975729302
datum uitspraak 26 juni 2003
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 25 september 2002 in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [plaats] op [datum].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 12 juni 2003.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vorderingen van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vorderingen wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 4 en 8 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 2, 3, 5, 6 en 7 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften door of namens de reclassering gegeven, met aftrek van voorarrest en met beslissing omtrent de vordering van de benadeelde partij als nader in het vonnis omschreven. Voorts is de bijkomende straf van ontzetting uit het beroep van arts uitgesproken voor de duur van vijf jaren voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 8 is tenlastegelegd.
De verdachte moet derhalve hiervan worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1, 2, 3, 4, 5 en 6:
Werkzaam in de gezondheidszorg ontucht plegen met iemand die zich als patiënt aan zijn hulp en zorg heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd.
7:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren ontuchtige handelingen plegen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal mr Kaptein heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het 8 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest, alsmede het opleggen van de bijkomende straf aan de verdachte, inhoudende een ontzetting uit het beroep van arts voor de duur van zes jaren. Voorts concludeert zij tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van €1.000,- euro en tot niet-ontvankelijkheidverklaring van de benadeelde partij in haar vordering voor het overige.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft in een periode van een aantal jaren, terwijl hij als huisarts werkzaam was, bij patiëntjes ontuchtige handelingen gepleegd. Daarnaast heeft de verdachte in 1982 ontuchtige handelingen gepleegd met een jongen van acht jaar. De verdachte heeft hiermee de lichamelijke integriteit van jonge kinderen geschonden. Ten aanzien van sommige van zijn slachtoffers is aannemelijk geworden dat zij, soms nog jaren na het gebeuren, nadelige psychische gevolgen daarvan hebben ondervonden. De verdachte heeft zijn eigen lustgevoelens laten prevaleren boven het welzijn van zijn patiënten. Daarnaast heeft de verdachte het vertrouwen dat de patiënten, hun ouders en de beroepsgroep waartoe de verdachte behoort in hem hebben gesteld, ernstig geschonden. Hij heeft ook het vertrouwen dat in de maatschappij jegens zijn beroepsgroep behoort te (kunnen) bestaan ernstig geschonden.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 5 juni 2003, eerder ter zake van ontucht met minderjarigen is veroordeeld, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
De verdachte heeft de grenzen van het toelaatbare meermalen ver overschreden.
Het hof heeft acht geslagen op het rapport van prof dr R.A.R. Bullens, psycholoog, van 19 augustus 2002. In dit rapport wordt de verdachte onder meer omschreven als een beïnvloedbaar persoon die forse narcistische theatrale trekken heeft. Voorts is hij te zelfverzekerd en werd hij in zijn leven seksueel overprikkeld. Het recidivegevaar zou op de korte en middellange termijn klein zijn. De rapporteur concludeert tenslotte dat bij de verdachte weliswaar sprake is van een gebrekkige ontwikkeling, maar dat desondanks de verdachte volledig heeft beseft wat hij deed en de ontuchtige handelingen bewust heeft gepleegd.
Het hof verstaat genoemde conclusie overeenkomstig een aanvullende schriftelijke mededeling van de deskundige aldus, dat hij verdachte volledig toerekeningsvatbaar acht, welke conclusie het hof overneemt en tot de zijne maakt.
Genoemde deskundige merkt op dat het opleggen van een ambulante behandeling (bij bijvoorbeeld De Waag) aangewezen lijkt, met name om daarmee het gevaar voor herhaling op lange termijn "af te dichten". Betrokkene zou er profijt van kunnen hebben met name (wat de deskundige noemt) "zijn vele cognitieve vervormingen aan te pakken" en - in het verlengde daarvan - meer inzicht te ontwikkelen in de (potentiële) schade die hij door zijn handelen bij anderen kan aanrichten.
Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat verdachte zich inmiddels daadwerkelijk bij De Waag onder behandeling heeft laten stellen. Verdachte heeft aangegeven dat door die behandeling het inzicht in het onaanvaardbare van zijn handelwijze groeiende is, maar dat hij nog een lange weg te gaan heeft.
Het hof heeft zich tijdens het onderzoek ter zitting niet aan de indruk kunnen onttrekken, dat verdachte bij het beantwoorden van vragen sterk rationaliseerde, terwijl onduidelijk bleef of en in hoeverre hij zich de verwoorde standpunten daadwerkelijk eigen heeft gemaakt. Daarbij komt dat de deskundige Bullens in zijn rapportage spreekt van een "weinig geïntegreerde persoonlijkheid, iemand die in hoge mate beïnvloedbaar/ suggestibel is", welk beeld verdachte tijdens het onderzoek ter zitting in hoger beroep allerminst heeft kunnen wegnemen. Verdachte heeft ter zitting met zoveel woorden het beeld opgeroepen van iemand, die telkenmale aan een nieuwe fase in zijn leven begint, zeker ook als het gaat om zijn visie op seksualiteit en de uiting van seksuele voorkeuren.
Gelet op het vorenstaande is het hof er geenszins gerust op dat verdachte niet op korte of langere termijn - al dan niet door andermaal gewijzigde opvattingen - opnieuw in soortgelijke fouten zal vervallen, waarbij zijn slachtoffers zowel jongeren als volwassenen zouden kunnen zijn. Het is om die reden dat het hof het ongewenst acht dat verdachte nog op enigerlei wijze als arts werkzaam zal zijn, zodat een onvoorwaardelijke ontzetting uit het beroep van arts van na te melden duur geboden wordt geacht, welke ontzetting ook door de ernst van de bewezen verklaarde feiten gerechtvaardigd wordt.
Bedoelde bijkomende straf zal verdachte zwaar treffen. Om die reden acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, langer dan de duur van de door verdachte ondergane voorlopige hechtenis, niet aangewezen. Daarbij heeft het hof laten meewegen dat verdachte de bewezenverklaarde feiten veelal pleegde in het bijzijn van ouders van zijn slachtoffertjes, als gevolg waarvan die ouders in een vroeg stadium konden ingrijpen, zodat - naar aannemelijk is geworden - de schade in een aantal gevallen beperkt is gebleven.
Wel acht het hof - naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur, gelijk aan die van het voorarrest - oplegging van een langdurige voorwaardelijke vrijheidsstraf op zijn plaats, met na te melden bijzondere voorwaarde, zoals door de deskundige Bullens geadviseerd en met een proeftijd van drie jaar.
Dat, naar aannemelijk is geworden, verdachte ook overigens door de gevolgen van deze zaak zwaar is getroffen, voert het hof niet tot een andere beslissing. Verdachte heeft dat volledig aan zichzelf te wijten, nu niet alleen een eerdere strafrechtelijke veroordeling hem niet van het plegen van (het merendeel van) de bewezen verklaarde feiten heeft weerhouden, maar ook een ernstige waarschuwing van de Inspecteur van de Gezondheidszorg (in 1995) voor hem kennelijk niet voldoende was.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [naam], in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige [naam slachtoffer], wonende te [plaats] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het onder 1 tenlastegelegde tot een bedrag van 10.000,- euro. In hoger beroep is deze vordering wederom aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde bedrag.
Naar het oordeel van het hof is de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafproces. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding. De benadeelde partij kan deze slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten het hof begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 28, 31, 57, 63, 247 (oud), 249 (oud), 249 en 251 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 8 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van DRIEHONDERD ZESTIG DAGEN.
Beveelt dat een op DRIEHONDERD ZEVEN DAGEN bepaald gedeelte van de gevangenisstraf NIET ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van DRIE JAREN aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich in de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, ressort Den Haag, zolang deze instelling dit nodig oordeelt, ook indien zulks inhoudt dat de verdachte onder behandeling blijft van "De Waag".
Verstrekt aan deze instelling opdracht om aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde.
Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Ontzet de verdachte van het recht op uitoefening van het beroep van arts voor de duur van VIJF JAREN.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering tot schadevergoeding slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten die de verdachte in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft gemaakt, welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door mrs Verheij, Van der Putten-Göbbels en Scholten-Hinloopen, in bijzijn van de griffier mr De Vries.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 26 juni 2003.