ECLI:NL:GHSGR:2003:AF9030
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- M. Duindam
- A. Gerretsen-Visser
- C. de Bruijn-Lückers
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake opheffing mentorschap en ontslag mentor
In deze zaak heeft de man, verzoeker in hoger beroep, op 23 januari 2003 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank te 's-Gravenhage van 28 oktober 2002, waarin zijn verzoek tot opheffing van het mentorschap van zijn echtgenote werd afgewezen. De man is 81 jaar oud en zijn echtgenote verblijft in een verpleeghuis vanwege dementie. Op 17 december 2001 werd een mentorschap ingesteld, waarbij [mentor] als mentor werd benoemd. De man verzocht in hoger beroep om de bestreden beschikking te vernietigen en het mentorschap op te heffen, dan wel om de mentor te ontslaan. De mentor heeft verweer gevoerd tegen het beroep van de man.
Tijdens de mondelinge behandeling op 16 april 2003 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun procureurs. Het hof overweegt dat de kantonrechter het mentorschap kan opheffen op verzoek van de betrokkene, zijn mentor, of op vordering van het openbaar ministerie. De man behoort echter niet tot de kring van personen die een verzoek tot opheffing kan indienen, waardoor de kantonrechter de man niet ontvankelijk had moeten verklaren in zijn verzoek.
Het hof concludeert dat de man in zijn verzoek en hoger beroep geen gronden heeft aangevoerd voor de opheffing van het mentorschap, aangezien zijn appèl zich enkel richt tegen de persoon van de mentor en niet tegen het mentorschap zelf. Het hof oordeelt dat de noodzaak van het mentorschap nog steeds bestaat. Ook het subsidiaire verzoek van de man om de mentor te ontslaan wordt afgewezen, omdat de man niet tot de personen behoort die een dergelijk verzoek kunnen indienen en hij bovendien geen andere mentor heeft voorgedragen.
De beslissing van het hof is dat de bestreden beschikking van de rechtbank wordt vernietigd, maar de man wordt alsnog niet-ontvankelijk verklaard in zijn inleidende verzoek.