ECLI:NL:GHSGR:2003:AF8731

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 mei 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200360202
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Klein Breteler
  • A. den Os
  • C. van Os-Lang
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag met een mes tijdens confrontatie in woning

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 13 mei 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage. De verdachte was eerder vrijgesproken van een impliciet primair tenlastegelegde doodslag, maar werd wel veroordeeld voor een impliciet subsidiair tenlastegelegde doodslag tot een gevangenisstraf van zeven jaar. De verdachte heeft in hoger beroep beroep gedaan op noodweer en psychische overmacht, maar het hof verwierp deze verweren. Het hof oordeelde dat de verdachte met opzet het slachtoffer met een mes in de borst heeft gestoken, waarbij hij de aanmerkelijke kans op overlijden van het slachtoffer bewust heeft aanvaard. De verdachte had zich gewapend met een mes naar de woning van het slachtoffer begeven, waar hij een gewelddadige confrontatie heeft uitgelokt. Het hof heeft rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die licht verminderd toerekeningsvatbaar werd geacht, maar oordeelde dat dit niet leidde tot een uitsluiting van de strafbaarheid. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van voorarrest, en werden enkele inbeslaggenomen voorwerpen verbeurd verklaard. De uitspraak benadrukt de ernst van het feit en de impact op de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

parketnummer 0990033302
datum uitspraak 13 mei 2003
tegenspraak
GERECHTSHOF TE'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 20 augustus 2002 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 29 april 2003.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën gevoegd in dit arrest.
3. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het impliciet primair tenlastegelegde vrijgesproken en terzake van het impliciet subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar met aftrek van voorarrest en beslissingen omtrent de inbeslaggenomen voorwerpen als vermeld in het vonnis.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
5. Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte impliciet primair is tenlastegelegd.
De verdachte moet derhalve hiervan worden vrijgesproken.
6. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het impliciet subsidiair tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
BIJLAGE
dat hij op 27 april 2002 te Delft opzettelijk, een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk met een mes, gestoken in de borststreek van de zich in zijn, verdachte’s, nabijheid bevindende [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
7. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
8. Bewijsoverweging
Het hof leidt uit de gebezigde bewijsmiddelen af dat de verdachte het slachtoffer met een mes in de borststreek heeft gestoken. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij met het mes in zijn hand en met gebogen onderarm met de punt recht naar voren in de richting van het slachtoffer liep, terwijl het slachtoffer zich juist in de richting van verdachte bewoog, waardoor deze door het mes van verdachte in de borst werd getroffen.
Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte door zo te handelen willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij het slachtoffer op zodanige wijze zou kunnen raken, dat het slachtoffer als gevolg daarvan zou komen te overlijden en heeft verdachte die kans op dat gevolg ten tijde van zijn gedraging bewust aanvaard.
Het verweer van verdachte, dat hij gestruikeld zou zijn is niet aannemelijk geworden.
Het hof acht derhalve de tenlastegelegde opzet, in de zin van voorwaardelijke opzet, bewezen.
9. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
impliciet subsidiair: doodslag.
10. Strafbaarheid van de verdachte
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte een beroep kan doen op noodweer(exces) aangezien het slachtoffer degene was die de aanval op verdachte direct opende met een opgeheven koevoet.
Dit verweer wordt verworpen.
Verdachte is willens en wetens de confrontatie met het slachtoffer aangegaan terwijl hij een mes bij zich droeg, dat hij -alvorens naar het slachtoffer toe te gaan- bewust bij zich had gestoken omdat hij -naar hij verklaard heeft- beducht was voor de reactie van het slachtoffer, waarvan bekend was, dat deze erg agressief kon zijn. Vervolgens heeft de verdachte door het intrappen van de deur van de woning van het slachtoffer en diens huis binnen te dringen een gewelddadige reactie van het slachtoffer geprovoceerd.
Onder die omstandigheden waarbij het hof opmerkt, dat verdachte de woning van het slachtoffer is binnengedrongen in aanwezigheid van twee andere personen, die met hem mee waren gegaan naar de woning van het slachtoffer, kan het beroep op noodweer c.q. noodweerexces niet slagen.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte voorts aangevoerd -zakelijk weergegeven- dat de verdachte heeft gehandeld in een situatie van psychische overmacht.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte door een externe druk tot handelen tot zijn daad is gekomen. Naar stellen van de verdediging is de verdachte in die wanhopige stemming geraakt als gevolg van de omstandigheid dat het latere slachtoffer de schoonmoeder van verdachte had mishandeld en verdachte tevens werd geconfronteerd met de paniek van zijn zwangere vrouw over die mishandeling.
Het hof verwerpt het beroep op psychische overmacht.
Verdachte heeft zich met zijn zwager en twee andere personen naar de woning van het slachtoffer begeven om hem te zeggen dat hij de schoonmoeder van verdachte met rust moest laten. Door zich, gewapend met een mes, naar de woning van het slachtoffer te begeven, heeft verdachte zich willens en wetens in een situatie gebracht waarin hij na het door hem verwachte handgemeen aan de drang om dit wapen te gebruiken geen weerstand kon bieden.
Het beroep op psychische overmacht kan reeds op die grond niet worden gehonoreerd.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
11. Strafmotivering
De advocaat-generaal mr. Geradts heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het impliciet subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar met aftrek van voorarrest, met beslissingen omtrent de inbeslaggenomen voorwerpen als vermeld in zijn vordering.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft het slachtoffer het meest fundamentele recht, het recht om te leven, ontnomen.
Het is zeker dat de nabestaanden van het slachtoffer hierdoor diep getroffen zijn.
De verdachte heeft met zijn daad tevens gevoelens van geschoktheid en onveiligheid in de maatschappij veroorzaakt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn voorts de volgende omstandigheden gebleken waarmee het hof rekening houdt.
Het feit is gepleegd in het huis van het slachtoffer.
Verdachte is gewapend met een keukenmes samen met twee andere mannen naar de woning van het slachtoffer gegaan.
Verdachte heeft het mes meegenomen om dat zonodig te gebruiken. Vervolgens heeft de verdachte de voordeur van de woning van het slachtoffer ingetrapt en is de woning binnengegaan in aanwezigheid van twee mannen, die met hem mee waren gekomen. Vervolgens heeft de fatale confrontatie met het slachtoffer plaatsgevonden.
Het hof heeft acht geslagen op het psychiatrisch rapport betreffende verdachte d.d. 29 juni 2002, opgesteld door dr. B.A. Blansjaar, psychiater, inhoudende -zakelijk weergegeven- dat betrokkene licht verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht voor het tenlastegelegde
feit op grond van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de vorm van een chronische posttraumatische stress-stoornis.
Het hof neemt deze conclusie over en maakt de conclusie tot de zijne.
Het hof heeft voorts acht geslagen op het psychologisch rapport betreffende verdachte d.d. 1 augustus 2002, opgesteld door drs. F.G. Schilder, GZ-psycholoog, inhoudende -zakelijk weergegeven- dat betrokkene enigszins verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht voor het tenlastegelegde feit op grond van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de vorm van een posttraumatische stress-stoornis.
Geadviseerd wordt dan ook onderzochte dienaangaande te beschouwen als verminderd toerekeningsvatbaar.
Het hof neemt deze conclusie over en maakt de conclusie tot de zijne.
Bij het opleggen van de straf heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking is geweest.
Het hof is van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt.
12. Beslag
De inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 2, 3, 4, 5 en 8 zullen worden verbeurdverklaard, aangezien deze voorwerpen kunnen worden beschouwd als voorwerpen met behulp waarvan het bewezenverklaarde feit is begaan en deze aan de verdachte toebehoren.
Bij de vaststelling van de bijkomende straf van
verbeurdverklaring is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Ten aanzien van de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers 6 en 7 vermelde voorwerpen, zal het hof de teruggave gelasten aan de erfgenamen van het slachtoff[naam]]
Ten aanzien van het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder nummer 1 vermelde voorwerp, zal het hof de teruggave g[naam]]
13. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het impliciet primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het impliciet subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het
bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIJF JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd de op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde voorwerp, genummerd 2, 3, 4, 5 en 8.
Gelast de teruggave aan de erfgenamen van het slachtoffer [naam] van de voorwerpen genoemd op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de nummers 6 en 7.
Gelast de teruggave aan [naam] van het voorwerp genoemd op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, te weten nummer 1.
Dit arrest is gewezen door mrs. Klein Breteler, Den Os en Van Os-Lang, in bijzijn van de griffier Van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 13 mei 2003.