ECLI:NL:GHSGR:2003:AF6484
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- M. In 't Velt-Meijer
- A. Schuering
- H. Husson
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de ontvankelijkheid van een ontslagvordering
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 21 februari 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tussen de Stichting Zorg en Welzijn Groep (hierna: Zorg en Welzijn) en een werknemer (hierna: Werknemer). Zorg en Welzijn was in hoger beroep gekomen van een tussenvonnis van de rechtbank Rotterdam, sector kanton, dat op 19 maart 2002 was gewezen. De werknemer had in eerste aanleg een verklaring voor recht gevorderd dat haar ontslag per 19 februari 2001 onregelmatig was en dat de arbeidsovereenkomst pas per 1 maart 2001 was geëindigd. Tevens vorderde zij een schadevergoeding van ƒ 76.050,-- bruto op grond van kennelijk onredelijk ontslag. Zorg en Welzijn voerde aan dat de vordering wegens kennelijk onredelijk ontslag verjaard was.
Het hof heeft geoordeeld dat Zorg en Welzijn niet ontvankelijk is in het hoger beroep. De rechtbank had vastgesteld dat de werknemer ontvankelijk was in haar vorderingen, maar het hof oordeelde dat deze beslissing niet leidde tot een eind aan een deel van de vordering, waardoor het bestreden vonnis een tussenvonnis was. Volgens artikel 337 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is hoger beroep van tussenvonnissen niet mogelijk, tenzij de rechter anders heeft bepaald. In dit geval had de rechter geen hoger beroep toegestaan.
Als gevolg van deze beslissing werd Zorg en Welzijn veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die aan de zijde van de werknemer tot aan deze uitspraak waren vastgesteld op € 193,-- aan griffierecht en € 998,-- aan salaris voor de procureur. Het arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.