rolnummer 2200298902
parketnummer 0903789201
datum uitspraak 14 maart 2003
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 19 juni 2002 in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [plaats] op [datum].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 28 februari 2003.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën gevoegd in dit arrest.
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van voorarrest, met verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen voorwerp als vermeld in het vonnis en beslissingen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen als vermeld in het vonnis en oplegging van schadevergoedingsmaatregelen.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 4, 6, 7, 8, 9 en 10 is tenlastegelegd.
Het hof overweegt daarbij dat met name het grote tijdsverloop tussen het gestelde eerste contact met verdachte en het moment van de stemherkenning op basis van de uitzending in het televisieprogramma van Peter R. de Vries, niet kan bijdragen tot de overtuiging dat het telkens gaat om één en dezelfde stem, namelijk die van de verdachte. Daarbij heeft het hof ook gelet op de verklaring van de ter terechtzitting in hoger beroep van 28 februari 2003 gehoorde getuige-deskundige inhoudende dat de herkenning door langdurig tijdsverloop sterk terugloopt.
De verdachte moet derhalve hiervan worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 5 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
8. Rechtmatigheid van het bewijs
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat hetgeen de advocaat H. heeft verklaard inzake de stortingen op een aan zijn advocatenkantoor afgegeven rekening ten behoeve van derden, strijdig is met de geheimhoudingsplicht die H. als advocaat tegenover zijn -van die rekening gebruikmakende- cliënt heeft en derhalve als onrechtmatig moet worden aangemerkt.
Het hof passeert het verweer van de raadsman reeds daarom omdat de bedoelde verklaring niet voor het bewijs wordt gebezigd.
9. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1:
het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
2:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
3 en 5:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
10. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van voorarrest, met verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen voorwerp als vermeld in de vordering en beslissingen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen als vermeld in de vordering en oplegging van schadevergoedingsmaatregelen.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan deelneming aan een misdadige organisatie, welke organisatie, actief was in het plegen van afpersing van bedrijven. Na het slijpen van gereedschappen werden hoge bedragen in rekening gebracht en bij niet betalen bedreigingen geuit. Ook het "thuisfront" van ondernemers werd soms in de geuite bedreigingen betrokken. Diverse benadeelden hebben uit angst grote geldbedragen betaald.
Verdachte heeft met anderen doelbewust uit grof winstbejag gehandeld, zonder zich te bekommeren om de slachtoffers van de afpersingen en de aangerichte psychische en materiële schade.
De bewezenverklaarde feiten 2, 3 en 5 zijn door de slachtoffers als buitengewoon bedreigend ervaren en te verwachten valt dat zij nog geruime tijd zullen lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen hen is aangedaan. Daarnaast hebben deze feiten bij de burgers angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg gebracht.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister, eerder op 26 januari 1996 tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is van oordeel dat het optreden van de politie naar de gedupeerde burgers toe laks althans te terughoudend is geweest, maar dat deze houding van de politie niet iets is dat ten voordele van de verdachte dient uit te vallen.
Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt.
Het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een blauw telefoontoestel, merk Motorola, klein model zonder simkaart, dient te worden verbeurdverklaard, aangezien met behulp van dit aan verdachte toebehorende voorwerp tenminste één van de bewezenverklaarde feiten is begaan.
Bij de vaststelling van de bijkomende straf van verbeurdverklaring is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
13. Vorderingen tot schadevergoeding
1. In het onderhavige strafproces heeft J.K. zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 6 tenlastegelegde tot een bedrag van € 18.831,88 euro.
In hoger beroep is deze vordering wederom aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde bedrag
Nu de verdachte terzake van het onder 6 tenlastegelegde wordt vrijgesproken dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering tot vergoeding van de als gevolg van dat feit geleden schade.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten het hof begroot op nihil.
2. In het onderhavige strafproces heeft M.N. zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 8 tenlastegelegde tot een bedrag van € 4.163,- euro
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het - in eerste aanleg toegewezen - bedrag van € 3.163,- euro.
Nu de verdachte terzake van het onder 8 tenlastegelegde wordt vrijgesproken dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering tot vergoeding van de als gevolg van dat feit geleden schade.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten het hof begroot op nihil.
14. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 45, 57, 140, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het aan de verdachte onder 4, 6, 7, 8, 9 en 10 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder onder 1, 2, 3 en 5 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van DRIE JAAR EN ZES MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd het op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde voorwerp te weten een blauw telefoontoestel, merk Motorola, klein model zonder simkaart.
Verklaart de benadeelde partij J. K. niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten die de verdachte in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft gemaakt, welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij M.N. niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten die de verdachte in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft gemaakt, welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door
mrs. Stoker-Klein, Klein Breteler en Filippini,
in bijzijn van de griffier Van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 14 maart 2003.