rolnummer 2200123002
parketnummer 0975320001
datum uitspraak 25 maart 2003
tegenspraak
GERECHTSHOF TE ''S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 6 maart 2002 in de strafzaak tegen de verdachte:
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 11 maart 2003.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 1, en 2, eerste en tweede cumulatief tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren, met aftrek van voorarrest, met beslissing omtrent het inbeslaggenomene als vermeld in het vonnis, met beslissingen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen als nader in het vonnis omschreven.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2, eerste en tweede cumulatief, telkens als poging tot moord, is tenlastegelegd.
De verdachte moet derhalve hiervan worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 tenlastegelegde moord en het onder 2, eerste en tweede cumulatief, telkens als poging tot doodslag tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
8. Nadere bewijsoverweging ten aanzien van de onder 1 bewezen verklaarde moord
In het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is naar 's hofs oordeel komen vast te staan dat de verdachte met zijn mededader, opzettelijk en met voorbedachten rade het slachtoffer [naam] van het leven heeft beroofd. Het hof heeft hierbij in het bijzonder in aanmerking genomen, dat de verdachte enige tijd voordat hij op het slachtoffer schoot zijn wapen had doorgeladen en tegen zijn mededader gezegd heeft dat als je een pistool laat zien, je het ook moet gebruiken, dat hij, de verdachte, en zijn mededader de patroonhouders van hun wapens van tevoren hebben verwisseld, waardoor de verdachte meer kogels tot zijn beschikking had gekregen, dat de verdachte tegen [naam] tevoren heeft gezegd dat zij weg moest gaan bij [naam] en [naam], en dat de verdachte - zodra hij het slachtoffer op het perron aansprak - zijn vuurwapen (onder zijn oksel) gereed hield, terwijl de verdachte geen enkele aanwijzing had dat [naam] of iemand in diens gezelschap een wapen bij zich droeg, alsmede dat de verdachte, nadat het slachtoffer de hand van de verdachte met het wapen erin had weggeduwd, zijn hand met dat wapen heeft teruggebracht in de positie ter hoogte van het hoofd van het slachtoffer. Bij dit alles wist de verdachte nog niet dat ook zijn mededader diens pistool richtte. In aansluiting op het vorenstaande overweegt het hof dat, door zijn jeugdige mededader van een vuurwapen te voorzien terwijl de verdachte moest aannemen dat deze een onervaren schutter was, de verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn mededader het wapen zou gebruiken en daarmee een of meer personen zou doden.
9. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
Het onder 2, eerste cumulatief, en 2, tweede cumulatief bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
10. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal mr. Van Es heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte van de onder 2 tenlastegelegde pogingen tot moord zal worden vrijgesproken en terzake van de onder 1 tenlastegelegde moord en de onder 2, eerste en tweede cumulatief tenlastegelegde poging tot doodslag zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaren, met aftrek van voorarrest, met onttrekking aan het verkeer van een pistool, kleur zwart, genummerd 1 op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen goederen. Hij concludeert tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij A. [naam], tot een bedrag van € 4.447,-, vermeerderd met de kosten voor rechtsbijstand in hoger beroep, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [naam] tot een bedrag van € 250,-, eveneens met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft op een publieke plaats, het treinstation in Leiden, na een ruzie "om niets", het slachtoffer A. [naam] van korte afstand een - dodelijke - kogel door het hoofd geschoten; vrijwel tegelijk heeft zijn mededader een kogel op een vriend en een vriendin van het slachtoffer afgeschoten. Dat laatstgenoemde twee dit drama hebben overleefd, is geenszins te danken aan het handelen van de verdachte. De verdachte en zijn mededader hebben in de middag voor de escalatie van de situatie op het station bij herhaling de kans gehad zich aan de groeiende spanning tussen hen en het slachtoffer met diens gezelschap te onttrekken, zelfs nog vlak voor het incident, toen hij en zijn mededader de bus naar huis hadden kunnen nemen. De verdachte is echter met zijn mededader, elk met een doorgeladen pistool op zak, de slachtoffers gevolgd tot op het perron van het station. Daar hebben zij wederom de confrontatie gezocht, waarna zij hebben geschoten met alle gevolgen van dien. Dit zijn voor de samenleving schokkende en zeer ernstige feiten met voor de nabestaanden van het slachtoffer A. [naam] onherstelbaar leed en verdriet. Van algemene bekendheid is dat ook de andere beschotenen en de ooggetuigen nog lang angst- gevoelens en psychische schade kunnen ondervinden.
Het hof heeft acht geslagen op de betrekkelijk jonge leeftijd van de verdachte, die kort voor het misdrijf 18 jaar was geworden.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 4 maart 2003, eerder is veroordeeld voor het plegen van geweldsmisdrijven.
Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende reactie vormt.
Het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een pistool, kleur zwart, genummerd 1 op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen goederen, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het onder 1 bewezenverklaarde feit met behulp van dit pistool is begaan, terwijl het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
13. Vordering tot schadevergoeding
13.1 In het onderhavige strafproces heeft [naam], [adres] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 tenlastegelegde tot een bedrag van € 5.581,50.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het - in eerste aanleg toegewezen - bedrag van € 5.581,50.
De raadsman van de verdachte heeft van het gevorderde de post van € 410,55, betreffende kosten in verband met de vakantiewaarneming door mr. Bosch, een kantoorgenoot van de gemachtigde, betwist.
Het hof oordeelt dat de betwiste post naar maatstaven van billijkheid niet als onnodig gemaakt kan worden aanmerkt, nu daartoe geen bijzondere omstandigheden zijn aangevoerd.
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet betwist.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op € 785,50, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 6.367,00 ten behoeve van het slachtoffer [naam].
13.2 In het onderhavige strafproces heeft [naam], [adres] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 tenlastegelegde tot een door de rechtbank nader te bepalen bedrag.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het - in eerste aanleg bepaalde en toegewezen - bedrag van € 250,-.
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn haar vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
14. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 36f, 45, 47, 57, 287 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2, eerste en tweede cumulatief, telkens als poging tot moord tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 als moord en het onder 2, eerste en tweede cumulatief, als telkens poging tot doodslag tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van TIEN JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer een pistool, kleur zwart, genummerd 1 op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen goederen.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij A. [naam], [adres] tot het gevorderde bedrag van VIJFDUIZENDVIJFHONDERDÉÉNENTACHTIG EURO EN VIJFTIG EUROCENT
en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met zijn vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op € 785,50 - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 5.581,50 ten behoeve van het slachtoffer A. [naam], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van honderdenelf dagen.
Bepaalt dat voorzover wordt voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [naam], de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen, alsmede dat voorzover op de hoofdsom wordt betaald aan de benadeelde partij de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij van het bedrag van € 5.581,50 komt te vervallen voor zover door de medeverdachte een bedrag bij wege van schadevergoeding aan deze benadeelde partij is betaald.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 5.581,50 ten behoeve van het slachtoffer [naam] komt te vervallen voor zover de mede-verdachte heeft voldaan aan zijn hun verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van dit slachtoffer.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam], [adres] tot het gevorderde bedrag van TWEEHONDERDENVIJFTIG EURO
en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met haar vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Dit arrest is gewezen door mrs. Koning, Silvis en Mos-Verstraten, in bijzijn van de griffier mr. Hol.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 maart 2003.