ECLI:NL:GHSGR:2003:AF9530

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 januari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
803-H-02
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. de Bruijn-Lückers
  • A. Duindam
  • J. van Montfoort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontvankelijkheid van het hoger beroep in familierechtelijke kwestie

In deze zaak heeft de man, verzoeker in hoger beroep, op 29 oktober 2002 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank te 's-Gravenhage van 30 juli 2002. De man verzocht het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en het inleidende verzoek van de vrouw, verweerster in hoger beroep, alsnog af te wijzen. De man heeft zijn appèlschrift ingediend, maar dit voldeed niet aan de wettelijke eisen zoals gesteld in de artikelen 359 Rv en 278 lid 1 Rv. Het hof heeft vastgesteld dat de gronden waarop het beroep berust niet in het appèlschrift zijn vermeld, waardoor de man niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn hoger beroep. De man heeft weliswaar aanvullende gronden ingediend, maar deze kwamen te laat en waren in strijd met een behoorlijke procesorde, aangezien de vrouw pas vijf dagen voor de zitting met deze gronden werd geconfronteerd. Het hof heeft op 15 januari 2003 uitspraak gedaan en de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep. De uitspraak werd gedaan door de rechters M. de Bruijn-Lückers, A. Duindam en J. van Montfoort, met mr. Quarles van Ufford als griffier.

Uitspraak

Uitspraak : 15 januari 2003
Rekestnummer : 803-H-02
Rekestnr. rechtbank : 02-1306
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te Leidschendam,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. A.G.M. Haase,
tegen
[verweerster],
wonende te Leidschendam,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw.
PROCESVERLOOP
De man is op 29 oktober 2002 in hoger beroep gekomen van een beschik-king van de rechtbank te 's-Gravenhage van 30 juli 2002.
Van de zijde van de man zijn bij het hof aanvullende stukken ingekomen bij brieven van 11 november 2002 en 6 december 2002.
Op 11 december 2002 is de ontvankelijkheid van de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn de procureur van de man en de raadsvrouwe van de vrouw, mr. B.J.M. Dubbeld-Haks.
DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET HOGER BEROEP
1. De man heeft een appèlschrift ingediend bij het hof, waarin hij verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en het inleidende verzoek van de vrouw alsnog af te wijzen. De man dient in dit verzoek niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu het ingediende appèlschrift niet voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt. De wet stelt immers in de artikelen 359 Rv jo 278 lid 1 Rv als eis dat het appèlschrift de gronden waarop het beroep berust, vermeldt zodat daaruit kan blijken waarom de bestreden beschikking onjuist wordt geacht. Die gronden staan in het onderhavige appèlschrift niet vermeld, zodat de man in het hoger beroep niet kan worden ontvangen. Weliswaar heeft de man bij brief van 6 december 2002 de gronden van het beroep aangevuld, maar daarmee is nog niet voldaan aan het vereiste van artikel 359 jo 278 lid 1 Rv. Bovendien is een dergelijk handelen in strijd met een behoorlijke procesorde, nu de vrouw eerst vijf dagen voor de zitting met de gronden van het hoger beroep wordt geconfronteerd.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. De Bruijn-Lückers, Duindam en Van Montfoort, bijge-staan door mr. Quarles van Ufford als griffier, en uitgespro-ken ter openbare terecht-zitting van 15 januari 2003.