parketnummer 0975407701
datum uitspraak 20 februari 2003
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 28 december 2001 in de strafzaak tegen de verdachte:
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 11 november 2002, 6 januari 2003 en 6 februari 2003.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in hoger beroep op vordering van de advocaat-generaal gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 1, 2 en 3 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en zes maanden, met beslissing omtrent het inbeslaggenomene als vermeld in het vonnis.
De verdachte en de officier van justitie hebben -tijdig- tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt. Zo acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte dienaangaande moet worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
1.
dat hij in de periode van 1 mei 2001 tot en met 16 juni 2001 te Sassenheim en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of een ander heeft gedwongen tot de afgifte van een vrijwaringsbewijs en een auto en een geldbedrag en een boot, toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader welke bedreiging met geweld bestond uit het door hem, verdachte en/of zijn mededader zeggen tegen die [slachtoffer 1] dat –zakelijk weergegeven – [slachtoffer 2] alleen vrij kon komen als die [slachtoffer 1] de auto en het geldbedrag aan verdachte en zijn mededader zou afgeven en tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij, verdachte of zijn mededader, de mannen weer zou bellen, zodat hij, [slachtoffer 1] weer in elkaar geslagen kon worden;
2.
dat hij in de periode van 1 mei 2001 tot en met 12 juni 2001 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededaders, met dat opzet
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (elk) in/naar een schuur/gebouw getrokken en/of geduwd en
- de polsen van die [slachtoffer 1] (met tape) samengebonden en
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] in dat schuur/gebouw mishandeld en
- (vervolgens) die [slachtoffer 2] in dat schuur/gebouw opgesloten (gehouden) en
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] gedwongen om in te stappen in een auto en die [slachtoffer 1] naar Sassenheim gereden en
- die [slachtoffer 2] opgesloten in de kofferbak van een auto en
- (vervolgens) die [slachtoffer 2] naar Lisse, althans elders in Nederland gereden;
3.
dat hij op tijdstippen in de periode van 1 mei 2001 tot en met 12 juni 2001 te Den Dolder, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk
a) [slachtoffer 1] en
b) [slachtoffer 2]
a) (meermalen) tegen het hoofd en lichaam heeft geslagen en geschopt/getrapt en met een schop op de ribben en de rug heeft geslagen en (meermalen) met een tak, althans een hard voorwerp, op de knieen heeft geslagen en
b) (meermalen) tegen het hoofd en het lichaam heeft geslagen en met een stok, althans een hard voorwerp, tegen het (achter)hoofd en de knieen heeft geslagen en (meermalen) met een zweep in het gezicht heeft geslagen,
waardoor deze [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] pijn hebben ondervonden.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
7. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1.
Afpersing terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2. en 3. subsidiair
De voortgezette handeling van:
Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, meermalen gepleegd;
Medeplegen van mishandeling, meermalen gepleegd.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte het verweer gevoerd dat de drie tenlastegelegde feiten één voortgezette handeling vormen. Dientengevolge is volgens de raadsman de in eerste aanleg opgelegde straf en de in hoger beroep gevorderde straf te hoog.
Het hof overweegt ten aanzien van de voortgezette handeling als volgt. Op grond van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is het hof van oordeel dat het onder 1 tenlastegelegde feit, de afpersing, niet voortkomt uit hetzelfde wilsbesluit van de daders ten aanzien van de twee overige tenlastegelegde feiten. Dientengevolge is geen sprake van een voortgezette handeling van de feiten 1, 2 en 3 subsidiair, doch slechts van de feiten 2 en 3 subsidiair.
8. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal mr Van der Horst heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het onder 1, 2 en 3 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en zes maanden.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft samen met zijn mededader [naam] en gereedstaande gemaskerde mannen de slachtoffers [namen] van hun vrijheid beroofd en beroofd gehouden en hen daarbij -om informatie van hen los te krijgen- grof mishandeld, zodanig dat zij als slachtoffers toen voor hun leven hebben gevreesd, waarna de afpersing heeft plaatsgevon-den, een en ander zoals voormeld bewezen verklaard en zoals vervat in de gebezigde bewijsmiddelen.
Deze gebeurtenissen hebben die [namen] als uitermate beangstigend en bedreigend ervaren. Er is dusdoende op brute wijze ernstig inbreuk gemaakt op de hun immer toekomende lichamelijke en geestelijke integriteit; daarvoor is geen rechtvaardiging te vinden. Dergelijk volstrekt verwerpelijk handelen verdient slechts strenge afkeuring en dient met kracht te worden bestreden.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatie-register d.d. 23 december 2002, meermalen is veroordeeld voor het plegen van onder andere geweldsdelicten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Naar het oordeel van het hof komen de ernst en het volstrekt verwerpelijke van de thans bewezenverklaarde misdrijven en de door het hof in aanmerking genomen omstandigheden onvoldoende
tot uitdrukking in zowel de door de eerste rechter opgelegde straf, als in de door de advocaat-generaal in hoger beroep gevorderde straf ook al is daarbij uitgegaan met betrekking tot het derde feit van medeplegen van poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade.
Het is op grond van het voorgaande dat het hof mede uit een oogpunt van generale en speciale preventie, de hierna te vermelden zwaardere straf zal opleggen dan door de eerste rechter is opgelegd en thans door de advocaat-generaal in hoger beroep is gevorderd.
Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en gerechtvaardigde reactie vormt teneinde de verdachte en een ieder in te scherpen zich van zulk handelen zoals bewezenverklaard te onthouden.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen, zoals ook aangegeven op de aan dit arrest gehechte kopie van de beslaglijst, zal het hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten nu niet kan worden vastgesteld aan wie deze voorwerpen toebehoren.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 56, 57, 63, 282, 300 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIJF JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Gelast de bewaring van de inbeslaggenomen voorwerpen zoals aangegeven op de aan dit arrest gehechte kopie van de beslaglijst ten behoeve van de rechthebbende.
Dit arrest is gewezen door mrs Horstink, Van Strien en Zandbergen, in bijzijn van de griffier mr Brouwer.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 februari 2003.