ECLI:NL:GHSGR:2003:AF5899

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
11 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200380802
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Koning
  • M. Bijloos
  • J. Marquart Scholtz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invoer van cocaïne vanuit Venezuela en de rol van de verdachte in de drugshandel

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 11 maart 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Rotterdam. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk invoeren van ongeveer 80 kilogram cocaïne vanuit Venezuela naar Nederland, in de periode van 1 september 2001 tot en met 5 november 2001. Het hof oordeelde dat de verdachte, samen met medeverdachten, opzettelijk handelingen had verricht die leidden tot de invoer van deze harddrugs. Dit omvatte het oprichten van een eenmanszaak, het huren van een loods, en het onderhouden van contact met een Venezolaanse leverancier en een transportbedrijf. Het hof stelde vast dat de verdachte zich bewust had laten gebruiken door anderen die betrokken waren bij de drugshandel.

Het hof benadrukte dat de invoer van cocaïne een ernstige bedreiging vormt voor de volksgezondheid en vaak gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit. De verdachte had geen aannemelijke verklaring voor zijn betrokkenheid en zijn gedrag, vooral in de dagen voorafgaand aan de inbeslagname van de cocaïne, was verdacht. Het hof oordeelde dat de verdachte een essentiële rol had gespeeld in het transport van de cocaïne naar Nederland.

De uitspraak van het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank, waarbij de verdachte in eerste aanleg was vrijgesproken. Het hof verklaarde bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit had begaan en veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van voorarrest. De beslissing is genomen op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze naar voren waren gekomen tijdens het proces.

Uitspraak

rolnummer 2200380802
parketnummer 1015010101
datum uitspraak 11 maart 2003
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 10 juni 2002 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 25 februari 2003.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
3. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het bij inleidende dagvaarding tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
5. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
BIJLAGE:
dat hij in of omstreeks de periode van 1 september 2001 tot en met 05 november 2001 te Rotterdam en/of Lelystad en/of te Hilversum en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met (een) ander(en), opzettelijk per schip vanuit Venezuela, binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 80 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, (verborgen in pallets),
immers hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk een of meer van de volgende handelingen verricht:
- een eenmanszaak opgericht en
- een faxapparaat gekocht en
- een loods gehuurd te Lelystad en
- meermalen contact onderhouden met INCA International (te Venezuela) over de bestelde/gefactureerde goederen en
- meermalen overleg gevoerd met [rederij/havenbedrijf] over de afhandeling van de container en
- meermalen informatie over het verloop van het transport van de container, inhoudende te Venezuela bestelde goederen, verstrekt aan een mededader en
- overleg gevoerd met een transportbedrijf [naam] (te Rotterdam) over het afleveren van de container en
- een vorkheftruck en een pompwagen gehuurd (bij verhuurbedrijf te Almere) en
- een (recipro) zaag(machine) gehuurd (bij verhuurbedrijf te Amsterdam);
zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
6. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Naar het oordeel van het hof is algemeen bekend dat het zeer veel voorkomt dat harddrugs vanuit Zuid-Amerikaanse landen per schip, verborgen in of met goederen, Nederland worden binnengebracht.
De verdachte hield zich blijkens zijn uitlatingen bezig met de gedachte aan invoer van cocaïne. De verdachte is met een medeverdachte zakelijk in zee gegaan zonder de minste poging de achtergrond, betrouwbaarheid of verhalen van deze na te gaan, zelfs niet toen deze hem een zaktelefoon gaf, uitsluitend bestemd voor onderling gebruik. Voor zijn gedrag en ontmoetingen, in het bijzonder op 12 en 13 november 2001, heeft de verdachte geen aannemelijke verklaring gegeven. Hij heeft geen verantwoording afgelegd over zijn betrekkingen tot 14 november 2001 met [naam], die na 12 november, met anderen als belanghebbenden, de verdachte en personen in zijn omgeving hebben bedreigd, hem verdenkend van het achteroverdrukken van cocaïne in de dagen voordat hun bleek van de inbeslagneming daarvan.
Uit deze houding in de gegeven omstandigheden leidt het hof af dat de verdachte zich welbewust heeft laten gebruiken door dan wel bewust heeft meegewerkt met anderen die in het land van oorsprong het transport van de cocaïne naar Nederland hebben verzorgd.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
7. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid aanhef en onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
8. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
9. Strafmotivering
De advocaat-generaal mr. Kaptein heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de invoer van een grote hoeveelheid cocaïne binnen het grondgebied van Nederland. Bi j de verwezenlijking van dit transport heeft de verdachte een essentiële rol gespeeld.
Dit delict draagt bij aan de handel in en het gebruik van cocaïne, waardoor de volksgezondheid wordt bedreigd. Bovendien leidt de handel in verdovende middelen veelal tot samenhangende vormen van ernstige criminaliteit.
Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende reactie vormt.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezen-verklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIER JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mrs. Koning, Bijloos en Marquart Scholtz, in bijzijn van de griffier mr. Postma.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 11 maart 2003.
Mr. Bijloos is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.