rolnummer 2200301702
parketnummer 0990004302
datum uitspraak 18 maart 2003
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 1 juli 2002 in de strafzaak tegen de verdachte:
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 4 maart 2003.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van voorarrest. Daarnaast zijn beslissingen omtrent het inbeslaggenomene en benadeelde partijen genomen als vermeld in het vonnis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
De benadeelde partijen hebben zich opnieuw gevoegd in hoger beroep.
Verzoek tot aanhouding van de zaak
De raadsman van de verdachte heeft nader onderzoek van de psychische toestand van zijn cliënt bepleit, vooral over de vraag of de psychose is veroorzaakt door cannabisgebruik.
Het hof acht zich, gelet op de rapporten en de verklaringen van de getuigen-deskundigen ter terechtzitting in eerste aanleg, voldoende voorgelicht omtrent de persoon van de verdachte. Het verzoek tot onderzoek wordt derhalve afgewezen.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
1.
dat hij op 10 januari 2002 te Rijswijk (Z.H.), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon [slachtoffer 1] van het leven te beroven, opzettelijk met een mes meermalen heeft gestoken in de borst en een hand en het gezicht van de zich in zijn, verdachte’s, nabijheid bevindende [slachtoffer 1], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
dat hij op 10 januari 2002 te Rijswijk (Z.H.), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon [slachtoffer 2] van het leven te beroven, opzettelijk met een mes meermalen heeft gestoken in de buik en een been van de zich in zijn, verdachte’s, nabijheid bevindende [slachtoffer 2], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
dat hij op 10 januari 2002 te Rijswijk (Z.H.), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon [slachtoffer 3] van het leven te beroven, opzettelijk met een mes meermalen heeft gestoken in een bil en de rug van de zich in zijn, verdachte’s, nabijheid bevindende [slachtoffer 3], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1 primair, 2 primair en 3 primair:
Poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu hij ten tijde van het gebeuren verkeerde in een psychose.
Omtrent verdachtes persoonlijkheid is door psychiater [naam] en gezondheidszorgpsycholoog en neuropsycholoog INS [naam] gerapporteerd. In dit rapport staat onder meer dat de verdachte ten tijde van de steekpartij leed aan een psychotische stoornis als gevolg van cannabisgebruik.
De onderzoekers zijn van mening dat verdachte ten tijde van het plegen van de hem tenlastegelegde feiten in een zodanige psychose verkeerde dat deze feiten (indien deze bewezen worden) hem vanuit psychiatrisch en psychologisch perspectief in het geheel niet kunnen worden toegerekend. De verdachte, die langdurig cannabis gebruikte, was nog nooit eerder in een psychose geraakt.
Het hof acht aannemelijk dat de verdachte ten tijde van de steekpartij in een psychose verkeerde en dat deze psychose is veroorzaakt door verdachtes langdurige gebruik van cannabis.
Bij de beoordeling of de verdachte de tenlastegelegde feiten kunnen worden toegerekend acht het hof het volgende van belang.
Het hof acht het een feit van algemene bekendheid dat gebruik van verdovende middelen de geestvermogens kan beïnvloeden. De verdachte was bekend met de werking van cannabis. Naar eigen zeggen gebruikte hij al meer dan veertien jaar bijna dagelijks cannabis. Ook minimaal vierentwintig uren voordat hij in de bus stapte heeft hij cannabis gerookt en heeft hij van een vriend enkele haaltjes gerookt van een sigaret waarin cocaïne en wiet was verwerkt.
De verdachte droeg een mes bij zich. Kort voor het gebeuren heeft de verdachte zich gemeld in een ziekenhuis, met de mededeling dat hij zich niet goed voelde. Ondanks deze voorwaarschuwing dat de verdachte wel eens de controle over zijn geest en lichaam kon gaan verliezen heeft de verdachte het mes bij zich gehouden. De verdachte heeft, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister eerder geweldsmisdrijven gepleegd. Doordat de verdachte zich heeft toegerust met een mes en dit mes op het moment dat hij zich slecht begon te voelen niet heeft weggedaan heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij zou overgaan tot gebruik van dat mes. Blijkens verklaringen van getuigen van de steekpartij was de verdachte volledig door het dolle heen.
Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat de verdachte strafrechtelijk verantwoordelijk moet worden gehouden voor zijn daden en de gevolgen daarvan, nu de opgetreden psychose vanwege zijn drugsgebruik aan de verdachte zelf te wijten is en hij nodeloos een mes is gaan en blijven dragen, althans dat die daden aan hem dienen te worden toegerekend.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal mr Kaptein heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair tenlastegelede zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts vordert zij dat de vordering van de benadeelde partij [naam] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 5.000,- en voor het overige niet-ontvankelijk zal worden verklaard, en dat de vordering van de benadeelde partij [naam] geheel zal worden toegewezen. Ter ondersteuning van deze vorderingen vordert zij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is op 10 januari 2002 in een bus gestapt. Op een gegeven moment is de verdachte opgestaan en is hij in de richting van de buschauffeur gelopen. De verdachte heeft een mes getrokken en heeft op de chauffeur ingestoken. Toen de bus tot stilstand kwam, is de verdachte uitgestapt en heeft hij buiten nog twee personen neergestoken. Deze drie slachtoffers hebben daarbij potentieel dodelijk letsel opgelopen. De buschauffeur is zelfs in zijn hart gestoken en heeft een zware, riskante spoedoperatie moeten ondergaan. Slechts door kordaat ingrijpen van toevallig passerende brandweerlieden is erger voorkomen. Deze gebeurtenissen hebben een zeer schokkend karakter voor de slachtoffers, hun naasten, de vele aanwezigen en hen die beseffen dat dit ook hen kan overkomen. Zij hebben gevoelens van onveiligheid en onrust aangewakkerd. Anderzijds heeft de verdachte in zijn psychotische toestand het toegebrachte leed niet bewust gewild.
Alles afwegend komt het hof tot de conclusie, dat de na te noemen straf passend en geboden is.
Vorderingen tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [naam], wonende te 's-Gravenhage, zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het onder 1 primair tenlastegelegde tot een bedrag van € 10.000,-. In hoger beroep is deze vordering wederom aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde bedrag. De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet, althans niet gemotiveerd betwist.
Het hof acht een vergoeding tot een bedrag van € 5.000,- redelijk.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen. De benadeelde partij dient voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding te worden verklaard. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ook [naam], wonende te Rijswijk (ZH) heeft zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het onder 3 tenlastegelegde tot een bedrag van € 1.135,-. In hoger beroep is deze vordering wederom aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde bedrag. De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet, althans niet gemotiveerd betwist. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met hun vorderingen hebben gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ZES JAREN.
Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam] tot het bedrag van
VIJFDUIZEND EURO (€ 5.000,-) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam] tot het bedrag van
ELFHONDERD EN VIJFENDERTIG EURO (€ 1.135,-) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partijen in verband met hun vorderingen heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moeten maken.
Dit arrest is gewezen door mrs Koning, Van Rijnberk en Korvinus, in bijzijn van de griffier mr De Vries.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 18 maart 2003.