ECLI:NL:GHSGR:2003:AF8341

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 mei 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200029402
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Horstink
  • A. Noordam
  • C. Bakker-Splinter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam inzake ernstige strafbare feiten waaronder verkrachting en mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 1 mei 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, ter beschikkingstelling en verpleging van overheidswege. Het hof heeft de feiten die in de dagvaardingen zijn opgenomen, genummerd en de verdachte is beschuldigd van meerdere ernstige strafbare feiten, waaronder opzettelijke vrijheidsberoving, mishandeling, verkrachting, diefstal en bedreiging met geweld. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis wordt vernietigd en dat de verdachte tot een gevangenisstraf van vier jaar wordt veroordeeld, met een schadevergoeding aan de benadeelde partij. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de ernst van de misdrijven en de impact op de slachtoffers zwaar zijn meegewogen. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat de kans op recidive vergroot. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van € 500,-- en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar. De vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk verklaard, en de verdachte is verplicht tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.

Uitspraak

parketnummers 1003106201, 1003154200 en 1004322401
datum uitspraak 1 mei 2003
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 14 december 2001 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 17 april 2003.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaardingen, waarvan kopieën zijn gevoegd in dit arrest.
Het hof heeft de feiten die in deze dagvaardingen zijn opgenomen, van een doorlopende nummering voorzien.
Het zal die nummering in dit arrest aanhouden.
3. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 1, 2, 3 meer subsidiair, 4 primair, 5, 6 en 7 tenlastege-legde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar met aftrek van voorarrest, en is de ter beschikkingstelling van verdachte gelast en is bevolen dat de verdachte van overheidswege wordt verpleegd.
Voorts is de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [naam], toegewezen tot een bedrag van f.7.500,-- en is aan de verdachte de schadevergoe-dingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [naam], opgelegd tot een bedrag van f.7.500,-- subsidiair 70 dagen hechtenis.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
5. Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtui-gend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2, 3 primair en 3 subsidiair is tenlastegelegd.
De verdachte moet derhalve hiervan worden vrijgesproken.
6. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 meer subsidiair, 4 primair, 5, 6 en 7 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
BIJLAGE
1.
dat hij op 28 december 2000 te Rotterdam opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door met dat opzet die [slachtoffer 1] wederrechtelijk in een woning gelegen aan de Watergeusstraat gedurende enige tijd tegen haar zin vast te houden;
3.
dat hij op 28 december 2000 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), met een mes, in het gezicht heeft gesneden en/of gestoken, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
4.
dat hij op 17 oktober 2000 te Rotterdam door geweld en door bedreiging met geweld iemand, te weten [slachtoffer 2], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het brengen van zijn, verdachtes, vinger in de vagina van die [slachtoffer 2];
het geweld en de bedreiging met geweld hebben bestaan uit het
- (met kracht) vastpakken en/of vasthouden van die [slachtoffer 2] en
- aan die [slachtoffer 2] toevoegen van (de) woorden (van de strekking): “Mijn pik is hard en jij moet maar eens voelen” en/of “Ik maak je dood als je me gaat aangeven” en
- naar beneden trekken van de (onder)broek van die [slachtoffer 2] en
- (met een vlakke hand) slaan in het gezicht van die [slachtoffer 2] en
- vastpakken en/of vasthouden van en/of knijpen in de hals/nek van die [slachtoffer 2];
5.
dat hij op 17 oktober 2000 te Rotterdam op de openbare weg, te weten de Gijsinglaan, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (mobiele) telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 2];
6.
dat hij op 17 oktober 2000 te Rotterdam opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, met dat opzet
- die [slachtoffer 2] met kracht heeft vastgepakt en vastgehouden en
- (vervolgens) die [slachtoffer 2] gedwongen heeft met hem, verdachte, mee te lopen en
- (vervolgens) die [slachtoffer 2] op een (electriciteits)kastje heeft gezet en
- (vervolgens) die [slachtoffer 2] heeft belet daarheen te gaan waarheen zij wilde;
7.
dat hij op of omstreeks 14 februari 2001 te Rotterdam [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- met een mes een of meer stekende en/of zwaaiende bewegingen naar/in de richting van die [slachtoffer 3] gemaakt, althans een mes aan die [slachtoffer 3] getoond en/of voorgehouden en/of
- aan die [slachtoffer 3] dreigend toegevoegd (de) woorden (van de strekking): “Laat me los of ik steek je”.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
7. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandig-heden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
8. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1. Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
3. meer subsidiair: Mishandeling.
4. primair: Verkrachting.
5. Diefstal.
6. Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid
beroven en beroofd houden.
7. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
9. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
10. Strafmotivering
De advocaat-generaal mr. Renckens heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het onder 1, 2, 3 subsidiair, 4 primair, 5, 6 en 7 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar en vier maanden met aftrek van voorarrest en dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en dat de ter beschikking gestelde van overheidswege wordt verpleegd.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij, [naam], wordt toegewezen tot een bedrag van € 3.403,35.
Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd ten behoeve van het slachtoffer, [naam], tot een bedrag van € 3.403,35 subsidiair 60 dagen hechtenis.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling, verkrachting, diefstal, bedreiging en tweemaal aan wederrechtelijke vrijheidsberoving, op de wijze zoals is bewezenverklaard. Daarbij is verdachte gewelddadig en respectloos opgetreden tegen zijn slachtoffers.
Misdrijven als de onderhavige veroorzaken gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en in de maatschappij in het algemeen.
Met betrekking tot het door verdachte gepleegde zedendelict kan als feit van algemene bekendheid worden aangenomen, dat slachtoffers van dit soort delicten vaak langdurig te lijden hebben van de tengevolge van deze delicten opgelopen trauma's en de daardoor veroorzaakte emotionele schade.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 9 april 2003, meermalen is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof heeft acht geslagen op de rapporten van de psychiater dr. B.A. Blansjaar d.d. 11 februari 2003 en van de psycholoog drs. P.C. Geerlings d.d. 21 februari 2003.
Voorts heeft het hof kennisgenomen van de eerder in deze zaak uitgebrachte psychiatrische en psychologische rapportage.
Beide hierboven genoemde deskundigen zijn van mening dat de kans op herhaling aanzienlijk is.
Volgens de psychiater Blansjaar kan de recidivekans waarschijnlijk niet substantieel worden verlaagd door enigerlei vorm van behandeling en is een vrijheidsstraf nog het meest geschikt om deze kans te verlagen.
Onder deze omstandigheden ziet het hof af van oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling, welke maatregel ter zitting werd gevorderd door de advocaat- generaal en ook wordt geadviseerd door de psycholoog Geerlings.
Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, is het hof dan ook van oordeel dat mede gelet op de generale en speciale preventie alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf en dan van na te melden duur passend en geboden is.
Het hof heeft onder ogen gezien dat de mogelijkheid bestaat dat de door het hof opgelegde straf een zwaardere straf zal zijn dan door de advocaat-generaal gevorderd, gelet op het feit dat door het hof minder is bewezenverklaard dan de advocaat-generaal heeft gevorderd, maar meent gezien de ernst van de bewezengeachte feiten dat de als volgt op te leggen straf geboden en gerechtvaardigd is.
11. Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [naam] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 en 3 tenlastegelegde tot een bedrag van € 3.403,35.
In hoger beroep is deze vordering wederom aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde bedrag
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
Het hof is van oordeel dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het ten laste van de verdachte onder 1 en 3 meer subsidiair bewezenverklaarde schade heeft geleden. Het hof zal de vordering van de benadeelde partij in redelijkheid tot een bedrag van € 500,-- toewijzen.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen.
Voor het overige acht het hof de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafproces.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en deze in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
12. Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1 en 3 meer subsidiair strafbare feiten zijn toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 500,-- ten behoeve van het slachtoffer [naam].
13. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 242, 282, 285, 300 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
14. Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 primair en 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 meer subsidiair, 4 primair, 5, 6 en 7 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIER JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam] tot een bedrag van VIJFHONDERD EURO en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering tot schadevergoeding in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met haar vordering heeft gemaakt -welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 500,-- ten behoeve van het slachtoffer [naam], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van 10 dagen.
Bepaalt dat voorzover wordt voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [naam], de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen, alsmede dat voorzover wordt betaald aan de benadeelde partij de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mrs. Horstink, Noordam en Bakker-Splinter, in bijzijn van de griffier Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 1 mei 2003.